2010
Mijn eigen boek-van-mormon
September 2010


Jongeren

Mijn eigen boek-van-mormon

In augustus 2005 vroeg president Gordon B. Hinckley (1910–2008) de kerkleden om het Boek van Mormon te lezen vóór het eind van het jaar. Ik deed mezelf een belofte dat ik het boek helemaal zou uitlezen. Ik kende verhalen uit het Boek van Mormon maar had het nooit helemaal gelezen. Nu was ik van plan om me aan mijn belofte te houden.

Ik had geleerd om de schriftteksten op mijn eigen leven toe te passen en ze betekenis voor mezelf te geven. Dus schreef ik bij het lezen in de kantlijn wat volgens mij de kerngedachte achter de passage was. En ik onderstreepte terugkerende woorden en zinsneden om te laten zien waar de nadruk op lag.

Ik zette mijn eigen naam bij namen in de Schriften om me eraan te herinneren dat het woord Gods dat gesproken is tot andere mensen ook het woord kan zijn dat tot mij gesproken is. Een voorbeeld: in 2 Nephi 2:28 schreef ik mijn naam: ‘En nu, [Hillary], wil ik dat gij vertrouwt op de grote Middelaar en luistert naar zijn grote geboden.’ Hoe meer ik het Boek van Mormon op mezelf toepaste, hoe enthousiaster ik werd om er dagelijks in te lezen.

Toen ik er dagelijks in las, werden mijn gebeden doorvoeld en persoonlijk. Ik kon me concentreren op mijn lessen en volgde de ingevingen van de Geest om vriendschap te sluiten met anderen. Op de laatste avond van het jaar las ik het Boek van Mormon uit.

Toen begreep ik hoe belangrijk het is om het hele Boek van Mormon en de andere Schriften te lezen, en wilde ik het nog vaak doen in mijn leven.