Kerkgeschiedenis
Hoofdstuk 8: Priesterschapszegeningen voor iedereen: een onlosmakelijke band met de priesterschap


Hoofdstuk 8

Priesterschapszegeningen voor iedereen

Een onlosmakelijke band met de priesterschap

Door middel van de profeet Joseph Smith is het priesterschap van God in zijn volheid op aarde hersteld. Het priesterschap is de eeuwige macht en het gezag van God waardoor Hij zijn kinderen zegent, verlost en verhoogt, en waarmee Hij ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens’ tot stand brengt.1

De waardige zonen van onze hemelse Vader worden tot een priesterschapsambt geordend en krijgen bepaalde plichten en taken toebedeeld. Ze zijn bevoegd om in zijn naam te handelen en op zijn kinderen toe te zien en ze verordeningen te helpen ontvangen en verbonden te sluiten en na te komen. Alle zonen en dochters van onze hemelse Vader die gebruikmaken van de macht van het priesterschap ontvangen dezelfde zegeningen.

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft in een algemene conferentie gezegd: ‘Hoewel we de priesterschapsdragers soms betitelen als “de priesterschap”, moeten we nooit vergeten dat “het priesterschap” geen bezit is van de dragers ervan en dat het niet door hen belichaamd wordt. Het wordt gedragen om in opdracht van God te gebruiken voor het welzijn van mannen, vrouwen en kinderen.’2 Ouderling Oaks haalde vervolgens de woorden van John A. Widtsoe, voormalig lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, aan: ‘Mannen hebben niet meer recht dan vrouwen op de zegeningen die uit het dragen van het priesterschap voortvloeien.’3

‘Volledige deelgenoten van de geestelijke zegeningen van het priesterschap’

Veel vrouwen in de kerk hebben van de zegeningen van het priesterschap in hun leven getuigd. Zuster Elaine L. Jack, de twaalfde algemeen ZHV-presidente, heeft de gevoelens van andere zusters in de zustershulpvereniging verwoord. ‘Ik heb een vast getuigenis van de macht van het priesterschap in het leven van alle leden van de kerk’, zei ze. ‘In de leer en Verbonden staat dat het Melchizedeks priesterschap “de sleutels van alle geestelijke zegeningen van de kerk” omvat (LV 107:18). Ik weet dat het Gods macht en gezag op aarde is om ons tot zegen te zijn en een brug te vormen tussen onze aardse ervaringen en de eeuwigheid. Wanneer wij de zegeningen van het priesterschap ontvangen, putten wij uit de macht en de genade van God.’ Zuster Jack vervolgde:

‘Ik vind het veelzeggend dat de vrouwen werden georganiseerd onder het gezag van het priesterschap. Wij steunen de priesterschap en ontvangen steun door die macht. Wij zusters van de kerk (…) koesteren de gelegenheid om volledige deelgenoten te mogen zijn van de geestelijke zegeningen van het priesterschap.

‘Wij kunnen door die zegeningen allemaal leiding en hulp bij onze eeuwige vooruitgang ontvangen. De verordeningen, verbonden, verzegelingen en de gave van de Heilige Geest zijn onmisbaar voor onze verhoging. Daarnaast zijn er vele individuele priesterschapszegeningen. Ze worden ons gegeven als leidraad, om ons perspectief en bemoediging te bieden. Ze inspireren ons voornemen om het goede te doen. Wij kunnen allen deelgenoot zijn van die geestelijke zegeningen.’4

Zuster Sheri L. Dew, voormalig raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, heeft het volgende gezegd: ‘Zusters, sommige mensen zullen proberen u ervan te overtuigen dat u, omdat u niet tot het priesterschap geordend bent, bedrogen bent. Zij hebben het gewoonweg mis en begrijpen het evangelie van Jezus Christus niet. De zegeningen van het priesterschap staan elke rechtschapen man en vrouw ter beschikking. We kunnen allemaal de Heilige Geest ontvangen, persoonlijke openbaring krijgen en onze begiftiging ontvangen in de tempel waaruit we “gewapend” met macht tevoorschijn komen. De macht van het priesterschap heelt, beschermt en maakt ons immuun voor de machten van de duisternis. Het belangrijkste is dat de volheid van het priesterschap, vervat in de hoogste verordeningen van het huis des Heren, alleen door man en vrouw samen ontvangen kunnen worden.’5

Verordeningen, verbonden en zegeningen

Toen Joseph Smith in het voorjaar van 1842 in Nauvoo (Illinois) de zustershulpvereniging oprichtte, waren de vrouwen van die vereniging al gezegend met bepaalde priesterschapsverordeningen en -verbonden. Zij hadden zich laten dopen voor de vergeving van zonden. Zij hadden de gave van de Heilige Geest ontvangen, wat hun het recht gaf op het voortdurende gezelschap van de Geest en op persoonlijke openbaring. Zij hadden ter gedachtenis van Jezus Christus en hun verbonden aan het avondmaal deelgenomen. Zij hadden gaven van de Geest ontvangen. Sommigen hadden een patriarchale zegen ontvangen en inzicht in hun persoonlijke gaven, mogelijkheden en afstamming van het huis van Israël gekregen. De Heer had hun naar hun behoeften, hun geloof en zijn wil genezing, troost en wijsheid geschonken.

Afbeelding
Elizabeth Ann Whitney

Elizabeth Ann Whitney

Zuster Elizabeth Ann Whitney, die de eerste bijeenkomst van de zustershulpvereniging bijwoonde, had twaalf jaar daarvoor, in 1830, met het herstelde evangelie kennisgemaakt. ‘Toen ik de ouderlingen het evangelie hoorde prediken,’ zei ze later, ‘herkende ik daar meteen de stem van de goede Herder in.’ Ze ‘liet zich onmiddellijk dopen’ en haar man, Newel K. Whitney, liet zich enkele dagen later dopen.6 Ze vertelde later over de zegeningen die ze had ontvangen door de priesterschapsverordeningen van de doop en de bevestiging:

‘Als er beginselen zijn waaruit ik kracht heb geput en waardoor ik een oprechter en zinvoller leven heb leren leiden, dan lijkt het mij dat ik die vreugde en kracht aan anderen zou willen overbrengen; ik wil ze graag vertellen wat het evangelie voor mij heeft betekend en nog betekent sinds ik het heb omarmd en naar de wetten ervan heb leren leven. Dagelijks een nieuwe openbaring door de Geest, verborgenheden onthuld die daarvoor duister, ondoorgrondelijk, raadselachtig en onbegrijpelijk waren; onvoorwaardelijk geloof in een goddelijke macht, in eeuwige waarheid die komt van God de Vader.’7

Gaven van de Geest

Op 28 april 1842 sprak Joseph Smith in een bijeenkomst van de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo. Een deel van zijn betoog was gebaseerd op de leringen van de apostel Paulus in 1 Korintiërs 12–13 over de gaven van de Geest. Joseph Smith beklemtoonde dat ‘deze tekenen, zoals de zieken genezen, duivels uitwerpen enz., allen dienen te volgen die geloven’.8

De vrouwen van de kerk hebben de gave van de Heilige Geest ontvangen en mogen dan ook streven naar en gezegend worden door geestelijke gaven zoals ‘de gave van talen, profetie, openbaring, visioenen, gezondmaking, uitlegging van talen enzovoort’.9 In de hele geschiedenis van de kerk hebben de vrouwen in de kerk gaven van de Geest ontvangen en zijn ze hun familie en anderen daarmee tot zegen geweest.

Amanda Barnes Smith was op 28 april 1842 aanwezig toen Joseph Smith de ZHV-zusters de gaven van de Geest uiteenzette. Ze wist dat die leringen waar waren, omdat ze ongeveer vier jaar daarvoor zelf gezegend was met de gave van openbaring, op een moment dat ze de hulp van de Heer nodig had om haar zoon te redden.

Eind oktober 1838 trokken Amanda en haar man, Warren, met hun kinderen en andere leden van de kerk naar Far West (Missouri). Ze stopten onderweg bij een molen om hun huifkar te repareren. Terwijl ze daar waren, werden de heiligen die bij de molen werkten door een bende aangevallen, waarbij zeventien mannen en jongens werden gedood en er vijftien gewond raakten. Amanda, die zich tijdens de aanval had verscholen, trof bij haar terugkeer Warren en hun zoon Sardius onder de gedode slachtoffers aan. Een andere zoon, Alma, was zwaargewond. Zijn heup was door een geweerschot weggevaagd. Amanda vertelde later over de persoonlijke openbaring die ze kreeg die haar zoon hielp genezen:

‘Ik [was] daar, die ganse, verschrikkelijke nacht, met mijn doden en gewonden, en niemand behalve God als arts om mij te helpen.

‘O, mijn hemelse Vader, huilde ik, wat moet ik doen? U ziet mijn arme gewonde jongen en u weet hoe onervaren ik ben. O, hemelse Vader, laat me zien wat ik moet doen!

‘En toen werd ik geleid alsof er een stem tot mij sprak.’

Amanda kreeg de aanwijzing om loog, of wasmiddel, van de as van het vuur te maken om de wond te reinigen. Vervolgens kreeg ze de aanwijzing om een kompres te maken van een lap en materiaal van de iepenboom om de wond mee op te vullen. De volgende dag goot ze wat balsem die ze had gevonden in de wond om Alma’s pijn te verzachten.

‘“Alma, mijn kind,” zei ik, “geloof je dat de Heer jouw heup gemaakt heeft?”

‘“Ja, mama.”

‘“Welnu, de Heer kan daar iets maken in plaats van je heup, denk je niet, Alma?”

‘“Denkt u dat de Heer dat kan, mama?” vroeg de jongen in zijn eenvoud.

‘“Zeker, mijn zoon,” antwoordde ik, “Hij heeft het me allemaal in een visioen getoond.”

‘Toen legde ik hem comfortabel op zijn buik en zei: “Nu moet je zo blijven liggen, en niet bewegen, dan zal de Heer een nieuwe heup voor je maken.”

‘Alma bleef zo vijf weken lang op zijn buik liggen, totdat hij helemaal was hersteld — een flexibel stuk kraakbeen was in de plaats van het ontbrekende gewricht en de holte gegroeid (…) een wonder in de ogen van artsen.

‘Op de dag dat hij weer liep was ik buiten een emmer water aan het vullen toen ik de kinderen hoorde schreeuwen. Ik rende verschrikt terug naar huis en zag daar Alma op de vloer ronddansen, waarbij de kinderen het uitriepen van verbazing en vreugde.’10

Door de geestelijke gave van openbaring leerde de Heer zuster Smith hoe ze voor haar zoon moest zorgen. Zij kreeg net als Elizabeth Ann Whitney en talloze anderen ‘vreugde en kracht’ en ‘een nieuwe openbaring door de geest’11 vanwege haar getrouwheid.

Tempelzegeningen

Een van de doeleinden waarom de Heer de zustershulpvereniging in het leven riep, was om zijn dochters voor te bereiden op de grotere zegeningen van het priesterschap die uit de verordeningen en verbonden van de tempel voortvloeien. De zusters keken in die begindagen in Nauvoo vol verwachting uit naar de voltooiing van de tempel. Zij wisten dat de begiftiging hen, zoals de profeet Joseph Smith aan Mercy Fielding Thompson had beloofd, ‘uit de duisternis in een fantastisch licht’ zou brengen.12

Bij monde van de profeet Joseph Smith openbaarde de Heer het volgende aan de heiligen der laatste dagen in Kirtland (Ohio): ‘Ik heb u een gebod gegeven dat u een huis moest bouwen, in welk huis Ik voornemens ben hen die Ik heb gekozen, te begiftigen met macht uit den hoge.’13 Hij beloofde de heiligen ‘een menigvuldigheid van zegeningen’14 en Hij verklaarde dat de tempel ‘een plaats van dankzegging voor alle heiligen [zou zijn], en (…) een plaats van onderricht voor allen die geroepen worden tot het werk van de bediening in al hun verschillende roepingen en functies; opdat zij zullen worden vervolmaakt in het begrijpen van hun bediening, in theorie, in beginsel en in de leer, in alle dingen die betrekking hebben op het koninkrijk van God op aarde.’15

In Nauvoo gebood de Heer de heiligen opnieuw om een tempel te bouwen. Hij zei dat Hij ‘de volheid van het priesterschap’ zou herstellen en ‘[z]ijn verordeningen daarin [zou] openbaren’.16

De ZHV-zusters hielpen elkaar zich op deze verordeningen en de bijbehorende verbonden voor te bereiden. Zij droegen bij aan de bouw van de tempel, leerden van de profeet en van elkaar in ZHV-bijeenkomsten, hielpen elkaar onbaatzuchtig en streefden een heiliger levenswandel na.

Toen de tempel bijna klaar was, werden 36 vrouwen geroepen als verordeningswerkster. Elizabeth Ann Whitney, een van die eerste verordeningswerkers, vertelde daarover: ‘Ik gaf mijzelf, mijn tijd en aandacht aan die zending. Ik werkte dagelijks zonder ophouden in de tempel tot die gesloten werd.’17

In de verordeningen van het hogere priesterschap die de heiligen in de Nauvootempel ontvingen, was ‘de macht der goddelijkheid kenbaar’.18 De heiligen die zich aan hun verbonden hielden, putten kracht en steun uit deze macht in de dagen en jaren van beproeving die zouden volgen (zie hoofdstuk 3).

Afbeelding
President Joseph Fielding Smith

Joseph Fielding Smith

Ook nu zijn er in de kerk trouwe vrouwen en mannen die in de tempel dienen en kracht putten uit de zegeningen die alleen door de tempelverordeningen te krijgen zijn. President Joseph Fielding Smith, de tiende president van de kerk, heeft gezegd: ‘Het is de zusters van deze kerk gegeven hun verhoging in het koninkrijk van God in te gaan en macht en gezag als koningin en priesteres te ontvangen.’19

Het priesterschap thuis

De zustershulpvereniging helpt zusters gezinnen te sterken, waarmee zij een van de fundamentele doeleinden van het priesterschap helpen verwezenlijken. ‘Het gezag van het priesterschap is hersteld zodat gezinnen voor eeuwig verzegeld kunnen worden’, zei ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen.20 Ouderling Richard G. Scott, eveneens van het Quorum der Twaalf, heeft gezegd: ‘Het gezin is de basis van een rechtschapen leven. Het priesterschap is de macht en de gezagslijn van het priesterschap is het middel van de Heer om het gezin te steunen.’21 De zustershulpvereniging steunt dit werk door vrouwen en hun gezinsleden te helpen het evangelie zo na te leven dat ze de beloofde zegeningen van het priesterschap kunnen ontvangen.

Man en vrouw

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘De ultieme en hoogste uiting van het vrouw-zijn en man-zijn is het nieuw en eeuwigdurend huwelijksverbond tussen een man en een vrouw. Alleen deze verbintenis leidt tot verhoging. De apostel Paulus heeft gezegd: “In de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw.”’22 De Schriften vanouds bevestigen dit in de verhalen van de verbondshuwelijken tussen Abraham en Sara, Isaak en Rebekka, en Jakob en Rachel. De verzegelingsverordening verbindt man en vrouw aan elkaar, aan hun kinderen en aan hun Vader in de hemel. ‘Dus’, gaat ouderling Oaks verder, ‘het algemene doel (…) in de priesterschapsquorums en (…) in de zustershulpvereniging is mannen en vrouwen samenbrengen in heilige huwelijks- en familiebanden die naar het eeuwige leven voeren, “de grootste van alle gaven Gods”.’23

Wanneer de zegen van het ouderschap tot een man en vrouw komt, hebben ze de plechtige taak om hun kinderen priesterschapsverordeningen en -verbonden bij te brengen en te laten ontvangen.24 Onze eerste ouders, Adam en Eva, gaven een goed voorbeeld van een wederzijds afhankelijke en eensgezinde band in het onderwijzen van hun kinderen. Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Adam was niet alleen met die zaken bezig. (…)

‘Ook Eva was daar actief bij betrokken. Zij hoorde alles wat Adam zei. Zij sprak van “onze overtreding”, van “de vreugde van onze verlossing”, van de “nakomelingen” die ze samen zouden kennen, en van het “eeuwige leven”, dat geen van hen alleen kon ontvangen, maar dat altijd is voorbehouden aan een man en een vrouw samen.

‘Zij en Adam baden samen; zij prezen beiden de naam van de Heer; zij onderwezen allebei hun kinderen; zij ontvingen alle twee openbaring; en de Heer gebood hun beiden Hem in de naam van Jezus Christus te aanbidden en te dienen.’25

De hedendaagse profeten en apostelen hebben zowel mannen als vrouwen aangemoedigd om dit patroon thuis te volgen: ‘Volgens het goddelijk plan behoort de vader zijn gezin met liefde en in rechtschapenheid te presideren. Hij heeft tot taak te voorzien in de behoeften en de bescherming van zijn gezin. De taak van de moeder is op de eerste plaats de zorg voor de kinderen. Vader en moeder hebben de plicht om elkaar als gelijkwaardige partners met deze heilige taken te helpen. Invaliditeit, overlijden of andere omstandigheden kunnen individuele aanpassing noodzakelijk maken. Andere familieleden behoren zo nodig steun te verlenen.’26

Heiligen der laatste dagen over de hele wereld volgen deze raad op eenvoudige maar krachtige wijze op. Mannen en vrouwen bidden samen met hun kinderen en lezen samen met ze in de Schriften. In veel gezinnen houden ouders er een speciale plek op na — al is het niet meer dan een boekenplank — voor de Schriften en ander kerkmateriaal. Ze dragen het evangelie in woord en daad uit. Ze bereiden hun kinderen voor op de zegeningen van de tempel, een voltijdzending, een eigen gezin en blijvende actieve deelname in de kerk. Net als Adam en Eva dragen zij samen de verantwoordelijkheid om te onderwijzen, te bidden, te dienen en de Heer te aanbidden.

In sommige gevallen voelt een man of vrouw zich er alleen voor staan in die taken omdat hun partner geen verbonden heeft gesloten of de verbonden die zijn gesloten niet nakomt. Maar ook in die situaties hoeven getrouwe gezinsleden zich niet alleen te voelen. Zij kunnen heil en kracht putten uit de priesterschapsverordeningen die ze hebben ontvangen en de verbonden die ze nakomen. Ook kunnen ze rekenen op de steun van andere familieleden en leden van de kerk.

Alleenstaande zusters en het priesterschap

Veel heiligen der laatste dagen zijn nooit getrouwd. Anderen zijn alleenstaand omdat hun huwelijkspartner is overleden, hen heeft verlaten of van hen is gescheiden. Deze leden zullen net als alle leden van de kerk gezegend worden als zij trouw zijn aan hun verbonden en er alles aan doen om het ideaal van een eeuwig gezin na te streven. Zij kunnen de zegeningen, kracht en invloed van het priesterschap in hun leven en thuis ervaren door de verordeningen die ze hebben ontvangen en de verbonden die ze nakomen.

Ouderling Dallin H. Oaks heeft over de getrouwheid van zijn moeder gesproken, die al op jonge leeftijd weduwe was geworden. Zij was in de tempel aan haar man verzegeld en beschouwde zichzelf dan ook niet als alleenstaand. Toch moest ze haar drie kinderen in haar eentje grootbrengen. Ouderling Oaks vertelde:

‘Mijn vader overleed toen ik zeven was. Ik was de oudste van drie kleine kinderen en mijn moeder deed haar best om ons op te voeden. Toen ik tot diaken werd geordend, zei ze hoe blij ze was om een priesterschapsdrager in huis te hebben. Maar mijn moeder bleef de leidster thuis. Zij vroeg een van ons om te bidden als we iedere ochtend samen neerknielden. (…)

‘Toen mijn vader overleed, presideerde mijn moeder ons gezin. Ze had geen ambt in het priesterschap, maar als de langstlevende ouder werd zij de “leidende functionaris” in ons gezin. Tegelijkertijd had ze altijd volledig respect voor het priesterschapsgezag van onze bisschop en de andere kerkleiders. Mijn moeder presideerde in haar gezin, maar zij presideerden in de kerk. (…)

‘Mijn moeder, de trouwe weduwe die ons heeft opgevoed, twijfelde niet aan de eeuwige aard van het gezin. Ze had altijd respect voor de positie van onze overleden vader. Ze zorgde ervoor dat hij altijd bij ons gezin betrokken bleef. Ze vertelde over de eeuwige duur van hun tempelhuwelijk. Ze herinnerde ons er vaak aan wat onze vader van ons zou hebben verwacht, zodat we de belofte van de Heiland zouden kunnen ontvangen om een eeuwig gezin te zijn.’27

Nog een man vertelde dat zijn moeder thuis presideerde: ‘Net toen ik me op een voltijdzending aan het voorbereiden was, verliet mijn vader ons gezin en de kerk. In die omstandigheden vond ik het moeilijk om twee jaar van huis te gaan, maar ik deed het toch. En terwijl ik de Heer in een ver land diende, kwam ik erachter hoe sterk mijn moeder thuis was. Ze putte kracht uit de gewaardeerde extra aandacht die ze kreeg van mannen die het priesterschap droegen — haar vader en broers, haar huisonderwijzers en andere mannen in de wijk. Haar grootste kracht kwam echter van de Heer zelf. Ze hoefde niet te wachten op een bezoek om de zegeningen van het priesterschap thuis te ervaren. En wanneer bezoekers weer vertrokken, zat ze niet om die zegeningen verlegen. Ze was de verbonden trouw die ze in de wateren van de doop en in de tempel had gesloten, zodat ze altijd aanspraak maakte op de zegeningen van het priesterschap. De Heer schonk haar inspiratie en kracht die haar eigen vermogen te boven gingen, en ze heeft kinderen grootgebracht die zich nu aan dezelfde verbonden houden die haar tot steun zijn geweest.’28

Deze vrouwen zagen in dat ze extra kracht en hulp kregen door de verbonden die ze hadden gesloten en nageleefd.

Dienen in de kerk

Iedereen die officieel werkzaam is in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen doet dat onder de leiding en het gezag van hen die priesterschapssleutels dragen, zoals bisschoppen en ringpresidenten. In de zustershulpvereniging is dat patroon in de eerste ZHV-bijeenkomst vastgesteld. Op aanwijzing van de profeet Joseph Smith legde ouderling John Taylor van het Quorum der Twaalf Apostelen zuster Emma Smith en haar raadgeefsters, zuster Sarah M. Cleveland en Elizabeth Ann Whitney, een voor een de handen op het hoofd. Hij zegende hen met leiding in hun bediening. Vanaf dat moment zijn alle zusters met een roeping in de zustershulpvereniging of een andere roeping in de kerk en als huisbezoekster werkzaam geweest onder het gezag van wie de sleutels van het priesterschap dragen.

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘De zustershulpvereniging werkt onder leiding van de Melchizedekse priesterschap, want “alle andere bevoegdheden of functies in de kerk zijn toevoegingen aan dat priesterschap”. Zij is “naar het voorbeeld van de priesterschap” georganiseerd. (…)

‘De broeders weten dat ze behoren tot een quorum van de priesterschap. Te veel zusters zien de zustershulpvereniging echter alleen als een les die ze bijwonen. In het hart van elke vrouw moet hetzelfde gevoel worden aangekweekt dat ze tot de zustershulpvereniging behoort, in plaats van slechts een les bij te wonen.’29

De mannen worden in priesterschapsquorums in een broederschap ondergebracht om dienstbetoon te verrichten, om hun plichten te leren en uit te voeren, en om de leerstellingen van het evangelie te bestuderen. De zustershulpvereniging streeft diezelfde doelen na voor de vrouwen van de kerk. Alle vrouwen in de kerk behoren tot de zustershulpvereniging, ook als ze door andere taken niet alle ZHV-bijeenkomsten kunnen bijwonen. De zusterschap, zorg en leringen van de zustershulpvereniging strekken zich ook uit tot hen.

Eenheid: ‘allen moeten eensgezind samenwerken’

In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen behoren mannen en vrouwen elkaar te versterken en eendrachtig samen te werken. De Heer heeft gezegd: ‘Zijt één; en indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet.’30

De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Allen moeten eensgezind samenwerken, anders kan er niets tot stand worden gebracht.’31 En hij gaf zelf het goede voorbeeld door eensgezind met anderen samen te werken. Zuster Eliza R. Snow is dat voorbeeld haar hele leven indachtig geweest. Ze sprak erover met plaatselijke kerkleiders toen de zustershulpvereniging opnieuw in Utah werd gevestigd. Ze leerde dat bisschoppen ‘dezelfde verstandhouding’ met de zustershulpvereniging in de wijk moesten hebben als Joseph Smith met de zustershulpvereniging in Nauvoo had. Ze leerde ook dat ‘geen vereniging (…) kon bestaan zonder raad [van de bisschop].’32

Toen zuster Bathsheba W. Smith als de vierde algemeen ZHV-presidente werkzaam was, hield ook zij de leringen en het voorbeeld van Joseph Smith in gedachten. Ze leerde de zusters in de zustershulpvereniging dat ze in overeenstemming met hun priesterschapsleiders moesten samenwerken. Zij zei: ‘Wij verlangen er nederig naar de roepingen die de Heer ons geeft groot te maken. Om dat op acceptabele wijze te doen, hebben wij het geloof en de steun van het Eerste Presidium van de kerk, de apostelen, en de ringpresidenten en bisschoppen nodig, die wij immer onze steun willen verlenen en met wie wij in harmonie willen samenwerken.’33

Die werkwijze is in de loop der jaren blijven bestaan. President Henry B. Eyring, raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘Een geweldig deel van het ZHV-erfgoed blijkt ook uit de manier waarop de priesterschap de zustershulpvereniging altijd respect heeft getoond en die van haar heeft ontvangen.’34

Toen zuster Barbara W. Winder aantrad als elfde algemeen ZHV-presidente, vroeg president Gordon B. Hinckley, die toen als raadgever in het Eerste Presidium werkzaam was, haar de zusters die werkzaam waren in de zustershulpvereniging, de jongevrouwen en het jeugdwerk onder de priesterschap te verenigen. Zuster Winder besefte dat eenheid ‘niet alleen een kwestie is van samenwerking tussen de zusters, maar dat we partners met de broeders van de priesterschap zijn. Wij werken als collega’s samen.’35

Zuster Winder zei dat ze kort na haar aanstelling als algemeen ZHV-presidente door ouderling Dallin H. Oaks werd benaderd om een onderhoud met haar. Hij was gevraagd om voor de kerk een verklaring op te stellen over een belangrijke kwestie en was van mening dat hij het inzicht van de leidsters van de kerk nodig had. Hij toonde respect en dankbaarheid voor de kennis, visie en inspiratie van zuster Winder door haar hulp in te roepen.

Zuster Winder verklaarde later dat mannen en vrouwen in de kerk elkaars hulp in het werk nodig hebben. ‘Ik heb geleerd dat je niet voor een vergadering bent uitgenodigd om over al je problemen te komen klagen, maar dat je bent uitgenodigd om oplossingen aan te dragen’, legde ze uit. ‘Dan kun je samen ideeën uitwisselen om te zien wat werkt. De broeders van de priesterschap verwachten en hebben behoefte aan de visie van de vrouwen in de kerk. We moeten in dat opzicht voor ze klaarstaan.’36

Deze eensgezinde aanpak komt tot uiting in de raadsvergaderingen van de kerk. De mannen en vrouwen in deze raden luisteren naar elkaar, zoeken de leiding van de Geest en werken eensgezind samen. Zij ontvangen inspiratie om te weten hoe ze in de noden van personen en gezinnen kunnen voorzien. De Heer heeft gezegd: ‘Waar twee of drie aangaande een bepaalde zaak vergaderd zijn in mijn naam, zie, daar zal Ik in hun midden zijn.’37

President Thomas S. Monson, de zestiende president van de kerk, heeft een voorbeeld gegeven van wat er kan gebeuren wanneer zusters van de zustershulpvereniging en broeders van de priesterschap samenwerken in dienst van de Heer:

‘Op 24 august 1992 gierde de orkaan Andrew over de kust van Florida ten zuiden van Miami met windsnelheden van ruim 320 kilometer per uur. (…) 87 duizend huizen werden verwoest, waardoor 150 duizend mensen dakloos werden. (…)

‘De plaatselijke priesterschapsleiders en ZHV-leidsters kwamen snel in actie om een beeld te krijgen van het persoonlijke letsel en de schade, en om te helpen bij het opruimen. Drie grote groepen vrijwilligers van de kerk, bij elkaar meer dan vijfduizend mensen, werkten zij aan zij met de getroffenen, hielpen bij de reparatie van drieduizend woningen, een Joodse synagoge, een kerkgebouw van de pinkstergemeente en twee scholen.’38

‘Samen met de priesterschap’: geïnspireerde raad van hedendaagse profeten

Hedendaagse profeten hebben over de zegeningen gesproken die de kerk en gezinnen ten deel vallen wanneer getrouwe broeders van de priesterschap en getrouwe zusters van de zustershulpvereniging samenwerken.

President Spencer W. Kimball, de twaalfde president van de kerk, heeft gezegd: ‘Er is kracht in deze organisatie [de zustershulpvereniging] die nog niet ten volle benut wordt om de gezinnen van Zion te sterken en Gods koninkrijk op te bouwen — noch zal die ten volle benut worden als niet zowel de zusters als de priesterschap de juiste visie op de zustershulpvereniging krijgen.’39

President Joseph Fielding Smith heeft de relatie tussen de zustershulpvereniging en priesterschapsquorums samengevat:

‘Zij [de zusters] houden hun eigen bijeenkomsten, zoals de zustershulpvereniging, waarin ze veel macht en gezag dragen om vele dingen te doen. (…)

‘De Heer heeft in zijn wijsheid een beroep gedaan op de zusters om de priesterschap bij te staan. Wegens hun mededogen, zachtheid en vriendelijkheid kijkt de Heer op ze neer en geeft ze de taken en plichten om te zorgen voor de behoeftigen en lijdenden. Hij heeft de weg gewezen die we moeten gaan, en Hij heeft ze deze geweldige organisatie gegeven om met gezag onder leiding van de bisschop van de wijk en in eensgezindheid met de bisschop van de wijk naar de geestelijke en stoffelijke noden van onze mensen om te zien.’40

President Gordon B. Hinckley, de vijftiende president van de kerk, heeft het volgende tegen de ZHV-zusters gezegd:

‘Laat ik beginnen met tegen u, zusters, te zeggen dat u niet op de tweede plaats komt in het plan van onze Vader voor het eeuwige geluk en welzijn van zijn kinderen. U bent beslist een belangrijk onderdeel van dat plan.

‘Zonder u zou het plan niet werken. Zonder u zou het hele plan in duigen vallen. (…)

‘Ieder van u is een dochter van God, begiftigd met een goddelijk geboorterecht. U hoeft die positie niet te verdedigen. (…)

‘(…) Er schuilen kracht en grote talenten in de vrouwen van deze kerk. Ze geven doelgericht leiding, zijn in zekere mate onafhankelijk, en toch leveren zij met veel voldoening hun aandeel in het koninkrijk van de Heer, waarin zij samenwerken met de priesterschap om het uit te breiden.’41

Hoofdstuk 8

  1. Mozes 1:39.

  2. Dallin H. Oaks, Conference Report, april 1992, p. 51; of Ensign, mei 1992, p. 36.

  3. John A. Widtsoe, Priesthood and Church Government (1939), p. 83.

  4. Elaine L. Jack, Conference Report, oktober 1996, p. 105; of Ensign, november 1996, pp. 76–77.

  5. Sheri L. Dew, Liahona, januari 2002, p. 14; zij citeert Leer en Verbonden 109:22.

  6. Elizabeth Ann Whitney, ‘A Leaf from an Autobiography’, Woman’s Exponent, 1 september 1878, p. 51.

  7. Elizabeth Ann Whitney, ‘A Leaf from an Autobiography’, Woman’s Exponent, 1 augustus 1878, p. 33.

  8. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 36.

  9. Geloofsartikelen 1:7.

  10. Amanda Barnes Smith. In: Edward W. Tullidge, The Women of Mormondom (1877), pp. 124, 128; zie ook Ons erfgoed: beknopte geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (1996), pp. 47–48; de molen was eigendom van de heer Jacob Hawn.

  11. Elizabeth Ann Whitney, ‘A Leaf from an Autobiography’, Woman’s Exponent, 1 augustus 1878, p. 33.

  12. Joseph Smith, geciteerd door Mercy Fielding Thompson. In: ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 1 juli 1892, p. 400.

  13. Leer en Verbonden 95:8.

  14. Leer en Verbonden 97:28.

  15. Leer en Verbonden 97:13–14.

  16. Leer en Verbonden 124:28, 40.

  17. Elizabeth Ann Whitney, ‘A Leaf from an Autobiography’, Woman’s Exponent, 15 februari 1879, p. 191.

  18. Zie Leer en Verbonden 84:19–22.

  19. Joseph Fielding Smith, ‘Relief Society — an Aid to the Priesthood’, Relief Society Magazine, januari 1959, pp. 5–6.

  20. Russell M. Nelson, Liahona, mei 2006, p. 37.

  21. Richard G. Scott, ‘Leerstellig fundament van de hulporganisaties’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 10 januari 2004, p. 5.

  22. Dallin H. Oaks, Conference Report, april 1992, p. 51; of Ensign, mei 1992, p. 37; hij citeert 1 Korintiërs 11:11.

  23. Dallin H. Oaks, Conference Report, april 1992, p. 51; of Ensign, mei 1992, p. 37; hij citeert Leer en Verbonden 14:7.

  24. Zie Leer en Verbonden 68:25–28.

  25. Bruce R. McConkie, verslag van de gebiedsconferentie in Sydney (Australië) 1976, p. 34; hij citeert Mozes 5:11.

  26. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, p. 180 in dit boek.

  27. Dallin H. Oaks, Liahona, november 2005, pp. 24–27.

  28. Ongepubliceerd manuscript; naam achterwege gelaten.

  29. Boyd K. Packer, Conference Report, april 1998, pp. 95–96; of Ensign, mei 1998, pp. 72–73; hij citeert Leer en Verbonden 107:5 en Joseph Smith. In: Sarah M. Kimball, ‘Auto-biography’, Woman’s Exponent, 1 september 1883, p. 51.

  30. Leer en Verbonden 38:27.

  31. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 30 maart 1842, p. 22.

  32. Eliza R. Snow. In: Relief Society Minutes, Eleventh Ward, Salt Lake Stake, 3 maart 1869, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  33. Bathsheba W. Smith, ‘Official Announcement’, Woman’s Exponent, 1 januari 1902, p. 68.

  34. Henry B. Eyring, ‘Het blijvende erfgoed van de ZHV’, Liahona, november 2009, p. 124.

  35. Barbara W. Winder, interview door Susan W. Tanner, 3 januari 2011, transcriptie, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 1.

  36. Barbara W. Winder, interview door Susan W. Tanner, 3 januari 2011, p. 1.

  37. Leer en Verbonden 6:32

  38. Thomas S. Monson, Conference Report, oktober 1992, p. 68; of Ensign, november 1992, pp. 48–49.

  39. Spencer W. Kimball, ‘Relief Society — Its Promises and Potential’, Ensign, maart 1976, p. 4.

  40. Joseph Fielding Smith, ‘Relief Society — an Aid to the Priesthood’, p. 5.

  41. Gordon B. Hinckley, Conference Report, oktober 1996, p. 90–91; of Ensign, november 1996, pp.67–68.

Amanda Smith bad om hulp om voor haar zoon te zorgen.

Nauvootempel (Illinois)

Verordeningswerksters op het bordes van de Salt Laketempel, 1917

Adam en Eva hadden een eensgezinde verbondsrelatie.

Als vrouwen in de kerk verbonden sluiten en nakomen, geeft de Heer ze de kracht om in zijn koninkrijk te dienen.

De zustershulpvereniging biedt vrouwen steun bij het grootbrengen van hun kinderen.

‘In het hart van elke vrouw moet een (…) gevoel worden aangekweekt’ dat ze tot de zustershulpvereniging behoort (Boyd K. Packer).

In de kerk werken mannen en vrouwen eensgezind samen.

‘Er schuilen kracht en grote talenten in de vrouwen van deze kerk’ (Gordon B. Hinckley).