2003
Vergevensgezindheid verandert verbittering in liefde
Mei 2003


Vergevensgezindheid verandert verbittering in liefde

Vergeving houdt in dat problemen uit het verleden onze toekomst niet meer bepalen. Dan kunnen we ons met de liefde van God in het hart op de toekomst voorbereiden.

Wat heeft de Heer een gaven van de Geest aan ouderling Nelson gegeven. Zijn talenten zijn niet alleen de kerk tot zegen, maar de hele wereld.

Ik wil het vandaag hebben over vergevensgezindheid.

Ik ben opgegroeid in een agrarisch dorpje waar water het levenssap van de gemeenschap was. Ik kan me nog herinneren dat de inwoners zich voortdurend zorgen maakten en in gebed gingen over regen, irrigatierechten en water in het algemeen. Soms plagen mijn kinderen me; ze zeggen dat ze niemand kennen die zich zo druk heeft gemaakt over regen als ik. Dan leg ik uit dat ze wel gelijk hebben, maar dat regen daar meer was dan een onderwerp om je druk over te maken. De regen was essentieel om te overleven.

Door de extreme weersomstandigheden gedroegen de mensen zich niet altijd even netjes. Af en toe maakten de buren ruzie als ze vonden dat iemand te veel water uit het irrigatiekanaal had gehaald. Zo begon de ruzie tussen twee mannen die bij ons in de buurt woonden. Ik zal ze Chris en Piet noemen. Ze kregen ruzie over het water in het irrigatiekanaal dat ze allebei gebruikten. Het begon vrij onschuldig, maar in de loop der jaren groeide de onenigheid uit tot afkeer, ruzie en zelfs bedreigingen.

Op een ochtend in juli vonden beide mannen dat ze te weinig water hadden. Ze gingen allebei naar het kanaal om te kijken wat er aan de hand was. Ze waren er van overtuigd dat de ander het water gestolen had. Ze kwamen tegelijkertijd bij het hek aan. Ze begonnen ruzie te maken en te vechten. Piet was een grote, sterke kerel. Chris was klein, pezig en krachtig. In het heetst van de strijd gebruikten de mannen de schop die ze bij zich hadden als wapen. Piet sloeg Chris met de schop op zijn oog, waardoor hij aan die kant blind werd.

Maanden en jaren gingen voorbij, maar Chris kon het niet vergeten, laat staan vergeven. Hij bleef kwaad over het verlies van zijn oog, en zijn haatgevoelens werden steeds sterker. Chris liep op een dag zijn schuur in, haalde zijn geweer van het rek, stapte op zijn paard en reed naar het hek bij het kanaal. Hij damde het kanaal van Piet af en wist dat hij zou komen kijken wat er aan de hand was. Toen verborg Chris zich in de bosjes en wachtte. Toen Piet verscheen, schoot Chris hem dood. Hij stapte weer op zijn paard, reed naar huis en belde de politie om te zeggen dat hij Piet had doodgeschoten.

Mijn vader werd gevraagd om deel van de jury uit te maken toen Chris voor moord moest terechtstaan. Hij verklaarde zich onbevoegd vanwege zijn jarenlange vriendschap met de beide mannen en hun gezin. Chris werd veroordeeld en kreeg levenslang.

Vele jaren later vroeg de vrouw van Chris aan mijn vader of hij een verzoekschrift aan de gouverneur wilde ondertekenen om haar man vrij te laten, die na al die jaren in de gevangenis erg ziek was geworden. Mijn vader ondertekende het verzoekschrift. Een paar dagen later kwamen twee volwassen zoons van Piet aan de deur. Ze waren boos en ontsteld. Ze zeiden dat veel mensen het verzoekschrift hadden ondertekend omdat mijn vader dat had gedaan. Ze vroegen of mijn vader zijn naam wilde verwijderen. Hij zei nee. Hij vond dat Chris al genoeg geleden had. Chris had al die jaren in de gevangenis gezeten voor die afschuwelijke moord. Hij wilde dat Chris op fatsoenlijke wijze begraven zou worden, bij zijn familieleden.

De zoons van Piet waren woedend en zeiden: ‘Als hij wordt vrijgelaten zullen we hem en zijn gezin kwaad doen.’

Chris werd uiteindelijk vrijgelaten om thuis bij zijn familieleden te sterven. Gelukkig vond er geen geweld meer plaats tussen de twee families. Mijn vader heeft vaak getreurd om Chris en Piet, twee buren die als kind vriendschap hadden gesloten, die zich door hun woede hadden laten meeslepen en hun leven hadden vernietigd. Het is verschrikkelijk dat de situatie op dat moment door woede uit de hand liep — waardoor uiteindelijk een van de mannen werd vermoord — en alleen omdat twee mannen een geschil hadden over een beetje water en elkaar niet konden vergeven.

De Heiland heeft gezegd: ‘Wees vriendelijk jegens uw tegenpartij, tijdig, terwijl gij nog met hem onderweg zijt’,1 waarmee Hij ons gebiedt om onze meningsverschillen snel op te lossen, zodat ze niet uit de hand lopen en tot lichamelijk of geestelijke geweld leiden.

Dit beginsel is vooral thuis van toepassing. Het eigenlijke probleem is dan misschien niet het water, maar door de telestiale aard van de aarde hebben wij allemaal wel — reële of veronderstelde — redenen om ergens aanstoot aan te nemen. Hoe reageren we? Nemen we er aanstoot aan? Hebben we iets aan te merken? Laten we ons door een gevoelsuitbarsting leiden?

President Brigham Young heeft aanstoot nemen ooit vergeleken met een slangenbeet krijgen. Hij zei: ‘We kunnen op twee manieren reageren als we door een ratelslang gebeten worden. We kunnen boos, angstig en wraakzuchtig het beest achtervolgen en doden. Of we kunnen het vergif zo snel mogelijk uit ons lichaam verwijderen. Als we het laatste doen, blijven we waarschijnlijk leven, maar als we het eerste doen, leven we waarschijnlijk niet lang genoeg om de wraakactie te volbrengen.’2

Ik wil wel graag opmerken dat we thuis goed moeten oppassen dat we geen geestelijke of emotionele slangenbeten veroorzaken! In de hedendaagse cultuur worden deugden als vergevensgezindheid en vriendelijkheid gebagatelliseerd, terwijl spot, boosheid en harde kritiek worden aangemoedigd. Als we niet voorzichtig zijn, kunnen we thuis aan dergelijke gewoonten ten prooi vallen. Dan gaan we kritiek leveren op onze huwelijkspartner, kinderen en familieleden. Laten we de mensen die we het meest liefhebben niet door zelfzuchtige kritiek pijn doen. Als we thuis kleine meningsverschillen en kleinzielige kritiek ongehinderd toelaten, kan dat onze relatie vergiftigen en tot vervreemding, mishandeling en echtscheiding leiden. Maar net als bij het verwijderen van het vergif van de slang moeten we ‘zo snel mogelijk’ meningsverschillen oplossen, spot verdrijven, kritiek vermijden en afkeer en woede verwijderen. We mogen zulke gevaarlijke gevoelsuitbarstingen geen ruimte geven — niet één keer.

Laten we het droevige verhaal van Piet en Chris eens met Jozef uit Egypte vergelijken. Zijn broers waren jaloers en hadden een hekel aan hem. Ze wilden hem doden, maar verkochten hem uiteindelijk als slaaf. Jozef kwam in Egypte terecht en streed jarenlang om vanuit slavernij hogerop te komen. In die moeilijke jaren had Jozef zijn broers kunnen vervloeken en naar wraak dorsten. Misschien had hij zijn eigen leed kunnen verzachten door zijn wraak te beramen. Maar dat deed hij niet.

Na verloop van tijd werd Jozef heerser over heel Egypte, onderkoning van Farao. Tijdens een verschrikkelijke hongersnood kwamen zijn broers naar Egypte om voedsel te halen. Zij herkenden Jozef niet en knielden voor hem neer vanwege zijn hoge positie. Op dat moment had Jozef zeker de kans om wraak te nemen. Hij had zijn broers in de gevangenis kunnen werpen of ter dood kunnen veroordelen. Maar in plaats daarvan gaf hij blijk van vergevensgezindheid. Hij zei: ‘Ik ben uw broeder Jozef, die gij naar Egypte verkocht hebt. Maar weest nu niet verdrietig en ziet er niet zo ontsteld uit, omdat gij mij hierheen verkocht hebt, want om u in het leven te behouden heeft God mij voor u uit gezonden (…) om voor u een groot aantal geredden in het leven te behouden. Dus zijt gij het niet, die mij hierheen gezonden hebt, maar God.’3

Omdat Jozef bereid was te vergeven, werd zijn verbittering in liefde omgezet.

Ik wil graag duidelijk maken dat vergeving van zonden niet hetzelfde is als het gedogen van kwaad. In de Bijbelvertaling van Joseph Smith heeft de Heer gezegd dat wij rechtvaardig moeten oordelen.4 De Heiland verwacht van ons dat wij het kwaad in alle vormen verzaken en bestrijden. En hoewel we onze naasten die ons leed berokkenen moeten vergeven, moeten we er ook aan werken om herhaling van dat leed te voorkomen. Een vrouw die mishandeld wordt, neemt geen wraak, maar kan wel stappen ondernemen om verdere mishandeling te voorkomen. Een zakenman die oneerlijk behandeld wordt, mag de oneerlijke persoon niet haten, maar kan wel de nodige stappen nemen om de zaak recht te zetten. Vergevensgezindheid houdt niet in dat wij het kwaad accepteren of gedogen. Er wordt niet van ons verwacht dat wij het kwaad in de wereld en in ons leven negeren. Maar als we tegen zonde strijden, mogen we ons niet door haat of woede laten leiden.

De Heiland heeft gezegd: ‘Daarom zeg Ik tot u, dat gij elkander dient te vergeven; want hij, die zijn broeder zijn overtredingen niet vergeeft, staat veroordeeld voor de Here, want in hem verblijft groter zonde.’5

Dat wil niet zeggen dat vergeving gemakkelijk is. Als iemand ons of een van onze dierbaren pijn heeft gedaan, kan die pijn bijna onverdraaglijk zijn. Dan kunnen we het gevoel krijgen dat de pijn of het onrecht het belangrijkste in de wereld is, en dat we geen andere keus hebben dan wraak nemen. Maar Christus, de Vredevorst, leert ons een betere methode. Iemand vergeven die ons iets heeft aangedaan, kan heel moeilijk zijn. Maar als we dat toch doen, hebben we betere toekomstkansen. Dan wordt ons leven niet meer door het wangedrag van anderen bepaald. Als we anderen vergeven, zijn we vrij om te kiezen hoe we willen leven. Vergeving houdt in dat problemen uit het verleden onze toekomst niet meer bepalen. Dan kunnen we ons met de liefde van God in het hart op de toekomst voorbereiden.

Mogen de zaden van wrok waar mijn buren door werden geplaagd, nooit wortel schieten bij ons thuis. Mogen wij onze hemelse Vader vragen ons te helpen bij het overwinnen van dwaze trots, afkeer en kleinzieligheid. Mogen wij met zijn hulp vergeven en liefhebben, zodat we in harmonie leven met onze Heiland, anderen en onszelf. ‘Gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.’6 In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Matteüs 5:25.

  2. Aangehaald in Marion D. Hanks, ‘Forgiveness: The Ultimate Form of Love’, Ensign, januari 1974, p. 21.

  3. Genesis 45:4–5, 7–8.

  4. Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 7:1.

  5. LV 64:9.

  6. Kolossenzen 3:13.