Kerkgeschiedenis
Hoofdstuk 7: ‘Zuivere godsdienst’: wakende zorg van huisbezoeksters


Hoofdstuk 7

‘Zuivere godsdienst’

Wakende zorg van huisbezoeksters

Toen Jezus Christus op aarde was, liet Hij ons zien hoe we dienen te leven. ‘Hij gaf het pad aan en ging ons voor’, schreef zuster Eliza R. Snow.1 Hij toonde ons hoe we moeten dienen, dat wil zeggen, over elkaar waken en elkaar sterken. Hij diende individuele mensen, één voor één. Hij leerde dat we de negenennegentig moeten achterlaten om die ene dwalende te redden.2 Hij genas en leerde mensen, en besteedde zelfs tijd aan ieder afzonderlijk in een menigte van vijfentwintighonderd mensen, waardoor ieder persoonlijk een getuigenis van zijn goddelijkheid ontving.3

De Heiland roept zijn discipelen om met Hem in zijn bediening samen te werken, waardoor ze de kans krijgen om anderen te dienen en meer op Hem te gaan lijken. In de zustershulpvereniging krijgt elke zuster de kans om over haar zusters te waken en ze individueel te sterken door middel van huisbezoek. Zuster Julie Beck, de vijftiende algemeen ZHV-presidente, heeft gezegd: ‘Omdat wij het voorbeeld en de leringen van Jezus Christus volgen, hechten wij waarde aan deze heilige taak om anderen namens Hem lief te hebben, te kennen, te helpen, te begrijpen, te onderrichten en te dienen.’4

Het begin van het huisbezoek: bijdragen inzamelen en dienstbetoon regelen

In 1843, toen de bevolking van Nauvoo (Illinois, VS) bleef groeien, werden de heiligen der laatste dagen in de stad verdeeld over vier wijken. In een bijeenkomst die op 28 juli van dat jaar werd gehouden, wezen de ZHV-leidsters een huisbezoekcomité van vier zusters aan elke wijk toe. De meest zichtbare taken van de huisbezoekcomités waren het vaststellen van noden en het inzamelen van bijdragen.

De bijdragen bestonden uit geld, voedsel en kleding. Elke week gaven de huisbezoekcomités de ingezamelde bijdragen aan de penningmeesteres van de zustershulpvereniging. De zustershulpvereniging gebruikte deze bijdragen om hulp en bijstand aan behoeftigen te verlenen.

Bij de vervulling van deze taak bracht een zuster haar overtuiging onder woorden dat ‘ons heil afhangt van onze milddadigheid ten opzichte van de armen.’ Een andere zuster sloot zich daarbij aan: ‘De Heer bevestigt het telkens weer. Hij is opgetogen over onze liefdadigheid.’5

Dit gebruik hield tot ver in de twintigste eeuw aan. Doorgaans kregen de zusters die bezoeken aflegden een mand mee, waarin artikelen zaten zoals lucifers, rijst, zuiveringszout, en potten met fruit. De meeste bijdragen werden gebruikt om de noden ter plaatse te lenigen, maar een deel kwam ten goede aan noden duizenden kilometers verderop. Zo verzamelden, sorteerden, herstelden en verpakten de ZHV-zusters in de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog ruim 500 duizend kledingstukken, die naar Europa werden gestuurd.

De huisbezoekcomités zamelden niet alleen bijdragen in, maar stelden ook vast welke noden de door hen bezochte gezinnen hadden. Ze rapporteerden hun bevindingen aan de ZHV-leidsters, die hulp regelden.

President Joseph F. Smith, de zesde president van de kerk, was er eens getuige van hoe ZHV-zusters een gezin onbaatzuchtige, christelijke liefde betoonden:

‘Het was nog niet zo lang geleden mijn voorrecht om een van onze nederzettingen in een verafgelegen ring van Zion te bezoeken waar toentertijd veel ziekte heerste. Hoewel we vele dagen gereisd hadden en we de nederzetting pas ’s avonds bereikten, werd ons gevraagd om met de president de ronde te doen en enkele zieken te bezoeken. We kwamen bij een arme zuster die in uiterst kritieke toestand op bed lag. Haar arme man zat bij het bed, vrijwel lamgeslagen door de vreselijke ziekte van zijn vrouw, de moeder van een aantal kleine kinderen die om haar heen stonden. Het gezin leek bovendien volkomen berooid.

‘Al gauw kwam er een vriendelijke, moederlijke vrouw binnen. Zij droeg een mand met goed voedsel en enkele lekkernijen voor het getroffen gezin. Bij navraag bleek dat zij door de zustershulpvereniging van de wijk was aangewezen om die nacht over de zieke vrouw te waken en haar te verplegen. Ze zou voor de kleine kinderen zorgen, ze wassen, voeden en in bed stoppen; het huis opruimen en alles zo gerieflijk mogelijk maken voor de zieke vrouw en haar gezin. We vernamen ook dat een andere fijne zuster aangewezen zou worden om haar de volgende dag te verzorgen, enzovoort, dag in dag uit. Dit arme, getroffen gezin ontving de vriendelijkste verzorging en aandacht van de zusters van de zustershulpvereniging tot de zieke weer helemaal hersteld was.

‘Wij vernamen ook dat deze zustershulpvereniging het zo geregeld had dat alle zieken in de nederzetting soortgelijke aandacht en verzorging ontvingen om het ze zo gerieflijk mogelijk te maken. Ik had nog nooit zo’n duidelijk voorbeeld gezien van het nut en de schoonheid van deze geweldige organisatie. En ik bedacht hoe fijn het was dat de Heer de profeet Joseph Smith geïnspireerd had om zo’n organisatie in de kerk op te zetten.’6

Huisbezoek als een geestelijke bediening

Huisbezoeksters hebben altijd oog gehad voor de stoffelijke noden van gezinnen en personen, maar ze streefden ook een hoger doel na. Eliza R. Snow, de tweede algemeen presidente van de zustershulpvereniging, heeft gezegd: ‘Ik beschouw de functie van lerares als een hoge en heilige roeping. Ik hoop dat de zusters niet denken dat huisbezoek louter bestaat uit bedelen voor de armen. U wilt vervuld zijn met de Geest Gods, met wijsheid, met ootmoed, met liefde, zodat zij uw komst, in geval ze niets te geven hebben, niet met ontzetting tegemoet zien.’

Zuster Snow hoopte dat zusters na een huisbezoek ‘bij hen thuis een verandering zouden waarnemen’.7 Ze gaf huisbezoeksters de raad zich geestelijk voor te bereiden voordat zij bezoeken aflegden, zodat zij oog zouden hebben voor zowel geestelijke als stoffelijke noden: ‘Een lerares (…) dient zozeer de Geest Gods bij zich te hebben dat zij, wanneer zij bij iemand thuis komt, weet welke geest ze daar aantreft. (…) Pleit met God en de Heilige Geest om [de Geest] te krijgen, zodat u om kunt gaan met de geest die in dat huis heerst (…) en u ertoe wordt gebracht woorden van vrede en troost te spreken, en als u een zuster aantreft die koel is, sluit haar dan in uw hart, zoals u een kind tegen uw boezem zou houden, om [haar] te verwarmen.’8

Afbeelding
Sarah M. Kimball

Sarah M. Kimball

Sarah M. Kimball, die in de jaren zestig van de negentiende eeuw werkzaam was als ZHV-presidente van een wijk, gaf de zusters in haar wijk soortgelijke raad: ‘Het is de plicht van de leraressen om de hun [toegewezen zusters] maandelijks te bezoeken, en te vragen naar de voorspoed en het geluk van de gezinsleden. Het is hun plicht woorden van wijsheid, van troost en vrede te spreken.’9 De ZHV-leidsters stelden nadrukkelijk dat huisbezoeksters ‘niet alleen bijdragen op moesten halen, maar ook de beginselen van het evangelie moesten behandelen en toelichten’.10 In 1916 werd huisbezoeksters formeel gevraagd elke maand een evangelieonderwerp te behandelen, alsmede stoffelijke hulp te bieden. In 1923 introduceerde het algemeen ZHV-presidium de uniforme maandelijkse boodschap, die door alle huisbezoeksters diende te worden gegeven.

‘De wederopleving van het huisbezoek’ — ‘een mooie ervaring voor vrouwen’

In 1944, acht jaar na de invoering van het welzijnsplan van de kerk (zie hoofdstuk 5), begon zuster Amy Brown Lyman, de achtste algemeen ZHV-presidente, vraagtekens te zetten bij de traditionele gang van zaken om huisbezoeksters bijdragen te laten inzamelen. Na de kwestie bestudeerd te hebben, deden zij en haar raadgeefsters de aanbeveling aan de Presiderende Bisschap dat ‘de aangelegenheid van de inzameling van fondsen (…) een zaak is voor de algemene autoriteiten van de kerk in plaats van de zustershulpvereniging.’

De presiderende bisschop, LeGrand Richards, legde de aanbeveling voor aan het Eerste Presidium. Later liet hij weten dat het Eerste Presidium en de Bisschap van mening waren dat het ‘raadzaam is als de zustershulpvereniging ophoudt met de inzameling van geld voor de armen door middel van de huisbezoeksters.’11

Zuster Belle S. Spafford, die toentertijd werkzaam was als zuster Lymans tweede raadgeefster, besprak een ervaring die zij had met deze verandering in het huisbezoek:

‘De algemene autoriteiten zeiden: “geen geldinzameling voor de armen door middel van de huisbezoeksters. U wordt een hulpverlenende organisatie, niet een financieringsmaatschappij van liefdadigheid.’

‘(…) Ik herinner mij nog goed dat ik op een keer in een vergadering met leden van het ZHV-presidium, de secretaresse en twee of drie bestuursleden zat, toen één van de zusters zei: “Het is de nekslag voor het huisbezoek. Wie zal er, als ze niets voor de armen kunnen inzamelen, nog op bezoek willen?” (…) Ik nam het woord en zei: “Ik geloof niets van die nekslag. Ik geloof dat het de wederopleving van het huisbezoek is. En ik ben van mening dat veel vrouwen die nu weigeren om als huisbezoekster te dienen meer dan blij zullen zijn om als vriendelijke bezoekster de situatie in een gezin in ogenschouw te nemen zonder dat ze een sociaal welzijnsonderzoek hoeven te verrichten; zonder dat ze het gevoel hebben dat ze om geld moeten bedelen. Ze zullen weten dat ze gaan om het gezin op te bouwen. En het zal een mooie ervaring voor vrouwen die er behoefte aan hebben, blijken te zijn. (…) Ik heb geenszins het idee dat dit de nekslag voor het huisbezoek is.”

‘En dat was het ook niet. Vanaf die tijd begon het programma op te bloeien, en vrouwen die eerder niet op huisbezoek gingen, meldden zich daar nu voor aan.’12

Zuster Spafford was later werkzaam als de negende algemeen ZHV-presidente. Ze heeft ontelbare voorbeelden gezien van het goede dat het huisbezoek in het leven van alle ZHV-zusters teweeg kan brengen. Zij getuigde:

‘Er wordt heel goed werk verricht door onze huisbezoeksters en onze ZHV-presidentes, omdat zij in de geest van hun roeping uitgaan en afgezanten van de zustershulpvereniging zijn. (…) Ze zijn moeder en hebben menselijk begrip voor andere vrouwen en hun verdriet. Daarom moeten we ons idee van sociaal welzijn niet beperken tot hulp aan de hongerigen of armen. De Heiland heeft ons gezegd de armen in geest te gedenken, nietwaar? En worden de rijken niet ziek, net zoals de armen; en hebben zij geen moeite om een verpleegster te vinden? (…) En dat is wat de zustershulpvereniging wordt verondersteld te doen. Ik kan u verhaal na verhaal vertellen over huisbezoeksters die kundig werk hebben verricht om de nood in een gezin te verlichten, eenvoudigweg in de geest van hun roeping.’13

Een voorrecht, een plicht en een toezegging: wereldwijd delen in de visie op het huisbezoek

President Henry B. Eyring, raadgever in het Eerste Presidium, heeft getuigd dat het huisbezoek deel uitmaakt van het plan van de Heer om de mensen overal ter wereld hulp te bieden:

‘De enige manier waarop een zo grote kerk in een zo gevarieerde wereld steun en troost kon bieden, was door individuele dienstmaagden in de nabijheid van mensen met behoeften. De Heer had dat al vanaf het begin van de zustershulpvereniging zien aankomen.

‘Hij riep er een systeem voor in het leven. Twee ZHV-zusters aanvaarden hun taak om een andere zuster te bezoeken als een roeping van de Heer. Dat werkte meteen al in het begin. (…)

‘De ZHV-zusters hebben altijd het vertrouwen van plaatselijke priesterschapsherders genoten. Elke bisschop en elke gemeentepresident heeft een ZHV-presidente op wie hij kan vertrouwen. Zij heeft huisbezoeksters die op de hoogte zijn van de problemen en behoeften van elke zuster. Via hen leert zij het hart van de mensen en hun gezinsleden kennen. Zij kan in behoeften voorzien en de bisschop helpen bij zijn roeping om voor individuele leden en gezinnen te zorgen.’14

Zoals president Eyring zei, is het huisbezoek prima ingesteld op de wereldwijde groei van de kerk. Door dit systeem van wakende zorg heeft iedere vrouw in de kerk de kans om een instrument in Gods handen te zijn.

ZHV-zusters hebben altijd hard gewerkt om het huisbezoek wereldwijd op gang te brengen. Toen de kerk in Brazilië bijvoorbeeld nog in de kinderschoenen stond, hadden de meeste gemeenten geen zustershulpvereniging, en wist men ook niet hoe die in elkaar stak. Daar de lokale leiders niet veel afwisten van de zustershulpvereniging riep William Grant Bangerter, de toenmalige zendingspresident, zijn vrouw, Geraldine Bangerter, als ZHV-presidente van het zendingsgebied. Ze was onbekend met het land, ze beheerste de taal niet voldoende, en ze had net het leven geschonken aan hun zevende kind. Niettemin ging ze aan de slag met haar raadgeefsters en secretaresse. Met behulp van zendelingzusters die als tolk fungeerden, besloten deze zusters dat ‘het eerste wat ze moesten doen was de vrouwen te leren hoe het huisbezoek in zijn werk ging en hoe ze de heersende noden konden vaststellen. Dus zeiden ze: ‘We gaan ze leren hoe het huisbezoek werkt.’ (…)

‘Ze besloten te beginnen in een kleine gemeente [in] São Paulo in de industriële sector van de stad, waar veel armen woonden. Het presidium stuurde een bericht aan de weinige zusters in die gemeente, waarin stond: “Zou u op die avond om die tijd in het gebouw dat we huren aanwezig kunnen zijn?”’

Zuster Bangerter en een van haar raadgeefsters ‘reden naar de andere kant van de stad met haar twaalf miljoen inwoners. Ze arriveerden bij de gemeente, waar (…) ze zeven nederige vrouwen aantroffen.’

De zusters begonnen de bijeenkomst met een lied en gebed, waarna de raadgeefster van zuster Bangerter opstond om het huisbezoek uit te leggen. ‘Ze was zo nerveus dat het blaadje papier in haar hand trilde van jewelste. Ze stond op en las haar boodschap voor. Ze had er niet meer dan vijf minuten voor nodig.

‘Daarna ging ze zitten, waarna iedereen naar [zuster Bangerter] keek, die zei: “Ik spreek geen Portugees.” Maar ze wilden dat zij hun lerares was. Niemand in de kamer sprak Engels. Ze stond op en sprak al het Portugees dat ze kende. Wat niet meer was dan deze vier zinnetjes:

‘“Eu sei que Deus vive.” Ik weet dat God leeft.

“‘Eu sei que Jesus é o Cristo.” Ik weet dat Jezus de Christus is.

‘“Eu sei que esta é a igreja verdadeira.” Ik weet dat dit de ware kerk is.

‘“Em nome de Jesus Cristo, amém.” In de naam van Jezus Christus. Amen.

‘Dat was de eerste ZHV-bijeenkomst die in die gemeente werd gehouden — een toespraakje van vijf minuten door een zuster bij wie nog nooit een huisbezoekster op bezoek was geweest, die zelfs nog nooit een huisbezoekster had gezien of zelf huisbezoek had gedaan, [gevolgd door] een getuigenis van het evangelie.

‘(…) Uit dat en andere eendere groepjes is een geweldig, krachtig, gelovig collectief vrouwen in het land Brazilië voortgekomen. Het zijn getalenteerde, goed opgeleide, intelligente, fantastische leidsters, en zo zouden ze nooit zijn geworden zonder het evangelie van Jezus Christus en hun geloof.’15

Het huisbezoek is voor vrouwen in de kerk wereldwijd het middel geworden om lief te hebben, te voeden en te dienen — om ‘te handelen volgens de gevoelens die God in uw boezem heeft geplaatst’, zoals Joseph Smith leerde.16

Toegewijde huisbezoeksters geven gehoor aan de oproep van hedendaagse profeten om anderen op christelijke wijze te dienen. President Spencer W. Kimball, de twaalfde president van de kerk, heeft gezegd: ‘God ziet ons echt en waakt over ons. Maar Hij voorziet meestal door een ander in onze behoeften. Daarom is het van essentieel belang dat wij elkaar in het koninkrijk dienen.’17 Jaren later herhaalde president Thomas S. Monson, de zestiende president van de kerk: ‘Overal om ons heen zijn mensen die behoefte hebben aan onze aandacht, bemoediging, steun, troost en vriendelijkheid. (…) Wij zijn de handen van de Heer hier op aarde, en wij hebben de opdracht om al zijn kinderen te dienen en op te beuren. Hij is afhankelijk van ieder van ons.’18

Het huisbezoek nu: een blijvende taak in navolging van Jezus Christus

Het huisbezoek blijft een belangrijke rol spelen in het leven van de vrouwen in de kerk, die hun verbond vervullen om Jezus Christus na te volgen. President Dieter F. Uchtdorf, raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘U, geweldige zusters, dient in liefde om redenen die uw eigen belangen overstijgen. Daarmee volgt u de Heiland die het, hoewel een koning, niet ging om status, noch om de vraag of Hij wel in het oog liep. Hij wedijverde niet met anderen. Hij wilde de ander slechts helpen. Hij predikte, genas, sprak [met] en luisterde naar anderen. Hij wist dat grootheid weinig te maken heeft met uiterlijke bewijzen van voorspoed of status. Hij predikte en leefde naar zijn leer: “Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn.”’19

Door de jaren heen hebben de zusters geleerd dat het huisbezoek betrokkenheid, toewijding en offervaardigheid vergt. Ze hebben geleerd dat ze de Geest bij zich dienen te hebben op hun huisbezoek. Ze hebben gezien welke kracht er vrijkomt als zij in de waarheid onderwijzen en hun getuigenis geven, in liefde stoffelijke hulp bieden, en bereidwillig treuren met, troost bieden aan en de last helpen dragen van hun zusters.

Betrokkenheid, toewijding en offervaardigheid

President Kimball heeft nadrukkelijk gezegd dat huisbezoeksters volledig betrokken en toegewijd dienen te zijn. Hij zei: ‘Uw plichten hebben veel weg van die van de huisonderwijzers, die in het kort neerkomen op “altijd over de (leden der) kerk te waken” — geen twintig minuten in de maand, maar altijd — “en bij hen te zijn en hen te versterken” — niet een klop op de deur, maar om met hen te zijn, hen op te beuren, hen te sterken, hen te stimuleren en aan te moedigen — “en erop toe te zien dat er geen ongerechtigheid (…) is, noch hardheid (…), laster of kwaadsprekerij.”’20 President Kimball zag de toewijding van zijn vrouw, Camilla, die het volgende heeft gezegd over haar taak van huisbezoekster: ‘Ik heb altijd geprobeerd gehoor te geven aan de impuls om een vriendelijk woord te spreken of een goede daad te verrichten.’21

Huisbezoek is een taak die nooit echt klaar is. Van huisbezoeksters wordt vaak verwacht dat ze een offer brengen en uitstijgen boven ontmoediging. Dat speelt vooral als hun inspanningen helemaal niets lijken op te leveren, zoals in het verhaal van Cathie Humphrey:

‘Toen ik werd geroepen als huisbezoekster, werd ik toegewezen aan een jonge vrouw die nooit naar de kerk kwam. (…) Ik klopte elke maand steevast op haar deur. Dan deed ze de voordeur open, maar liet de hordeur dicht. (…) Ze zei ook nooit een woord. Ze stond daar alleen maar. Ik keek dan opgewekt en zei: “Hallo, ik ben Cathie, je huisbezoekster.” En omdat ze niets terugzei, begon ik dan maar met: “Kijk, onze les voor vandaag …” en ik probeerde dan kort iets opbouwends en aardigs te zeggen. Als ik klaar was, zei ze: “Dank je”, waarna ze de deur sloot.

‘Ik ging niet graag bij haar langs. (…) Maar ik ging omdat ik gehoorzaam wilde zijn. Na ongeveer zeven of acht maanden kreeg ik een telefoontje van de bisschop.

‘“Cathie,” zei hij, “de jonge vrouw bij wie je op huisbezoek gaat, is bevallen van een baby die maar een paar dagen heeft geleefd. Zij en haar man houden een korte plechtigheid bij het grafje, en ze zou het op prijs stellen als je daarbij aanwezig kunt zijn. Ze zei dat je haar enige vriendin bent.” Ik ging naar de begraafplaats. De jonge vrouw, haar man, de bisschop en ik stonden bij het graf. Dat was alles.

‘Ik had haar niet meer dan een paar minuten per maand gezien. Ik had door die hordeur niet eens gezien dat ze in verwachting was, toch hadden mijn onbeholpen maar hoopvolle bezoekjes voor ons beiden een zegen in zich.’22

Geestelijke leiding zoeken

Telkens weer hebben getrouwe huisbezoeksters geestelijke leiding gezocht en ontvangen. Een ZHV-zuster in Brazilië vertelt hoe zij hulp van de Heer kreeg:

‘Ik kan de zusters niet per telefoon bereiken. We hebben geen telefoon. Dus ga ik op mijn knieën in gebed om erachter te komen welke zusters die week mijn hulp nodig hebben. Het werkt altijd. Zo hadden we [bijvoorbeeld] een lieve jonge vrouw in onze wijk die geen kleertjes had voor haar nieuwe baby. Ik had geen idee wanneer ze zou bevallen, maar ik wist wel dat het niet lang meer zou duren. Ik kwam met wat zusters bij elkaar en we maakten kleertjes voor haar baby. We wilden niet dat ze de baby in krantenpapier mee naar huis nam. We konden elkaar niet bellen, dus bad ik en kreeg te horen wanneer ik met de babykleertjes naar het ziekenhuis moest gaan. Toen ik in het ziekenhuis aankwam, had ze juist het leven geschonken aan een wolk van een baby en kon ik haar de kleertjes geven die haar ZHV-zusters hadden gemaakt.’23

Aangezien de omstandigheden per zuster verschillen, hebben huisbezoeksters specifieke leiding van de Heilige Geest nodig om te weten hoe ze het beste kunnen helpen. Florence Chukwurah uit Nigeria ontving dergelijke leiding toen ze ‘de taak kreeg om op huisbezoek te gaan bij een zuster met huwelijks- en gezinsproblemen, waardoor ze haar alleen op de markt kon ontmoeten. Nadat ze naar de problemen van deze zuster had geluisterd, vroeg zuster Chukwurah haar man om een priesterschapszegen, zodat ze zou weten hoe ze deze zuster kon helpen. Na de zegen had ze sterk het gevoel dat ze het belang van tiendebetaling met deze zuster moest bespreken. “Ze zei me in tranen dat ze geen tiende betaalde, omdat ze niet genoeg verdiende”, herinner[de] zuster Chukwurah zich. “Ik stelde haar voor dat wij Maleachi 3:10 bespraken en dat we dat bij mij thuis zouden doen, dan konden we gelijk wat uitrusten en zouden we niet gestoord worden. Ze ging akkoord. Na ons gesprek moedigde ik haar aan om haar geloof te oefenen en haar tiende minstens een half jaar te betalen. Ik gaf haar mijn getuigenis onder invloed van de Geest.”

‘(…) De omstandigheden van deze zuster namen binnen een paar maanden na ons gesprek een dramatische wending. Haar dochter kreeg een beurs toegewezen waarmee ze haar middelbare studie kon afmaken, haar man werd dankzij gesprekken met de bisschop weer actief en kreeg een roeping, het echtpaar werkte eensgezind aan een betere financiële situatie en een betere relatie, en uiteindelijk werden zij een lichtend voorbeeld voor anderen.’24

In waarheid onderwijzen en getuigenis geven

President Kimball verklaarde dat huisbezoeksters, als zij het evangelie bespreken en hun getuigenis geven, zusters ertoe kunnen brengen om de Heiland na te volgen:

‘Hoe magnifiek is het voorrecht van twee zusters die langsgaan. (…)

‘Zoals ik het zie kan er bij dit programma geen sprake van dwang zijn. Het is een kwestie van bemoediging en liefde. Het is verbazingwekkend hoeveel mensen we met liefde kunnen bekeren en met liefde kunnen inspireren. We moeten ‘waarschuwen, uitleggen, aansporen en onderwijzen, en allen uitnodigen om tot Christus te komen’ (LV 20:59), zoals de Heer in zijn openbaringen heeft gezegd. (…)

‘Laten we niet tevreden zijn met alleen een bezoekje, met vriendschappelijk omgang; die hebben, uiteraard, hun plek. (…) Vriendschap is uiteraard belangrijk, maar hoe zou u beter vriendschap kunnen sluiten dan iemand in de eeuwige beginselen van leven en eeuwig heil te onderwijzen? (…)

‘Uw getuigenis is een geweldig middel. (…) U hoeft het niet altijd op plechtige wijze te geven, er zijn zoveel manieren. (…)

‘(…) Huisbezoeksters (…) moeten uitmunten in kracht, visie en nauwkeurigheid — en in getuigenis.’25

Een jonge moeder uitte haar dankbaarheid voor de huisbezoeksters die haar tot de kerk hielpen terugkeren:

‘Ik ben mijn huisbezoeksters nog steeds dankbaar dat ze mij liefhadden en mij niet veroordeelden. Zij gaven mij echt het gevoel dat ik belangrijk was en dat er in de kerk een plek voor mij was.

‘Ze kwamen bij mij langs en dan praatten we met elkaar (…) , en elke maand brachten ze een boodschap.

‘En toen ze elke maand kwamen, had ik het gevoel dat ik er echt toe deed en dat ze echt om mij gaven, en van mij hielden en mij waardeerden.

‘Doordat zij op bezoek kwamen en ons aandacht schonken, besloot ik dat het tijd was om weer naar de kerk te gaan. Ik denk dat ik gewoon niet wist hoe ik terug moest gaan naar de kerk, maar doordat zij kwamen en mij de hand reikten, maakten zij de weg voor mij vrij.

‘We dienen te beseffen dat de Heer van ons houdt, ongeacht wie we zijn, en mijn huisbezoeksters lieten mij inzien dat dit goed was.

‘Mijn man en ik zijn nu in de tempel aan elkaar verzegeld.’26

Het huisbezoek is een manier om het evangelie van Jezus Christus in het leven van de zusters en hun dierbaren te brengen. Zuster Mary Ellen Smoot, de dertiende algemeen ZHV-presidente, heeft verklaard: ‘Ik wil onze zusters dringend vragen zich niet meer af te vragen of een telefoontje of een maand- of kwartaalbezoek voldoende is, maar zich toe te leggen op het voeden van tere zielen. Onze taak is ervoor te zorgen dat de vlam van het evangelie helder blijft branden. Onze opdracht is de verloren schapen te vinden en hen de liefde van onze Heiland te laten voelen.’27

President Kimball heeft gezegd:

‘Er zijn veel zusters die in lorren rondlopen — geestelijke lorren. Ze hebben recht op prachtige gewaden, geestelijke gewaden. (…) Het is uw voorrecht om bij hen langs te gaan en hun lorren te vervangen door een gewaad. (…)

‘(…) U zult zielen redden, en misschien is het wel zo dat veel van de fijne mensen die nu actief in de kerk zijn dat zijn, doordat u bij hen op huisbezoek ging en hun nieuw inzicht, een nieuwe visie, gaf. U hebt de gordijnen opengedaan. U hebt hun horizon verbreed. (…)

‘Ziet u, u redt niet alleen deze zusters, maar misschien ook hun echtgenoot en hun kinderen.’28

Met liefde stoffelijke hulp geven

Aan de stoffelijke hulp en waakvolle zorg die huisbezoeksters geven, ligt naastenliefde ten grondslag. Vaak heeft een zuster noden die gecompliceerd zijn en die ze onmogelijk alleen aankan. Dat kan zijn als ze het leven schenkt aan een kind of als een familielid ziek wordt of sterft. Zoals voor de eerste ZHV-zusters in Nauvoo en op de tocht naar de Salt Lake Valley gold, zijn de huisbezoeksters ook nu vaak de eersten die hulp bieden. Zuster Silvia H. Allred, raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, heeft gezegd:

‘Ik verbaas me over de talrijke liefdediensten die dagelijks door huisbezoeksters over de hele wereld worden verricht, die onzelfzuchtig in de behoeften voorzien van zusters en hun gezin. Tegen deze getrouwe zusters zeg ik: ‘Door die kleine liefdediensten volgt u de Heiland en bent u een werktuig in zijn handen. U helpt, zorgt, bouwt op, troost, luistert, moedigt aan, onderwijst en versterkt de zusters voor wie u verantwoordelijk bent.’ Ik wil u graag [twee] voorbeelden van dergelijk dienstbetoon geven.

‘Rosa heeft suikerziekte en enkele andere kwalen. Ze is enkele jaren geleden lid van de kerk geworden. Ze is een alleenstaande moeder met een zoon in tienerleeftijd. Ze moet geregeld enkele dagen in het ziekenhuis doorbrengen. Haar lieve huisbezoeksters brachten haar niet alleen naar het ziekenhuis, ze bezochten en troostten haar ook in het ziekenhuis en hielden een oogje op haar zoon thuis en op school. Haar huisbezoeksters zijn haar vriendinnen en haar familie.

‘Na enkele enkele bezoeken aan een bepaalde zuster merkte Kathy dat deze zuster niet kon lezen, maar dat ze dat wel wilde leren. Kathy bood haar hulp aan hoewel ze wist dat het tijd, geduld en doorzetting zou vergen.’29

Treuren met wie treuren, troosten en verlichten

Zuster Elaine L. Jack, de twaalfde algemeen presidente van de zustershulpvereniging, heeft gezegd: ‘Door huisbezoek reiken wij elkaar de hand. Handen zeggen vaak meer dan woorden. Een innige omhelzing spreekt boekdelen. Een lach verenigt ons. Een goed gesprek verfrist onze ziel. We kunnen niet altijd iemands last wegnemen, maar we kunnen haar opbeuren, zodat ze die kan dragen.’30

Een zuster die net haar man had verloren, was dankbaar voor haar huisbezoeksters die met haar treurden en haar troostten. Ze schreef: ‘Ik had vreselijk behoefte aan iemand bij wie ik mijn nood kon klagen; iemand die naar mij wilde luisteren. (…) En ze luisterden. Ze troostten me. Ze huilden met me. En ze pakten me vast [en] trokken mij uit de diepe wanhoop en neerslachtigheid van die eerste eenzame maanden.’31

Een andere vrouw somde haar gevoelens op die ze had toen een huisbezoekster haar ware naastenliefde betoonde: ‘Ik wist dat ik meer was dan slechts een vinkje op haar huisbezoeklijst was. Ik wist dat ze echt om mij gaf.’32

Hoe het huisbezoek de huisbezoekster tot zegen is

Als zusters anderen als huisbezoekster dienen, ontvangen ze zelf zegeningen. Zuster Barbara W. Winder, de elfde algemeen ZHV-presidente, heeft verklaard: ‘Het is van essentieel belang dat iedere zuster huisbezoeksters heeft — om haar duidelijk te maken dat ze erbij hoort, dat iemand van haar houdt en aan haar denkt. Het is echter ook een goede manier om de huisbezoekster in naastenliefde te laten groeien, wat net zo belangrijk is. Door onze vrouwen in het huisbezoek in te delen, geven we hun de kans om de reine liefde van Christus te ontwikkelen, wat de grootste zegen in hun leven kan zijn.’33

Een zuster besprak de zegeningen die zij kreeg terwijl ze haar zusters diende:

‘Kort na ons huwelijk verhuisden mijn man en ik naar New Jersey (Verenigde Staten). Als eerstejaarsstudent geneeskunde was mijn man ’s avonds zelden vóór half twaalf thuis. (…) Ik maakte niet snel vrienden. Deze verhuizing was moeilijk voor mij en ik voelde mij eenzaam.

‘De bisschop van mijn nieuwe wijk vroeg of ik leiding wilde geven aan een initiatief voor de Spaanstalige leden in onze wijk. Wat erop neerkwam dat ik de avondmaalsdienst tolkte, de cursus evangelieleer gaf en toezag op de zustershulpvereniging voor Spaanstaligen. Behalve de leden met Spaans als moedertaal was ik de enige vrouw in de wijk die vloeiend Spaans sprak.

‘En alsof dat niet genoeg was, kreeg ik van de ZHV-presidente een huisbezoeklijst met twaalf zusters die in een buurt aan de andere kant van de stad woonden. U mag gerust weten dat ik niet stond te springen om deze nieuwe taak. Ik had het druk met mijn andere roepingen, en ik was bang dat ik die zusters niets te zeggen had. (…) Maar ik maakte uiteindelijk wel een paar afspraken, en voordat ik het wist zat ik in de woonkamer van het gezin Dumez.

‘“U bent mijn huisbezoekster?”, vroeg zuster Dumez toen ze de kamer binnenkwam. “Welkom. Ik heb al twee jaar geen huisbezoek gekregen.” Ze luisterde aandachtig naar de boodschap, we babbelden wat, en ze dankte mij uitvoerig voor mijn komst.

‘Voordat ik vertrok riep ze haar vijf kinderen erbij om ‘Ik ben een kind van God’ in het Spaans te zingen. Zij gaf me een knuffel en kneep mijn hand fijn. (…)

‘Alle bezoeken gingen die eerste keer beter dan ik had gehoopt. In de daaropvolgende maanden verwelkomden de zusters mij steeds hartelijk als ik bij hen voor de deur stond, en ik begon uit te kijken naar mijn bezoekjes. Maar ik was niet voorbereid op het verdriet en de problemen die ik te horen kreeg naarmate ik deze prachtige mensen beter leerde kennen. Ik besloot dat het minste wat ik kon doen was te proberen het leven van deze zusters en hun gezin, waarin de financiële nood hoog was, enigszins te veraangenamen. Ik begon ovenschotels mee te nemen. Ik nam de gezinnen mee op uitjes. Ik reed ze naar doktersafspraken en supermarkten.

‘Ik vergat er mijn eigen eenzaamheid door. De zusters die ik aanvankelijk nogal ver van mij af vond staan, werden mijn beste vriendinnen. Ze waren loyale, trouwe vriendinnen die dankbaar waren voor zelfs het geringste wat ik deed voor ze. En ze voorvoelden mijn noden: ik kreeg geregeld telefoontjes en cadeautjes die uit het hart kwamen. Een zuster haakte een kleedje voor mijn tafel. Een andere schreef een gedicht ter gelegenheid van mijn verjaardag.

‘Toch was ik na een paar maanden behoorlijk gefrustreerd dat ik het leven van mijn vriendinnen niet een klein beetje veiliger of aangenamer kon maken. (…)

‘Op een avond had ik het bijzonder te kwaad. Ik knielde neer om te bidden en smeekte de Heer om mij te laten zien welke kant ik op moest. Toen kreeg ik sterk de indruk dat de Heer wilde dat ik die zusters hielp zelfredzamer te worden en elkaar te dienen. Ik geef toe dat ik sceptisch was dat mensen die zelf onder een zware last gebukt gingen de kracht zouden hebben om elkaar op te beuren, maar ik wist dat ik gehoor aan de ingeving moest geven.

‘Ik begon met het reorganiseren van het huisbezoekprogramma in de Spaanstalige ZHV. Een van mijn trouwste vriendinnen, zuster Moreira, bood aan bij zes van de zusters op huisbezoek te gaan. “Daar komt niets van in,” protesteerde ik, “dat is onmogelijk zonder auto. Dat is veel te ver lopen!” Maar toen herinnerde ik mij mijn ingeving dat de zusters elkaar moesten dienen. Ik zette alle zes zusters op het lijstje van zuster Moreira.

‘Nadat ze terug was van haar huisbezoekmarathon, belde zuster Moreira mij, vervuld met de Geest. (…) Haar voeten deden pijn, maar de Heer had haar last en haar hart licht gemaakt.

‘Na nog een paar bezoeken, monsterde zuster Moreira een ander zuster om de route met haar te lopen. (…)

‘Toen ik erop ging letten, zag ik allerlei manieren om deze zusters zichzelf en elkaar te laten helpen. (…)

‘Juist in de tijd dat ik grote geestelijk groei zag onder de leden van mijn wijk, kreeg ik het bericht dat mijn man en ik ons elders zouden vestigen. (…) Ik wilde er zelfs niet aan denken dat ik mijn geweldige vriendinnen zou moeten achterlaten. Ik wilde het liefst met hen blijven dienen — we hadden elkaar zoveel gegeven. Wat ik dan wel zag, was dat het evangelie grote invloed op hun leven had gekregen en dat ze voor elkaar waren gaan zorgen. Ik, die schoorvoetend op de akker was gaan arbeiden, was beladen met schoven teruggekeerd.’34

Afbeelding
President Lorenzo Snow

Lorenzo Snow

President Lorenzo Snow, de vijfde president van de kerk, predikte dat de ZHV-zusters een voorbeeld zijn van zuivere godsdienst. Hij zei: ‘De apostel Jakobus heeft geschreven dat “zuivere en onbevlekte godsdienst voor God (…) is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.” De leden van de zustershulpvereniging hebben, op basis van deze ware lering, voorzeker zuivere en onbevlekte godsdienst in de praktijk gebracht; want zij hebben de gekwelden gediend, zij hebben vol liefde de wezen en de weduwen omarmd, en zij hebben zichzelf onbesmet van de wereld bewaard. Ik kan getuigen dat er geen zuiverder, godvrezender vrouwen in de wereld zijn dan we in de zustershulpvereniging hebben.’35

De zuivere en godvrezende zusters in de zustershulpvereniging hebben vanaf de begindagen in Nauvoo tot op heden over elkaar gewaakt en elkaar versterkt door liefdevol en geïnspireerd huisbezoek. Het is een bediening waarin men één op één, van hart tot hart, deelt.

Hoofdstuk 7

  1. Eliza R. Snow, naar ‘How Great the Wisdom and the Love’, Hymns, nr. 195.

  2. Zie Lucas 15:3–7.

  3. Zie 3 Nephi 11:13–17; 17:5–25.

  4. Julie B. Beck, ‘ZHV: een heilig werk’, Liahona, november 2009, p. 113.

  5. Relief Society Minute Book, Nauvoo, Illinois, 28 juli 1843, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 101.

  6. Joseph F. Smith, ‘Address of President Joseph F. Smith’, Woman’s Exponent, mei 1903, p. 93; zie ook Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), pp. 186–187.

  7. Eliza R. Snow. In: Relief Society Minutes, Sixth Ward, Salt Lake Stake, 16 augustus 1868, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 16.

  8. Eliza R. Snow. In: Mt. Pleasant North Ward Relief Society Minutes, 7 augustus 1880, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 56.

  9. Sarah M. Kimball. In: 15th Ward Relief Society Minutes, 1868–1873, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  10. Jane Richards. In. ‘R. S. Reports’, Woman’s Exponent, 1 september 1907, p. 24.

  11. Minutes of General Board of Relief Society, 19 april 1944, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, pp. 39–40.

  12. Belle S. Spafford, interview door Jill Mulvay [Derr], 1 december 1975, transcriptie, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  13. Belle S. Spafford, interview door Jill Mulvay [Derr], 8 december 1975, transcriptie, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  14. Henry B. Eyring, ‘Het blijvende erfgoed van de ZHV’, Liahona, november 2009, p. 123.

  15. Julie B. Beck, ‘“Strengthen Thy Stakes”: Strong and Immovable in Faith’. In: Awake, Arise, and Come unto Christ: Talks from the 2008 BYU Women’s Conference (Deseret Book, 2009), pp. 86–87.

  16. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois), 28 april 1842, p. 38.

  17. Spencer W. Kimball, ‘Small Acts of Service’, Ensign, december 1974, p. 5.

  18. Thomas S. Monson, Liahona, november 2009, p. 86.

  19. Dieter F. Uchtdorf, ‘Geluk, uw erfgoed’, Liahona, november 2008, p. 120.

  20. Spencer W. Kimball, ‘A Vision of Visiting Teaching’, Ensign, juni 1978, p. 24; zie ook Leer en Verbonden 20:53–54.

  21. Camilla Kimball. In: Caroline Eyring Miner en Edward L. Kimball, Camilla: A Biography of Camilla Eyring Kimball (1980), p. 175.

  22. Cathie Humphrey. In: ‘Sterke handen en liefdevolle harten’, Liahona, december 2004, pp. 36–37.

  23. Geciteerd door Mary Ellen Smoot, interview door Julie B. Beck, 20 mei 2009, transcriptie, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  24. ‘Sterke handen en liefdevolle harten’, p. 39.

  25. Spencer W. Kimball, ‘A Vision of Visiting Teaching’, pp. 24–25.

  26. Virginia U. Jensen, ‘Ripples’, Ensign, november 2000, p. 94.

  27. Mary Ellen Smoot, Conference Report, oktober 1997, pp. 13–14; of Ensign, november 1997, p. 12.

  28. Spencer W. Kimball, ‘A Vision of Visiting Teaching’, p. 26.

  29. Silvia H. Allred, ‘De liefde vergaat nimmermeer’, Liahona, november 2011, pp. 115–116.

  30. Elaine L. Jack. In Jaclyn W. Sorensen, ‘Visiting Teaching—Giving Selfless Service in a Loving Sisterhood’, Church News, 7 maart 1992, p. 5.

  31. Vivien D. Olson, ‘The Visiting Teacher Who Made a Difference’, Church News, 15 mei 1982, p. 2.

  32. Hope Kanell Vernon, ‘The Visiting Teacher Who Made a Difference’, Church News, 12 juni 1982, p. 2.

  33. Barbara W. Winder, ‘Striving Together: A Conversation with the Relief Society General Presidency’, Ensign, maart 1985, p. 12.

  34. Robyn Romney Evans, ‘In the Vineyard’, Ensign, maart 2004, pp. 21–23.

  35. Lorenzo Snow. In. ‘Prest. Snow to Relief Societies’, Deseret Evening News, 9 juli 1901, p. 1; hij citeert Jakobus 1:27.

De Heiland leerde ons door zijn voorbeeld hoe we elkaar moeten liefhebben en sterken.

Huisbezoekcomités zamelden bijdragen in om de plaatselijke behoeften te lenigen.

Huisbezoeksters proberen altijd aan de geestelijke en stoffelijke noden van de bezochte zusters tegemoet te komen.

Huisbezoeksters in Midden-Afrika op weg om hun zusters te bezoeken.

Zuster Geraldine Bangerter, linksonder, met de Braziliaanse zusters die in hun land de zustershulpvereniging op gang brachten.

Door de liefdediensten die zij verrichten, volgen de ZHV-zusters het voorbeeld van Jezus Christus.

Huisbezoeksters en de zusters die zij dienen, kunnen elkaar sterken en opbouwen.

Huisbezoeksters die in de waarheid onderwijzen en hun getuigenis geven, brengen anderen ertoe de Heiland na te volgen.

Huisbezoeksters die om hulp bidden, zullen leiding van de Heilige Geest ontvangen.

Toegewijde huisbezoeksters brengen ‘zuivere godsdienst’ in praktijk (Jakobus 1:27).

Door het huisbezoek weten de ZHV-zusters dat ze vriendinnen hebben die om hen geven.

Het huisbezoek verschaft de ZHV-zusters vreugde doordat zij elkaar dienen.

‘Wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, [zijt] gij louter in dienst van uw God’ (Mosiah 2:17).