2016
De Godheid kennen
Januari 2016


De Godheid kennen

Naar een toespraak, ‘The Godhead’, gehouden op 23 juni 2013 in een instructiebijeenkomst voor nieuwe zendingspresidenten in het opleidingscentrum voor zendelingen te Provo.

Wij moeten deze goddelijke Personen op alle mogelijke manieren leren kennen. Wij moeten Hen liefhebben, nader tot Hen komen, Hun gehoorzamen en ernaar streven zoals Hen te zijn.

Afbeelding
Painting of the first vision by Walter Rane. The Father and Son appear to Joseph Smith in the sacred grove.

Het eerste visioen, Walter Rane

De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Het eerste beginsel van het evangelie is het karakter van God grondig te leren kennen.’1 Daar voegde hij aan toe: ‘Ik wil dat u Hem allemaal goed leert kennen, en vertrouwd met Hem raakt.’2 Wij moeten ‘een juist beeld hebben van zijn […] volmaaktheden en eigenschappen’ en bewondering voor ‘de voortreffelijkheid van [zijn] karakter’.3

Ik wil de opdracht van de profeet aan ons uitbreiden en zeggen dat wij en onze zendelingen, onze leden en onze onderzoekers met zekerheid het karakter van de leden van de Godheid moeten kennen. Wij moeten een juist beeld hebben van hun individuele volmaaktheden en eigenschappen en bewondering voor de voortreffelijkheid van hun persoonlijke karakter.

Ons eerste geloofsartikel luidt niet toevallig ‘Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest’ (Geloofsartikelen 1:1). De boodschap is duidelijk voor allen die in het evangelie onderwijzen. Het heeft geen zin om met de andere waarheden die we geloven verder te gaan als wij en onze toehoorders de wezenlijke rol van de Godheid in onze leer en in onze eeuwige bestemming niet helder voor ogen hebben. Wij moeten deze goddelijke Personen op alle mogelijke manieren leren kennen. Wij moeten Hen liefhebben, nader tot Hen komen, Hun gehoorzamen en ernaar streven zoals Hen te zijn.

De mensen die we tot de kerk brengen, dopen we niet als lid van de kerk van een mens, of die persoon nu Joseph Smith of Brigham Young of Thomas S. Monson heet — hoewel we eerbied voor die profeten hebben. We dopen ze niet als lid van de kerk van gelukkige gezinnen of van het Mormoons Tabernakelkoor.

De mensen die we tot de kerk brengen, dopen we in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest. Daarmee leiden we ze in de tegenwoordigheid van de Vader terug door de bediening, verzoening en genade van zijn Zoon, met de invloed van de Heilige Geest tot gids naar dat doel. We moeten die hoogste status van de Godheid bij het heilswerk dat we doen als weg én als doel altijd goed voor ogen houden.

Als wij, naar de raad van koning Benjamin, deze goddelijke Personen die we dienen werkelijk kennen, en ervoor zorgen dat Zij geen vreemden voor ons zijn en nooit ver van de gedachten en overleggingen van ons hart (zie Mosiah 5:13), dan mogen wij de resultaten verwachten die koning Benjamin had. En wat waren die? Zijn volk ondervond ‘een grote verandering’, was ‘niet meer geneigd […] om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen’, en ze waren ‘bereid een verbond […] aan te gaan dat [zij] voor de rest van [hun] levensdagen [Gods] wil [zouden] doen, en gehoorzaam [zouden] zijn aan zijn geboden in alle dingen die Hij [hun zou] gebieden’ (Mosiah 5:2, 5).

Afbeelding
Large out door scene with a market square/campsite in the foreground and green hills in the background. In the right foreground there is the side of alarge stuped tent; the tent has an awning supported by ropes and poles. Hanging from the awning is a series of poles. Underneath the awning is a mother with several children all in highly colored tunics and skirts. In the left foreground is another family. This family has a father with a daughter in hi lap, two women beside him (one with a child in her lap) and a young boy with no shirt. Behind the man is another figure with a bowed head. Threre are several other figures and tents in the picture, but they are across the ones in the foreground. A large tower is the focus of the painting. The tower appears like scaffolding with a shaded top. On top of the tower are three men. One wears a blue robe and speaks with outstretched arms. The other two seem to be recording his words. Behind the tower is a stone building with step shapped sides. "Walter Ranes '03" appears in the lower right corner in red. The Reverse side reads, "Walter Rane 2003/ In the Service of Your God Mosiah 2:17/ King Benjamin Addresses his People".

Links: In dienst van uw God, Walter Rane, met dank aan het Museum voor kerkgeschiedenis; rechts: detail, De doop, J. Kirk Richards

Dat was de uitwerking van koning Benjamins leringen op zijn toehoorders. Het is tevens een perfecte Schriftuurlijke definitie van de echte groei bij onze bekeerlingen die we bij de vestiging van de kerk in ‘heel de wereld’ (Markus 16:15) voor ogen hebben.

De Heiland heeft ons zelf geleerd dat zendingswerk — het heilswerk — als een net is dat we over een steeds wijdere wereld van landen, culturen en volken uitwerpen. In die zin zullen wij, zoals de gelijkenis het noemt, ‘allerlei soorten’ vissen bijeenbrengen (Mattheüs 13:47). Veel van die ‘vissen’ op ons uitdijende terrein weten niet wie God is of wat zijn Vaderschap precies inhoudt; zij weten niet wie Jezus Christus werkelijk is of waarom er onder de hemel geen andere Naam gegeven is waardoor wij zalig kunnen worden (zie Handelingen 4:12); zij weten niet wie de Heilige Geest is of waarom dit lid van de Godheid ‘uitgezonden is om in de waarheid te onderwijzen’ (LV 50:14).

Kennis van de Godheid

Er is uiteraard nog veel meer wat deze bijeengebrachte vissen van allerlei soorten niet weten. Maar als zij het herstelde evangelie willen aannemen en werkelijk redding voor hun ziel willen vinden, zal dat met enige kennis en begrip van de leden van de Godheid moeten beginnen. Uiteindelijk ‘is ware en heilbrengende verering alleen te vinden onder hen die de waarheid kennen aangaande […] de Godheid, en die de ware band begrijpen die men dient te hebben met elk lid van dat Eeuwige Presidium [zoals een van de algemene autoriteiten Hen eens noemde]’.4

Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons eraan herinnerd dat Lucifer het belang van die leer begrijpt, ook al doen wij dat niet. Hij heeft gezegd:

‘Er is geen heil in het geloven van […] valse leer, in het bijzonder een verkeerde of onverstandige kijk op de Godheid of een van de leden ervan. […]

‘Daaruit volgt dat de duivel liever valse leer over God en de Godheid verspreidt, en valse gevoelens met betrekking tot een van Hen opwekt, dan vrijwel al het andere wat hij zou kunnen doen.’5

Er kan dus geen onderzoeker in deze kerk komen met een echt getuigenis, met echte bekering, met wat we echte groei bij elke bekeerling noemen en waar we naar streven, tenzij hij of zij op zijn minst iets van een persoonlijke, geestelijke, werkelijke ervaring met God gehad heeft. Die werkelijke ervaring is alleen mogelijk als men beseft dat Hij echt bestaat, dat Hij een Persoon is, een letterlijke Vader van vlees en beenderen die spreekt, ziet en voelt, die de namen en behoeften van al zijn kinderen kent, die al hun gebeden hoort, en die al zijn kinderen in zijn kerk wil brengen. Die onderzoekers moeten weten dat Hij een plan voor hun eeuwig heil heeft, en dat Hij geboden gegeven heeft, zodat we onze weg terug naar Hem kunnen vinden.

Een God die liefdevol om hen geeft zoals een ouder voor een kind zorgt, kan geen ongrijpbare mist zijn, geen vage filosofische Bron van alles of een deïstisch afwezige huisbaas. Hij moet erkend worden voor wie Hij werkelijk is — een barmhartige, liefdevolle Vader, naar wiens beeld al zijn kinderen geschapen zijn, en voor Wie wij allen op een dag komen te staan — en dan zullen knielen! Maar weinig van onze onderzoekers zullen die God nu kennen, binnen of buiten het hedendaagse christendom.

In dat opzicht is het veelzeggend dat les 1 in Predik mijn evangelie met de volgende eenvoudige verklaring begint: ‘God is onze hemelse Vader.’6 In die les stellen de zendelingen ten eerste vast wat iedere persoon die zij lesgeven van de ware aard van God afweet.

Als zendelingen vanaf het begin van hun onderricht in het verstand en het hart van hun onderzoekers een juist begrip van God kunnen overbrengen, zal al het andere in de lessen die volgen veel makkelijker op zijn plaats vallen.

De zending en boodschap van Jezus Christus

Afbeelding
Jesus Christ being baptized by John the Baptist.

Links: In dienst van uw God, Walter Rane, met dank aan het Museum voor kerkgeschiedenis; rechts: detail, De doop, J. Kirk Richards

Hetzelfde geldt voor de grootsheid van de zending en boodschap van Jezus Christus, die van de Vader is neergedaald en de mensen leerde wat de Vader Hem geleerd had. Ouderlingen, zusters én onderzoekers moeten daar veel meer waarde aan hechten. Allen moeten gaan beseffen dat Jezus op aarde kwam om ons de weg, de waarheid en het leven te tonen. Hij is werkelijk de enige weg, de volledige waarheid en het volmaakte leven. Als zodanig is Hij het enige kind in de menselijke familie van wie de Vader volledig en volkomen kan verklaren: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in wie Ik Mijn welbehagen heb’ (Mattheüs 17:5).

Wij moeten geloof in Christus hebben, erop vertrouwen dat Hij ons lichamelijk van de dood en geestelijk van de hel verlost heeft, zijn verzoening aannemen als de enige manier om ons met God te verzoenen, en erkennen dat er geen andere weg naar eeuwig heil is. Wil de wereld verlost worden, dan moet elke knie zich buigen en elke tong belijden dat Jezus de Christus is, de levende Zoon van de levende God. We moeten met geloof en geestdrift ‘de leer van Christus’ uiteenzetten (zie Hebreeën 6:1; 2 Johannes 1:9; 2 Nephi 31:2, 21; 32:6; Jakob 7:2, 6), zoals die in de Schriften vervat is en in les 3 van Predik mijn evangelie samengevat.

Onze vissen uit het uitgestrekte net moeten weten dat de Heilige Geest het lid van de Godheid is met wie zij hun intensiefste en intiemste band zullen hebben als zij de zendelingen ontvangen en om hemelse leiding aangaande hun boodschap bidden. Dat lid van de Godheid zal onderzoekers tot waarheid leiden en dan van die waarheid getuigen wanneer ze ermee in aanraking komen. De onderzoekers moeten leren de Geest te herkennen als Hij zich in de loop van de lessenreeks manifesteert. De zendelingen moeten de goddelijke rol van de Heilige Geest in het bekeringsproces grondig begrijpen, en er altijd naar streven de Geest bij zich te hebben.

‘Waartoe zijt gij geordend?’ vraagt de Heer. ‘Om mijn evangelie te prediken door de Geest, namelijk de Trooster, die uitgezonden is om in de waarheid te onderwijzen. […]

‘Daarom begrijpen hij die predikt en hij die ontvangt elkaar en beiden worden opgebouwd en verblijden zich tezamen’ (LV 50:13–14, 22).

We kunnen er absoluut zeker van zijn dat het niet goed zal gaan — voor de zendelingen of voor hun onderzoekers — als we onze leringen over de Godheid overslaan. We moeten niet op aardse leiders wijzen, voordat we over de hemelse Leiders hebben gesproken en van Hen getuigd hebben. We moeten niet proberen aanvullende waarheden te prediken voordat we de fundamentele uiteengezet hebben. We moeten niet haastig naar de doop en ons doel van een nieuwe bekeerling toewerken voordat we waar geloof in God en de noodzaak van ware bekering in Christus uitgelegd hebben. Eveneens moeten we ervoor zorgen dat die cruciale eerste scheuten van het groeiende getuigenis van een bekeerling sterk en levensvatbaar blijven door de voedende werking van de Heilige Geest.

Christelijke verwarring

Aangaande de afzonderlijke en onderscheiden aard van deze goddelijke Personen komen wij uit hedendaagse openbaringen het volgende te weten: ‘De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens; de Zoon eveneens; maar de Heilige Geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen, maar is een Persoon van Geest’ (LV 130:22).

Afbeelding
Jesus Christ depicted standing with His arms outstretched as an invitation for people to come to Him. Several people are gathered around Christ. Most of the people are looking up at Christ. An elderly man is kneeling on the ground. The man is clasping the robe of Christ and resting his head against Christ's side. Another elderly man is seated by Christ. He is resting his head on Christ's other side.

Detail, Genezing van de blinde man, Carl Heinrich Bloch

Duidelijker kan een basisverklaring niet zijn! Maar helaas heeft tweeduizend jaar christelijke geschiedenis in dat opzicht ontzettende verwarring gezaaid met bijna fatale afloop. Vele geformuleerde en bewerkte geloofsbelijdenissen hebben de simpele duidelijkheid van ware leer ernstig vervormd. Zij verklaren dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest abstract, absoluut, transcendent, immanent, wezenseen, voor eeuwig tezamen bestaand en onbevattelijk zijn, dat Zij geen lichaam, lichaamsdelen of emoties hebben, en dat Zij boven ruimte en tijd staan.

In dergelijke geloofsbelijdenissen zijn alle drie de leden aan de ene kant afzonderlijke personen, maar aan de andere kant zijn ze één wezen, wat vaak ‘het mysterie van de Drie-eenheid’ wordt genoemd. Zij zijn drie afzonderlijke personen, maar toch zijn zij niet drie Goden, maar één God. Alle drie zijn zij onbegrijpelijk, maar toch zijn zij één God die onbegrijpelijk is.

Wij zijn het op dat laatste punt met onze critici eens — dat een dergelijke formulering van de Godheid onbegrijpelijk is. Daar de kerk zo’n verwarrende definitie van God werd opgelegd, was het geen wonder dat een monnik in de vierde eeuw uitriep: ‘Wee mij! Zij hebben mij mijn God afgenomen […] en ik weet niet Wie ik moet aanbidden of aanspreken.’7 Hoe moeten wij iemand vertrouwen, liefhebben en aanbidden — om niet te zeggen ernaar streven om meer op Hem te gaan lijken — die onbegrijpelijk en onbevattelijk is? Hoe zit het dan met Jezus’ gebed: ‘Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt’? (Johannes 17:3; cursivering toegevoegd.)

Het is niet onze bedoeling om iemands geloof of de leer van enige godsdienst neer te halen. Wij respecteren de leer van anderen net zozeer als wij hen vragen de onze te respecteren. (Dat staat ook in een van onze geloofsartikelen.) Maar niemand minder dan de auteurs van de uiterst betrouwbare Harper’s Bible Dictionary vermelden dat ‘de formele leer van de Drie-eenheid zoals die in de vierde en vijfde eeuw door de grote kerkraden is gedefinieerd, [nergens] in het [Nieuwe Testament] te vinden is’.8

Wij maken dus eerlijk gezegd met een gerust hart bekend dat wij een vierde- of vijfde-eeuwse, op heidense invloeden gebaseerde visie op de Godheid niet onderschrijven, net zo min als de eerste christelijke heiligen die ooggetuige van de levende Christus waren, dat deden.9 Wij zijn christenen die zich baseren op het Nieuwe Testament — niet op Nicea.

De eenheid van de Godheid

Ik haast mij evenwel te beklemtonen dat we niet alleen de eigenheid van de drie Personen duidelijk maken, maar daarnaast ook het even belangrijke feit van hun volkomen eensgezindheid en hoe werkelijk Eén de Godheid is. Ik denk dat ik wel kan stellen dat de reden waarom anderen in de christelijke traditie ons vaak zo verkeerd begrijpen, deels voortkomt uit het feit dat we vooral de individuele Personen van de Godheid beklemtonen, zonder daarna vaak genoeg op hun eenheid in vrijwel alle andere denkbare opzichten te wijzen en te hameren. Dat heeft ons nodeloze kritiek opgeleverd, en we hebben onze positie als kerk moeilijker te begrijpen gemaakt dan nodig is.

De geweldige tekst over de ‘leer van Christus in 2 Nephi 31 eindigt juist met de volgende verklaring: ‘Dit is de leer van Christus, en de enige en ware leer van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest, die één God is, zonder einde’ (2 Nephi 31:21).

We hebben allemaal wel het verheven hogepriesterlijke gebed van de Heiland in Johannes 17 gelezen. We weten dat het een verklaring van de eenheid tussen de Vader en de Zoon, en tussen Hen en ons, hun aardse discipelen, is. Lees het vaak. President David O. McKay (1873–1970) heeft het niet voor niets eens ‘het belangrijkste gebed […] ooit in deze wereld geuit’ genoemd.10 We behoren ernaar te streven om met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest één te worden, waar Jezus om bad.

Getuigenis van een apostel

Ik besluit met mijn getuigenis van elk van deze goddelijke Personen, die samen dat eerdergenoemde ‘Eeuwige Presidium’ vormen. Ik getuig van de Heilige Geest door de gave van de Heilige Geest, dat getuigen tot zijn grote taken behoort. Ik getuig dat de Heilige Geest een leraar, de Trooster en de brenger van persoonlijke openbaring is. Ik getuig dat de Heilige Geest ons alles in herinnering zal brengen — een bijzondere zegen, aangezien indachtig zijn een van de grote geboden is die ons gegeven zijn, met inbegrip van de avondmaalsgebeden (zie LV 20:77, 79).

Ik getuig dat we door de macht van de Heilige Geest duisternis uit ons midden kunnen verjagen, en voor gevaar en onwaarheid gewaarschuwd kunnen worden. Ik getuig dat de Heilige Geest tevens de Heilige Geest der belofte is, die verbonden en verordeningen bevestigt en goedkeurt, en uiteindelijk alle heilbrengende zegeningen die tot het eeuwige leven behoren, verzegelt. Ik sta versteld dat we zo’n directe toegang tot een lid van de Godheid hebben, en dat we Hem zo constant en herhaaldelijk bij ons kunnen hebben als we dat door onze levenswijze waardig zijn. Ik spreek mijn bijna onuitsprekelijke dank voor de gave van de Heilige Geest uit.

Ik getuig van Jezus Christus, de levende Zoon van de levende God, die de losprijs voor uw ziel en mijn ziel betaald heeft, en voor de ziel van iedere man, iedere vrouw en ieder kind van Adam tot aan het einde van de wereld. Ik getuig dat het eerste beginsel van het evangelie geloof in de Heer Jezus Christus is, en dat dit het fundament en de centrale boodschap van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is.

Afbeelding
Jesus Christ depicted leaning on a rock in the Garden of Gethsemane. The image depicts the Atonement of Christ.

Links: Niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt, Harry Anderson; rechts: detail, Christus Trooster, Carl Heinrich Bloch

Ik getuig dat ieder mens in deze wereld met het Licht van Christus in zijn of haar ziel geboren is. Ik getuig dat Hij de Eerste en de Laatste is, het Begin en het Einde, de Alfa en de Omega van ons eeuwig heil. Ik verklaar dat Hij de grote Jehova is, de verlossende Ik Ben, het Lam van God dat sedert de grondlegging van de wereld geslacht is. Ik getuig dat in Hem de volheid gewoond heeft, en dat Hij geboren is, geleefd heeft en gestorven is als een volmaakt, zondeloos Mens, smetteloos en onbevlekt.

Ik ben dankbaar dat het gezag van Jezus Christus, dat alles van eeuwige betekenis in dit universum reguleert, zijn naam draagt, namelijk het heilig priesterschap naar de orde van de Zoon van God. Al zou ik duizend jaar worden, dan nog zou ik mijn verwondering en onbekwaamheid nooit afdoende kunnen verwoorden dat ik als een van zijn apostelen geroepen ben, een getuige van zijn naam in de gehele wereld.

’k Sta spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan,

verward dat Hij mij zo genadig bedenken kan.11

Ik getuig van God de eeuwige Vader, de grote Elohim, mijn Vader en uw Vader, die ons geestelijk leven gegeven heeft. Ik getuig dat Hij de Mens der Heiligheid is, dat barmhartigheid en goedheid, liefde en mededogen slechts het begin zijn van zijn voornaamste en eeuwige eigenschappen. Ik getuig dat Christus gekomen is om ons de Vader te tonen, en dat Hij als zodanig terecht de Zoon des Mensen (der Heiligheid) genoemd werd.

Ik getuig dat God onze Vader het grote heilsplan opgesteld heeft, en dat wat als het evangelie van Jezus Christus bekend is komen te staan, ook wel ‘het Evangelie van God’ genoemd wordt (Romeinen 1:1; zie ook de verzen 2–3). Ik getuig dat de Vader de Schepper van alle dingen was en is, die in samenwerking met Jehova en andere hemelse afgevaardigden die schepping tot stand gebracht heeft, en dat Hij de titel Schepper met zijn geliefde Zoon deelt. Ik getuig dat we de Vader in de naam van de Zoon moeten dienen, net zoals we tot de Vader in de naam van de Zoon moeten bidden.

Ik getuig dat Jezus Christus gekomen is om de wil van de Vader te doen, in de leer van de Vader onderwezen heeft, en zijn eigen heil dankzij de Vader bewerkt heeft. Ik getuig plechtig dat de Vader de wereld, zijn kinderen, zo liefhad, dat Hij zijn beste kind, zijn volmaakte kind, zijn eniggeboren Kind gegeven heeft, opdat ieder die in Hem zou geloven, het eeuwige leven heeft (zie Johannes 3:36; 6:47; Helaman 14:8).

Ik ben dankbaar voor de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, in wier namen de heilige en heilbrengende verordeningen van de doop tot en met de tempelverzegelingen in deze kerk verricht worden. Ik spoor u allen aan om deze goddelijke Personen grondig te leren kennen.

Noten

  1. Joseph Smith, in History of the Church, 6:305.

  2. Joseph Smith, in History of the Church, 6:305.

  3. Lectures on Faith (1985), 38, 42.

  4. Bruce R. McConkie, ‘Our Relationship with the Lord’ (devotional aan de Brigham Young University, 2 maart 1982), 1, speeches.byu.edu.

  5. Bruce R. McConkie, ‘Our Relationship with the Lord’, 1–2.

  6. Predik mijn evangelie: handleiding voor zendingswerk (2004), 31.

  7. In Owen Chadwick, red., Western Asceticism (1958), 235.

  8. Paul J. Achtemeier, red., Harper’s Bible Dictionary (1985), 1099.

  9. Voor een grondige bespreking van deze kwestie, raadpleegt u Stephen E. Robinson, Are Mormons Christians? (1991), 71–89; zie ook Robert L. Millet, Getting at the Truth: Responding to Difficult Questions about LDS Beliefs (2004), 106–122.

  10. David O. McKay, Conference Report, oktober 1967, 5.

  11. ‘’k Sta spraak’loos’, Lofzangen, nr. 129.