Leringen van kerkpresidenten
De verzoening van Jezus Christus


Hoofdstuk 7

De verzoening van Jezus Christus

De verzoening van Jezus Christus is het fundamentele heilsbeginsel en de bron van hoop voor alle mensen.

Uit het leven van Wilford Woodruff

Toen ouderling Wilford Woodruff aan zijn bediening als apostel begon, waren zijn collega’s en hij in de Verenigde Staten en Engeland aan het werk onder mensen die Jezus Christus eerden als de Zoon van God en de Verlosser van de mensheid. Wetend dat hun toehoorders al een basisgeloof in de verzoening van Jezus Christus hadden, concentreerden zij zich in hun prediking op onderwerpen zoals de roeping van de profeet Joseph Smith, het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon en de herstelling van het priesterschap.1 Maar als mensen de leer van de verzoening in twijfel trokken, weerlegde ouderling Woodruff hun beweringen met een krachtig en duidelijk weerwoord. Hij getuigde dat ‘het doel van de zending van Christus op aarde was om Zichzelf als offerande op te offeren om de mensheid van de eeuwige dood te verlossen.’2

In 1845 gaf een kerklid in Groot-Brittannië een pamflet uit waarin gesteld werd dat Jezus Christus niet voor de verlossing van de mensheid hoefde te lijden en sterven. Ouderling Woodruff, die destijds de presiderende autoriteit van de kerk in Groot-Brittannië was, weerlegde deze bewering publiekelijk met een artikel dat hij ‘De redelijkheid van de verzoening’ noemde. Met het publiceren van dat artikel hoopte hij ervoor te zorgen ‘dat allen de opvattingen van [de kerk] over dit onderwerp mogen begrijpen, en dat de heiligen Gods voorbereid mogen worden om de aanslagen van de grote vijand van het heil van de mens te weerstaan, en tevens om hen die geloven in Gods openbaringen gerust te stellen wat deze kwestie betreft.’3 Zijn woorden, die zowel de valse leer verwierpen als de Heiland loofden, onthulden zijn blijvende liefde voor de Heer en zijn enorme dankbaarheid voor het verlossingsplan.

Hij zei het te betreuren dat de geest van de man die het pamflet had geschreven ‘zozeer was overweldigd door de duistere krachten dat hij zo ver van de orde en raad van Gods koninkrijk was afgeweken’. Hij zei: ‘Het zou veel beter voor iemand zijn als hij helemaal geen talenten had dan ze te gebruiken om aan te tonen dat de verzoening van Christus niet werkzaam zou zijn en het fundamentele beginsel van de verlossing aan te vallen, zoals hij heeft gedaan.’4

Ouderling Woodruff vulde zijn artikel grotendeels met aanhalingen uit de Schriften, waarmee hij ‘een stroom aan getuigenissen’ van profeten vanouds en van de Heer zelf aanvoerde.5 Hij zei dat de leer van de verzoening ‘niet alleen het thema [was] waar de profeten en dienstknechten Gods vanouds graag over spraken, maar dat het bovendien de bron van al hun hoop was en de bron van al hun kracht en steun.’6

Leringen van Wilford Woodruff

Jezus Christus kwam volgens de wil van zijn Vader naar de aarde om ons te verlossen van de gevolgen van de val.

Ik geloof dat de Almachtige al vóór de schepping wist wat Hij met deze wereld zou doen. Hij wist welke geesten de aarde zouden bevolken en wat voor werk er gedaan moest worden om zijn zoons en dochters die er naartoe gingen te verlossen. En als we de geschiedenis lezen van wat God met de mens heeft gedaan vanaf de schepping van de wereld tot aan deze bedeling, dan zien we dat de Vader hard heeft gewerkt om zijn zoons en dochters te zegenen. Hij heeft zijn eniggeboren Zoon gegeven om de wereld te verlossen — een offer dat alleen God zelf Zich kan getroosten. En in deze laatste dagen is Hij aan de organisatie van de grote en laatste bedeling begonnen — de grootste van alle bedelingen.7

De Heiland informeert ons zelf welk doel zijn Vader voor ogen had voor zijn komst naar de wereld: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.’ [Johannes 3:16–17.]

De openbaringen die God de mens heeft gegeven, zijn een overvloedig bewijs dat God en de eeuwige werelden door een celestiale wet worden bestuurd. Als de mens dezelfde heerlijkheid wil bereiken, moet hij zich aan dezelfde wet houden: ‘Hetgeen door de wet wordt bestuurd, wordt ook door de wet bewaard en door haar vervolmaakt en geheiligd.’ [LV 88:34.] Maar de mens, die de wet van God overtrad, laadde terecht de vloek van ongehoorzaamheid op zich, waarvan hij zichzelf niet kon verlossen, noch kon dat door iets gebeuren dat minder was dan een oneindig offer dat verzoening bracht voor zijn val.

Het gevolg van zijn ongehoorzaamheid is bekend: de dood, een vloek die erfelijk is voor Adams hele nageslacht. Bedenk wel dat de mens zich aan die straf onderwerpt zonder dat hij zelf de macht bezit om zijn opstanding en terugkeer naar God en zijn heerlijkheid teweeg te kunnen brengen. Hij is thans onderworpen aan de heerschappij en de macht van de dood, en om die te overwinnen moest iemand heiliger en reiner dan de overtreder dat machtsgebied betreden en ervoor zorgen dat die macht vernietigd werd. En als dat niet zou gebeuren, dan zou de dood de mens voor eeuwig in zijn greep houden. Er is niet veel voor nodig om aan te tonen dat de Zoon van God in alle opzichten was toegerust voor zijn taak, daar Hij rein, heilig en onbevlekt was. En dat Hij degene was die was aangewezen om deze taak te volbrengen, wordt volledig bewezen door het getuigenis dat Johannes van Hem heeft gegeven: ‘Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt’ [zie Johannes 1:29] — dat ‘evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden’. [1 Korintiërs 15:22.] (…)

(…) Door de overvloed aan getuigenissen (…) en de openbaringen die God in verschillende bedelingen en tijdperken en delen van de wereld heeft gegeven, is al onomstotelijk vast komen te staan dat het doel van Christus’ zending op aarde was om Zichzelf op te offeren om de mens van de eeuwige dood te verlossen en dat het volkomen in overeenstemming met de wil van de Vader was dat er zo’n offer zou worden gebracht. Hij deed vanaf het begin alles strikt in gehoorzaamheid aan zijn Vaders wil en dronk de bittere beker die Hem werd gegeven. Hieruit blijken licht, heerlijkheid, eer, onsterfelijkheid en eeuwig leven, met die naastenliefde die groter is dan geloof of hoop, want het Lam Gods heeft daarmee gedaan voor de mens wat [de mens] niet voor zichzelf kon doen.8

Wij kunnen de gave van de verhoging alleen krijgen door de verzoening van Jezus Christus en onze gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie.

Wij als leden van de kerk moeten inzien dat onze Vader in de hemel alles voor het heil van de mensheid heeft gedaan dat Hij kan. Hij heeft de wetten geopenbaard die nodig zijn voor de verhoging en het heil van de mens, en heeft alles gedaan wat wettelijk mogelijk is. (…) Jezus is gestorven om alle mensen te verlossen, maar als zij baat willen hebben bij zijn dood en als zij door zijn bloed gereinigd willen worden van alle zonden die zij in het vlees begaan, moeten zij zich aan de wet van het evangelie houden. Wij zijn door het bloed van Christus verlost van de zonden die als gevolg van Adams overtreding zijn begaan. En om behoudenis te krijgen, moeten we de regels van het evangelie gehoorzamen en getrouw blijven.9

Als ik ooit volledige behoudenis verkrijg, komt dat doordat ik mij aan de wetten van God houd.10

Gerechtigheid heeft eerst zijn uitwerking gehad, en de woorden van God zijn geverifieerd: ‘ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij zeker sterven.’ [Zie Genesis 2:17.] Aan de andere kant is er barmhartigheid verstrekt en is de liefde Gods gemanifesteerd in het verbreken van de banden des doods, waardoor geest en lichaam van de mens herenigd worden. De geesten van de rechtschapenen worden verhoogd in de tegenwoordigheid van God en het Lam — in dezelfde tabernakels [stoffelijke lichamen] waarin zij zwoegden, arbeidden en leden op aarde. Zonder die hereniging is het onmogelijk voor de ziel van de mens om een volheid van heerlijkheid te ontvangen. Hiermee is een heerlijkheid verbonden die een eeuwige bron van vreugde zal betekenen voor elke inwoner van het celestiale koninkrijk. Maar de geesten die het evangelie van Christus verwerpen en de barmhartigheden die Hij hun biedt verwerpen, moeten bij de laatste opstanding terugkeren in hun lichaam om een volheid van straf te ontvangen in dezelfde tabernakel waarin zij woonden toen zij tegen God streden. Wij willen hierbij alle mensen die dit horen waarschuwen dat zij zich van hun zonden moeten bekeren en het evangelie van de Zoon Gods gehoorzamen.11

Wat is het evangelie zoals Jezus daar zelf in onderwees? Het allereerste beginsel was geloof in de Messias. Dat was het eerste beginsel dat Hij de mens ooit leerde. Toen Adam uit de hof van Eden was verdreven en naar Adam-ondi-Ahman ging om een offer te brengen, vroeg de engel van de Heer hem waarom hij dat deed. Adam antwoordde dat hij dat niet wist, maar dat de Heer het hem geboden had. Vervolgens werd hem gezegd dat hij het bloed van stieren en geiten, rammen en lammeren op het altaar moest vergieten als zinnebeeld van het grote en laatste offer dat voor de zonden van de wereld zou worden gebracht. [Zie Mozes 5:4–7.] Dus het eerste beginsel dat vader Adam leerde, was geloof in de Messias, die in het midden des tijds zou komen om zijn leven neer te leggen voor de verlossing van de mens. Het tweede beginsel was bekering. En wat is bekering? Het verzaken van zonde. Als iemand die vloekt zich bekeert, vloekt hij niet meer. Een dief steelt niet meer. Zo iemand keert zich van al zijn voormalige zonden af en begaat ze niet meer. Het is echter geen bekering om te zeggen: ik bekeer me vandaag, en steel morgen. Dat is de bekering van de wereld, en het mishaagt God. Bekering is het tweede beginsel.

Ik heb al veel mensen horen zeggen dat verordeningen niet nodig zijn, dat je alleen geloof in de Heer Jezus Christus nodig hebt om te worden behouden. Zelf heb ik dat uit geen enkele openbaring van God aan de mens kunnen halen, niet uit de oudheid en niet uit onze tijd. Integendeel. De patriarchen, profeten, en Jezus Christus en zijn apostelen onderwezen allen in bekering en doop ter vergeving van zonden. Doop ter vergeving van zonden is een evangelieverordening. Sommigen zeggen dat de doop niet nodig is voor onze behoudenis. Maar Jezus verkondigde niet alleen de doop. Hij voldeed zelf ook aan die eis. Niet dat Hij ter vergeving van zonden werd gedoopt, maar, zoals Hij zei om ‘alle gerechtigheid te vervullen’ [zie Matteüs 3:15], en zo gaf Hij, zoals in zoveel opzichten, het voorbeeld dat allen moesten volgen. Als men zich aan deze evangeliebeginselen houdt, is men in staat om de Heilige Geest te ontvangen. En die heilige gave wordt tegenwoordig precies zo verleend als vroeger: middels handoplegging door mannen die het gezag bezitten om de evangelieverordeningen te bedienen. Dit zijn de eerste beginselen van het evangelie waar wij heiligen der laatste dagen in geloven en die wij onze medemens leren.12

Als de mensen worden opgeroepen om zich van hun zonden te bekeren, dan heeft die oproep betrekking op hun eigen zonden en niet op Adams overtredingen. Voor wat de zondeval wordt genoemd, is verzoening gebracht door de dood van Christus, ongeacht welke handeling dan ook door de mens; en ook voor de individuele zonde van de mens is verzoening gebracht door datzelfde offer, maar op voorwaarde van zijn gehoorzaamheid aan het evangelisch heilsplan, eenmaal hij dat verneemt.13

Alle mensenkinderen die de jaren van verantwoordelijkheid [hebben bereikt], maken zich schuldig aan zonde, daar ieder net zo geneigd is tot het verrichten van kwaad als vonken geneigd zijn om op te vliegen. ‘Wat moeten wij doen [om behouden te worden]’ riepen de mensen toen zij Petrus op Pinksterdag hoorden prediken [zie Handelingen 2:37] en die vraag geldt voor alle mensen van alle generaties. Het antwoord luidt: gehoorzaam de wet van het evangelie. Dat is de veilige manier die de mensheid voor zijn behoudenis is gegeven.14

Ik vind dat wij ons moeten verheugen en deze gaven en zegeningen die God ons heeft gegeven, moeten waarderen. We moeten ernaar streven om onze roeping groot te maken en als leden van de kerk te voldoen aan de verwachting van onze Vader in de hemel en van hen die ons zijn voorgegaan. (…)

Het evangelie van Christus is een van de grootste zegeningen die een mens kan krijgen. Het eeuwige leven, zegt de Heer, is de grootste gave Gods [zie LV 14:7]. Wij kunnen die gave alleen maar door gehoorzaamheid aan het evangelie krijgen. Dat is onze zegen, broeders en zusters.15

Het is mijn oprecht gebed dat de zegeningen van onze God de onze mogen worden; dat wanneer wij door de sluier zullen gaan, wij alles gedaan zullen hebben wat van ons vereist werd en dat wij voorbereid zullen zijn om ons onder de gewijden en de rechtschapenen te bevinden die door het bloed van het Lam vervolmaakt zijn.16

Door de uitwerking van de verzoening kunnen wij in Christus vervolmaakt worden.

Geen enkel wezen heeft de macht om de ziel van de mens te redden en hem het eeuwig leven te geven, uitgezonderd de Heer Jezus Christus, die dat in opdracht van zijn Vader heeft gekregen.17

Wij zouden voornamelijk aandacht moeten besteden aan het koesteren van de woorden des levens zodat wij mogen toenemen in genade en vooruitgang mogen maken in de kennis Gods, en in Jezus Christus mogen worden vervolmaakt, opdat wij een volheid mogen ontvangen en erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus worden. [Zie Romeinen 8:16–17.]18

Broeders en zusters, zijn wij niet de zoons en dochters van God, en worden wij niet bij zijn komst net zoals Hij, als wij getrouw zijn? [Zie 1 Johannes 3:2.] Ja, en als die heerlijke dag komt, hebben wij weer het voorrecht om op deze aarde te staan en in vreugde en dankzegging bijeen te komen met (…) duizenden anderen die hun mantel in het bloed van het Lam hebben witgewassen en door de uitwerking van zijn verzoening tot koning en priester voor God zijn gezalfd en als verhoogde wezens met Hem regeren in zijn koninkrijk. Mogen wij allen deze beloning waardig worden bevonden. En nu, terwijl wij door deze wereld vol verandering en verdriet reizen, mogen wij ons leven leiden naar het voorbeeld van de rechtschapenen, (…) en boven alles in het voetspoor volgen van het grote Voorbeeld van alle rechtschapenheid, onze Heer Jezus Christus, en moge zijn genade voor altijd de uwe zijn.19

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–X voor meer informatie.

  • Wat onthult het verhaal op pp. 69–70 over president Woodruffs gevoelens voor Jezus Christus?

  • Neem de leringen op pp. 70–72 door. Wat zegt president Woodruff over hoe nodig wij de verzoening van de Heiland hebben?

  • Neem het hoofdstuk nog eens door en lees enkele van de schriftteksten die onderaan deze pagina staan. Let daarbij op zinsneden die beschrijven wat Jezus Christus heeft doorstaan om ons allen te verlossen van de lichamelijke dood en van onze zonden. Wat voor gevoel geeft het u als u denkt aan wat de Heiland voor u heeft gedaan?

  • Wat zou u kunnen zeggen tegen iemand die beweert dat ‘verordeningen niet nodig zijn, dat je alleen geloof in de Heer Jezus Christus nodig hebt om te worden behouden’? (Zie pp. 72–76.)

  • Lees het laatste deel van dit hoofdstuk (pp. 76–77) en let vooral op de zinsnede ‘de uitwerking van zijn verzoening’. Bestudeer vervolgens 2 Nephi 2:6–8 en Alma 22:14. In hoeverre vergroten deze leringen uw begrip van de verzoening?

  • Welke uitwerking heeft uw getuigenis van de verzoening van de Heiland op uw leven gehad?

Relevante teksten: in het artikel dat op pp. 69–70 genoemd wordt, gebruikte ouderling Woodruff aanhalingen van en verwijzingen naar de volgende schriftpassages over de verzoening van Jezus Christus: Job 19:25; Matteüs 26:28; 27:52; Johannes 1:29; 3:16–17; Handelingen 2:23; 4:12; 20:28; Romeinen 3:24–25; 1 Korintiërs 15:22; Galaten 3:17–24; Efeziërs 1:7; Kolossenzen 1:19–20; Hebreeën 9:28; 10:7–10, 29; 11:26, 35; 1 Petrus 1:18–21; 1 Johannes 2:2; Openbaring 1:5; 5:9–10; 13:8; 1 Nephi 10:5–6; 11:32–33; 2 Nephi 2:26; 9:3–14; 26:23–24; Jakob 6:8–9; Mosiah 3:11, 16–18; 15:19–20; 18:2; Alma 7:12; 11:42; 21:9; 34:8–15; 42:13–17; 3 Nephi 11:9–11; 27:14; Mormon 9:13; Ether 3:14; Moroni 10:33; LV 18:10–11; 19:16–19; 35:2; 38:4; 45:3–4; 88:34

Noten

  1. Zie Dallin H. Oaks, Conference Report, oktober 1990, pp. 38; of De Ster, januari 1991, pp. 28–30.

  2. ‘Rationality of the Atonement’, Millennial Star, 1 oktober 1845, p. 118.

  3. Millennial Star, 1 oktober 1845, p. 113.

  4. Millennial Star, 1 oktober 1845, p. 113.

  5. Millennial Star, 1 oktober 1845, p. 118.

  6. Millennial Star, 1 oktober 1845, pp. 113–114.

  7. Deseret Weekly, 17 augustus 1889, p. 225.

  8. Millennial Star, 1 oktober 1845, pp. 114–115, 118.

  9. Deseret News: Semi-Weekly, 11 augustus 1868, p. 2.

  10. The Discourses of Wilford Woodruff, samengesteld door G. Homer Durham (1946), p. 23.

  11. Millennial Star, 1 oktober 1845, pp. 118–119.

  12. The Discourses of Wilford Woodruff, pp. 18–19.

  13. The Discourses of Wilford Woodruff, pp. 3–4.

  14. Deseret News: Semi-Weekly, 13 juni 1882, p. 1.

  15. Deseret News: Semi-Weekly, 11 augustus 1868, p. 2.

  16. Deseret News: Semi-Weekly, 26 juli 1881, p. 1.

  17. Deseret Semi-Weekly News, 15 februari 1898, p. 7.

  18. Deseret News, 1 april 1857, p. 27.

  19. Millennial Star, 9 juli 1888, pp. 436–437.