2003
Voorbereiding op zendingswerk
Mei 2003


Voorbereiding op zendingswerk

Het is zo belangrijk dat vaders en zoons als voorbereiding op een zending samen aan de grondbeginselen werken.

Onlangs sprak een teruggekeerde zendeling tijdens een ringconferentie over voorbereiding op een voltijdzending. Hij vergeleek dat met een vader die tegen zijn zoon zegt: ‘Ik zal blij zijn als je je eerste basketbalwedstrijd speelt, zodat je kunt leren dribbelen en schieten.’ Hij vergeleek dat voorbeeld met een vader die tegen zijn zoon zegt: ‘Ik zal blij zijn als je op zending gaat, zodat je het evangelie kunt verkondigen en een goed mens kunt worden.’ Deze vergelijking had veel invloed op mij toen ik over mijn leven nadacht.

Toen ik jong was wilde ik voor alles basketballen. Gelukkig had ik een vader die enthousiast was om het verlangen van zijn zoon mee te helpen verwezenlijken. Mijn vader en ik oefenden urenlang met een basketbal in onze kleine keuken. Ik luisterde altijd naar de verslagen van basketbalwedstrijden op de radio en droomde ervan om ooit deel uit te maken van een universiteitsteam. Ik dacht er toen niet aan om op zending te gaan, en bereidde me daarom ook niet voor. In een poging om mijn leven in balans te brengen, aanvaardde mijn vader — die al jaren geen taak in de kerk had gehad — de roeping om mijn hopman te worden. Hij deed alles volgens het boekje, en door zijn ijver konden mijn vrienden en ik kroonverkenner worden. Ik besef nu dat scouting een goede voorbereiding op een zending is.

Mijn droom ging in vervulling toen ik voor het basketbalteam van de Utah State University mocht spelen. Tijdens mijn tweede jaar op die universiteit raakte ik bevriend met een teruggekeerde zendeling. Door zijn voorbeeld begon ik naar mijn studiegenoten en de leden van het basketbalteam te kijken. En ik besefte dat vooral de teruggekeerde zendelingen voor mij een voorbeeld waren. Met de liefdevolle hulp van mijn goede vriend — en zeker ook door het voorbeeld en de gebeden van mijn moeder — veranderden mijn verlangens. Na mijn tweede jaar op de universiteit werd ik geroepen om naar het zendingsgebied West-Canada te gaan.

Toen ik drie maanden op zending was, kreeg ik een nieuwe collega, uit Idaho. We waren pas een paar dagen samen toen ik iets belangrijks ontdekte: mijn nieuwe collega kende het evangelie, terwijl ik eigenlijk alleen de zendelingenlessen kende. Ik wenste dat ik me net zo goed had voorbereid op zendingswerk als dat ik me had voorbereid op basketballen. Mijn collega had zich zijn hele leven op zijn zending voorbereid en was meteen een waardevol lid van het team. Het is zo belangrijk dat vaders en zoons als voorbereiding op een zending samen aan de grondbeginselen werken.

Ik vind dat je basketbal goed met zendingswerk kunt vergelijken. Basketbal bestaat niet alleen uit wedstrijden spelen, maar ook uit urenlang oefenen en trainen. Het belangrijke werk van het redden van zielen wordt niet beperkt tot de twee jaar dat je op zending bent, maar je moet jarenlang rechtschapen leven en je voorbereiden om voor een zending in aanmerking te komen.

Op 11 januari 2003 heeft president Gordon B. Hinckley tijdens de satellietuitzending training priesterschapsleiders tot de priesterschapsleiders over zendingswerk gesproken. Naar aanleiding van zijn woorden zijn wij allen gaan nadenken over onze taak om het evangelie te verkondigen. President Hinckley heeft gezegd: ‘De tijd is gekomen om de normen te verhogen voor hen die een roeping ontvangen om als afgezant van de Heer Jezus Christus de wereld in te gaan.’ (‘Missionary Service’, First Worldwide Leadership Training Meeting, januari 2003, p. 17.)

Er zijn twee aspecten die we moeten overwegen als we de norm voor zendingswerk verhogen. Ten eerste moeten jongemannen en jongevrouwen van jongs af aan worden voorbereid. In de brief waarin het een aantal wijzigingen in het programma van de jongemannen en de jongevrouwen aankondigt, schrijft het Eerste Presidium: ‘Als de jongeren aan die doelen werken, zullen ze vaardigheden en eigenschappen ontwikkelen die hen naar de tempel zullen leiden en hen voorbereiden op een leven vol dienstbaarheid aan hun gezin en de Heer.’ (Brief van het Eerste Presidium, 28 september 2001.) Luister aandachtig naar de uitdrukking — ‘vaardigheden en eigenschappen ontwikkelen’. Als ouders en jeugdleiders moeten we onze jongeren helpen om deze vaardigheden en eigenschappen vast te stellen.

Het tweede aspect is: de gedragsnormen naleven en de geboden van God onderhouden. Sommige jongemannen denken dat ze de geboden kunnen overtreden, een jaar voordat ze op zending willen gaan met de bisschop kunnen spreken en dan nog steeds aan de vereisten voor een zending kunnen voldoen. Het bekeringsproces houdt veel meer in dan een geplande belijdenis en een daarop volgende wachttijd. We horen vaak de volgende vraag van iemand die zijn zonden komt belijden: ‘Hoe lang moet ik wachten voordat ik op zending kan gaan?’ We moeten echter wel bedenken dat bekering niet alleen een wachttijd is. De Heiland heeft gezegd: ‘En gij zult Mij als offerande een gebroken hart en een verslagen geest offeren. En wie ook tot Mij komt met een gebroken hart en een verslagen geest, zal Ik met vuur en met de Heilige Geest dopen’ (3 Nephi 9:20).

Wij moeten dat vuur nu doen opvlammen. President Hinckley heeft gezegd: ‘Wij kunnen gewoon niet toestaan dat zij die het niet waardig zijn, de wereld ingaan om de blijde boodschap van het evangelie te brengen.’ (First Worldwide Leadership Training Meeting, Jan. 2003, p. 17). Het Eerste Presidium heeft verklaard dat er bepaalde overtredingen zijn waardoor een jongeman of jongevrouw niet in aanmerking komt voor een zending. (Zie ‘Verklaring inzake zendingswerk van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen’, 11 december 2002.)

President James E. Faust heeft gezegd: ‘Er moet een aantal onvoorwaardelijke eisen zijn. Er zijn bepaalde dingen die we nooit mogen doen, grenzen die we nooit mogen overtreden, beloften die we nooit mogen verbreken, woorden die we nooit mogen spreken en gedachten die we nooit mogen koesteren.’ (“Integrity, the Mother of Many Virtues,” Ensign, mei 1982, p. 48.)

De lat voor zendingswerk is hoger gelegd. ‘Leden die niet voldoen aan de fysieke, mentale en emotionele eisen van een voltijdzending zijn geëxcuseerd (…). Ze kunnen zich op andere manieren verdienstelijk maken.’ (‘Verklaring inzake zendingswerk van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen’, 11 december 2002.) Wij geloven dat als wij de richtlijnen van het Eerste Presidium in acht nemen, het aantal goede en goed voorbereide zendelingen zal toenemen.

Vaak bewonderen we bepaalde atleten, en proberen onze vaardigheden te ontwikkelen zodat we hun prestaties kunnen evenaren. Er zijn in ons geestelijk leven ook grote voorbeelden die we kunnen volgen, van wie onze Heer en Heiland, Jezus Christus, de grootste is. Hij beantwoordde deze vraag van Tomas: ‘Hoe weten wij dan de weg?’ (Johannes 14:5.)

In de Schrift staat: ‘Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg (…)’ (Johannes 14:6). In 2 Nephi lezen we: ‘Welnu, mijn geliefde broederen, kunnen wij Jezus volgen, indien wij niet gewillig zijn, de geboden des Vaders te onderhouden?’ (2 Nephi 31:10.)

Jonge vrienden, er zijn veel mensen die ‘de weg’ van de Heiland volgen. Je kunt ernaar streven hun voorbeeld te volgen als je je op een zending voorbereidt. Je kunt ze thuis, in de kerk en onder je vrienden vinden. Zelfs nu beschouw ik mijn dierbare vrienden die voor mij een voorbeeld van gehoorzaamheid aan de Heiland zijn geweest, als een van mijn grootste zegeningen.

Ik bid dat jullie ijverig aan je rechtschapen verlangens zullen werken, dat jullie in alles succesvol zullen zijn, en dat jullie, zoals ouderling M. Russell Ballard heeft gezegd, ‘de beste generatie zendelingen in de geschiedenis van de kerk’ zullen zijn. (‘De beste generatie zendelingen’, Liahona, november 2002, p. 47.)

Ik getuig, net als president Hinckley onlangs over zendingswerk heeft gezegd, dat ‘er geen groter of belangrijker werk is.’ (First Worldwide Leadership Training Meeting, januari 2003, p. 21.) In de naam van Jezus Christus. Amen.