2008
Wie is Jezus Christus?
Maart 2008


Wie is Jezus Christus?

Afbeelding
President Boyd K. Packer

Toen Hij met de twaalf in Caesarea Filippi was samengekomen, vroeg Jezus: ‘Wie zegt gij, dat Ik ben?’ Simon Petrus, de hoofdapostel, antwoordde en zei: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’ (Matteüs 16:15–16). Petrus heeft later getuigd dat Jezus ‘van tevoren gekend [was], vóór de grondlegging der wereld’ (1 Petrus 1:20). Hij was ‘in het begin bij de Vader, en [is] de Eerstgeborene’ (LV 93:21).

Toen het plan van de Vader — het plan van heil en geluk (zie Alma 34:9) — werd gepresenteerd (zie Alma 42:5, 8), moest er iemand verzoening doen om in verlossing en barmhartigheid te voorzien voor eenieder die het plan accepteerde (zie Alma 3:16; 39:18; 42:15). De Vader vroeg: ‘Wie zal Ik zenden?’ Hij die als Jezus bekend zou worden, koos er zelfstandig en bereidwillig voor te antwoorden: ‘Hier ben Ik, zend Mij’ (Abraham 3:27). ‘Vader, uw wil geschiede en de heerlijkheid zij de uwe voor eeuwig’ (Mozes 4:2).

Ter voorbereiding werd de aarde geschapen: ‘Door de Zoon heb Ik [de aarde] geschapen, die mijn Eniggeborene is’, verklaarde de Vader (Mozes 1:33; zie ook Efeziërs 3:9; Helaman 14:12; Mozes 2:1).

Titels van Jezus Christus

Hij was bekend als Jehova bij de oudtestamentische profeten (zie Abraham 1:16; Exodus 6:3). De profeten voorzagen zijn komst: ‘Zie het Lam Gods, ja, namelijk de Zoon van de eeuwige Vader!’ (1 Nephi 11:21; zie ook Johannes 1:14). Zijn moeder kreeg te horen: ‘Gij zult Hem de naam Jezus geven. (…) Deze zal (…) Zoon des Allerhoogsten genoemd worden’ (Lucas 1:31–32).

Veel titels en namen beschrijven zijn goddelijke zending en bediening. Hijzelf verkondigde: ‘Ik ben het licht en het leven der wereld. Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde’ (3 Nephi 9:18). ‘Ik ben (…) uw voorspraak bij de Vader’ (LV 29:5; zie ook LV 110:14). ‘Ik ben de goede herder’ (Johannes 10:11). ‘Ik ben de Messias, de koning van Zion, de Rots van de hemel’ (Mozes 7:53). ‘Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren [of] dorsten’ (Johannes 6:35). ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman’ (Johannes 15:1). ‘Ik ben de opstanding en het leven’ (Johannes 11:25). ‘Ik ben (…) de blinkende morgenster’ (Openbaring 22:16), ‘Jezus Christus, uw Verlosser, de grote Ik Ben’ (LV 29:1).

Hij is de Middelaar (zie 1 Timoteüs 2:5), de Heiland (zie Lucas 2:11), de Verlosser (Zie LV 18:47), het hoofd van de kerk (zie Efeziërs 5:23), haar uiterste hoeksteen (zie Efeziërs 2:20). Ten laatste dage, zal ‘God (…) de mensen (…) oorde[len] volgens [het] evangelie, door Christus Jezus’ (Romeinen 2:16; zie ook Mormon 3:20).

‘Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft’ (Johannes 3:16); ‘daarom komt er verlossing in en door de heilige Messias; want Hij is vol genade en waarheid’ (2 Nephi 2:6).

De volgende vraag is de profeet Joseph Smith vaak voorgelegd: ‘Wat zijn de grondbeginselen van uw godsdienst?’

‘De grondbeginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus — dat Hij is gestorven, is begraven, ten derden dage is herrezen en ten hemel is opgevaren. Alle andere zaken die verband houden met onze godsdienst zijn slechts aanhangsels.’1

Ootmoed van Jezus Christus

Toen de Heer, vlak voor zijn kruisiging, Getsemane verliet, werd Hij aangehouden. Op het moment van het verraad trok Petrus zijn zwaard tegen Malchus, de slaaf van de hogepriester. Jezus zei:

‘Breng uw zwaard weder op zijn plaats. (…)

‘Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen?’ (Matteüs 26:52–53.)

Gedurende alle beschimpingen, misstanden, geselingen, en ten slotte de kwellingen van de kruisiging, bleef de Heer rustig en ootmoedig — dat wil zeggen, met uitzondering van dat ene moment van intens drama, waarin de kern van de christelijke leer expliciet tot uiting kwam. Dat moment deed zich tijdens de rechtszitting voor. Pilatus, inmiddels verontrust, zei tegen Jezus: ‘Spreekt Gij niet tot mij? Weet Gij niet, dat ik macht heb U los te laten, maar ook macht om U te kruisigen?’ (Johannes 19:10.)

We kunnen slechts gissen naar zijn stille luister toen de Heer sprak: ‘Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware’ (Johannes 19:11). Wat daarna gebeurde, vond niet plaats omdat Pilatus daar de macht toe had, maar omdat de Heer de wil had om het te accepteren.

‘Ik [leg] mijn leven af’, zei de Heer, ‘om het weder te nemen.

‘Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen’ (Johannes 10:17–18).

Verzoening van Jezus Christus

Vóór en na de kruisiging zijn veel mensen op heldhaftige en onbaatzuchtige wijze bereid geweest om hun leven te geven. Maar niemand hoefde mee te maken wat Christus heeft doorstaan. Op Hem woog de last van alle overtredingen van alle mensen, alle menselijke schuld. De verzoening stond op het spel. Door zijn bereidwillige daad konden barmhartigheid en gerechtigheid met elkaar worden vezoend, kon de eeuwige wet worden beantwoord en kon de bemiddeling worden verwezenlijkt zonder welke de sterfelijke mens niet kon worden verlost.

Hij koos ervoor om de straf op zich te nemen die de mensen met hun goddeloosheid en verdorvenheid over zich hadden afgeroepen: hun wreedheid, onzedelijkheid, verdorvenheid en verwording; hun verslavingen; hun moorden, martelingen en gruwelen — voor alle zonden die ooit waren of nog zullen worden begaan. Door die keuze kreeg Hij te maken met de ontzaglijke macht van de boze, die niet door een stoffelijk lichaam gebonden was of onderhevig aan de pijnen van stervelingen. Dat was Getsemane!

Hoe de verzoening is gewrocht weten we niet. Geen sterveling keek toe toen de boze afdroop en zich in schaamte verborg voor het licht van dat zuivere Wezen. Alle goddeloosheid kon dat licht niet uitdoven. Toen er gedaan was wat er gedaan moest worden, was de schuld ingelost. Zowel dood als hel verloor zijn greep op alle bekeerlijke mensen. De mens was weer vrij. Iedere ziel die ooit geleefd had kon er nu voor kiezen dat Licht aan te raken en er door te worden verlost.

Dankzij dit oneindige offer, de verzoening van Christus, ‘[kan] de gehele mensheid […] worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie’ (Geloofsartikelen 1:3).

‘Verzoening’ in de Schriften

Het Engelse woord voor verzoening, atonement, bestaat eigenlijk uit drie woorden at-one-ment, wat betekent: bij-een-brengen, verenigen met God, tot overeenstemming brengen, gunstig stemmen.

Wist u dat het woord atonement [verzoening] slechts eenmaal in het Engelse Nieuwe Testament voorkomt?2 Slechts eenmaal! Ik citeer uit Paulus’ brief aan de Romeinen:

‘Christus [is] voor ons gestorven.

‘(…) Want als wij (…) met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft;

‘en dat niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben’ (Romeinen 5:8, 10–11; cursivering toegevoegd).

Alleen daar komt in het Engelse Nieuwe Testament het woord atonement voor. Verzoening, van alle woorden! Het was geen onbekend woord, want het was vaak in het Oude Testament in verband met de wet van Mozes gebruikt, maar slechts eenmaal in het Nieuwe Testament. Dat vind ik opmerkelijk.

Ik kan er maar één verklaring voor bedenken. Daarvoor moeten we naar het Boek van Mormon. Nephi getuigde daar dat de Bijbel ooit ‘de volheid van het evangelie des Heren [bevatte], van wie de twaalf apostelen getuigen’ en dat ‘nadat [de woorden] door de hand van de twaalf apostelen van het Lam zijn uitgegaan van de Joden naar de andere volken, ziet gij de oprichting van die grote en gruwelijke kerk die boven alle andere kerken het gruwelijkst is; want zie, zij hebben uit het evangelie van het Lam vele delen weggenomen die duidelijk en uitermate waardevol zijn; en ook vele verbonden des Heren hebben zij weggenomen’ (1 Nephi 13:24, 26).

Jakob omschreef de grote en gruwelijke kerk als volgt: ‘Daarom zal hij die Zion bestrijdt, zowel Jood als andere, zowel slaaf als vrij man, zowel man als vrouw, omkomen; want zij zijn het die de hoer der gehele aarde zijn; want zij die niet voor Mij zijn, zijn tegen Mij, zegt onze God’ (2 Nephi 10:16).

Nephi heeft ook geschreven: ‘Wegens de vele duidelijke en waardevolle dingen die uit het boek zijn weggenomen, [struikelen] buitengewoon velen […], ja, zodat Satan grote macht over hen heeft’ (1 Nephi 13:29). Hij profeteerde toen dat de waardevolle dingen zouden worden hersteld (zie 1 Nephi 13:34–35).

En ze zijn hersteld. In het Boek van Mormon komt het woord verzoenen in zijn verschillende vormen 39 keer voor. Laat ik één vers uit Alma citeren: ‘En nu, het plan van barmhartigheid kon niet worden verwezenlijkt, tenzij er een verzoening werd gedaan; daarom verzoent God zelf de zonden der wereld om het plan van barmhartigheid te verwezenlijken, om de eisen der gerechtigheid te bevredigen, opdat God een volmaakt, rechtvaardig God zou zijn, en tevens een barmhartig God’ (Alma 42:15; cursivering toegevoegd).

Slechts één keer in het Engelse Nieuwe Testament, maar 39 keer in het Boek van Mormon. Bewijst dit niet dat het Boek van Mormon met recht een ander testament van Jezus Christus is?

En dat is niet alles. De woorden verzoenen, verzoent, verzoening komen vijf keer in de Leer en Verbonden en twee keer in de Parel van grote waarde voor. Dat zijn 47 verwijzingen van eminent belang. En dat is niet alles! De verzoening wordt in honderden andere verzen nader uitgelegd.

Keuzevrijheid

De kostprijs van de verzoening werd zonder dwang door de Heer voldaan, want keuzevrijheid is een soeverein beginsel. In het plan was vastgelegd dat de keuzevrijheid niet mocht worden aangetast. Dat is vanaf het begin, vanaf Eden, zo geweest.

‘En de Heer zeide tot Henoch: Zie dezen uw broeders; zij zijn het maaksel van mijn eigen handen, en Ik heb hun kennis aan hen gegeven ten dage dat Ik hen schiep; en in de hof van Eden heb Ik de mens zijn keuzevrijheid gegeven’ (Mozes 7:32).

Wat er nog meer gebeurd moge zijn in Eden, Adam heeft in elk geval op een kritiek moment een keuze gemaakt. Nadat de Heer Adam en Eva had geboden zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen, en hun had geboden niet van de boom der kennis van goed en kwaad te eten, zei Hij: ‘Nochtans moogt gij voor uzelf kiezen, want het is u gegeven; maar bedenk dat Ik het verbied, want ten dage dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven’ (Mozes 3:17).

Er stond te veel op het spel om de mens de sterfelijkheid in te dwingen. Dat zou in strijd zijn met juist die wet die van wezenlijk belang was voor het plan. In het plan was opgenomen dat ieder geestkind van God een sterfelijk lichaam zou krijgen en zou worden getoetst. Adam zag in dat het zo moest zijn en maakte zijn keuze. ‘Adam viel, opdat de mensen zouden zijn; en de mensen zijn, opdat zij vreugde zullen hebben’ (2 Nephi 2:25).

Adam en Eva besloten zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen, zoals hen eerder was geboden. De schepping van hun lichaam naar het beeld van God, in een aparte schepping, was essentieel voor het plan. Hun daaropvolgende val was van wezenlijk belang, want daardoor kon de sterfelijkheid zijn intrede doen en het plan in werking worden gesteld.

Noodzaak van de verzoening

Nephi legde uit wat er met ons lichaam en onze geest was gebeurd als er geen ‘onbeperkte verzoening’ tot stand was gekomen? ‘Onze geest’, zei hij, ‘had [de duivel] gelijk moeten worden’ (zie 2 Nephi 9:7–10).

Ik gebruik het woord absoluut zelden. Het gaat zelden op. Nu gebruik ik het tweemaal:

Vanwege de val was de verzoening absoluut noodzakelijk om de opstanding zijn intrede te laten doen en de stoffelijke dood te overwinnen.

De verzoening was voor de mens absoluut noodzakelijk om zich van zonde te reinigen en de tweede dood, de geestelijke dood — d.w.z. in afzondering van onze Vader in de hemel leven — te overwinnen, want er staat acht keer in de Schriften dat niets wat onrein is bij God kan wonen (zie 1 Nephi 10:21; 15:34; Alma 7:21; 11:37; 40:26; Helaman 8:25; 3 Nephi 27:19; Mozes 6:57).

Die schriftuurlijke woorden: ‘Nochtans moogt gij voor uzelf kiezen, want het is u gegeven’ (Mozes 3:17), brachten Adam en Eva en hun nageslacht oog in oog met alle risico’s van het sterfelijke leven. In dit leven staat het de mens vrij om te kiezen, maar aan elke keuze kleven gevolgen. De keuze die Adam maakte, stelde de wet der gerechtigheid in werking, die eiste dat op ongehoorzaamheid de dood volgde.

Maar de woorden die tijdens de rechtszitting werden gesproken — ‘Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware’ (Johannes 19:11) — bewezen dat barmhartigheid van dezelfde orde is. Er werd een Verlosser gestuurd om de losprijs te voldoen en de mens te bevrijden. Dat was het plan.

Corianton, een zoon van Alma, vond het niet eerlijk dat er straf volgt op zonde, dat er überhaupt straf was. In een diepzinnige les onderwees Alma zijn zoon, en ons, in het verlossingsplan. Alma sprak over de verzoening en zei: ‘Welnu, bekering kon de mens niet ten deel vallen, tenzij er een straf [was]’ (Alma 42:16).

Als straf de prijs is die bekering vergt, dan komt die tegen weggeefprijs. Ook al zijn de gevolgen pijnlijk, ze beschermen ons. Dat leren we bijvoorbeeld uit de pijnlijke gil van een kind als het zich aan het vuur brandt. Ware het niet voor de pijn, het kind zou levend verbranden.

Zegeningen van bekering

Ik ben meer dan bereid om te bekennen dat ik in een wereld zonder bekering geen gemoedsrust, noch geluk of veiligheid, zou vinden. Ik zou niet weten wat ik moest doen als er geen manier was om mijn vergissingen uit te wissen. De wroeging zou te veel voor mij zijn. Misschien ligt dat voor u anders, maar niet voor mij.

De verzoening heeft plaatsgevonden. Altijd en immer biedt zij kwijtschelding van straf en vrijwaring van de dood, als we ons maar bekeren. Bekering is de ontsnappingsclausule. Bekering is de sleutel waarmee we de gevangenisdeur van binnenuit kunnen opendoen. We houden die sleutel in onze hand en het is aan ons om die te gebruiken.

Hoe kostbaar is onze vrijheid; hoe waardevol is onze keuzevrijheid.

Lucifer manipuleert op slimme wijze onze keuzes en misleidt ons over zonde en gevolgen. Hij en zijn engelen verlokken ons tot zonde, zelfs tot goddeloosheid. Maar hij kan ons niet — in alle eeuwigheid niet, met al zijn macht niet — volledig vernietigen, tenzij wij dat toestaan. Als de mens keuzevrijheid had gekregen zonder de verzoening, dan was dat een fatale gave geweest.

Naar zijn beeld geschapen

Ons is in Genesis, in Mozes, in Abraham, in het Boek van Mormon, en in de begiftiging geleerd dat het sterfelijke lichaam van de mens in een aparte schepping naar het beeld van God is geschapen. Als de schepping op andere wijze was gebeurd, had er geen val kunnen zijn.

Als de mens niet meer dan een dier was geweest, dan geeft de logica de voorkeur aan vrijheid zonder verantwoordelijkheid.

Het is mij genoegzaam bekend dat er geleerde mensen zijn die dieren en fossielen bestuderen om de oorsprong van de mens te ontdekken. Ze nemen niet de moeite om de geest in zichzelf te ontdekken. Ze worden opgeleid om alles af te lezen aan tijd, duizenden en miljoenen jaren, en te zeggen dat de dieren die mens worden genoemd toevallig zijn ontstaan. En daarin zijn zij vrij, want ze hebben hun keuzevrijheid.

Maar ook wij hebben keuzevrijheid. Wij kijken de hemel in en zien dan in het heelal het werk van God en lezen de tijd af aan tijdperken, aan eonen, aan bedelingen, aan eeuwigheden. De zaken die we niet begrijpen, aanvaarden we in geloof.

Maar dit weten we wel! Het is allemaal zo gepland ‘eer de wereld was’ (LV 38:1; zie ook LV 49:17; 76:13, 39; 93:7; Abraham 3:22–25). De gebeurtenissen vanaf de schepping tot het slottoneel zijn niet gebaseerd op toeval; ze zijn gebaseerd op keuze! Zo is het gepland.

Maar wat we wel weten is deze eenvoudige waarheid! Als er geen schepping en geen val was geweest, was er geen noodzaak voor een verzoening, noch voor een Verlosser die voor ons bemiddelt. Dan hoefde er geen Christus te zijn.

Symbolen van de verzoening

In Getsemane en op Golgota is het bloed van de Heiland vergoten. Eeuwen eerder was het Pascha ingesteld als symbool en voorafschaduwing van toekomende dingen. Het was een altoosdurende inzetting (zie Exodus 12).

Toen de plaag des doods over Egypte werd uitgesproken, kreeg elk Israëlitisch gezin de opdracht om een lam te nemen — eerstgeboren, mannelijk, zonder blaam. Dit paaslam werd gedood zonder de botten te breken en het bloed werd aan de deurpost gestreken. De Heer beloofde dat de engel des doods de gemarkeerde huizen zou overslaan3 en de bewoners niet zou doden. Zij werden gered door het bloed van het lam.

Na de kruisiging van de Heer vergde de wet van offerande geen bloedplenging meer. Want dat was, zoals Paulus aan de Hebreeën leerde, ‘eens voor altijd (…) één offer voor zonden’ (Hebreeën 10:10, 12). Het offer moest vanaf die tijd een gebroken hart en een verslagen geest zijn — bekering.

En het Pascha zou voor altijd herdacht worden met het avondmaal, waarin wij ons doopverbond hernieuwen en waaraan wij deelnemen ter gedachtenis van het lichaam en van het bloed van het Lam Gods, dat voor ons is vergoten.

Het is opmerkelijk dat dit symbool in het woord van wijsheid terugkeert. Behalve de belofte dat de heiligen die er aan gehoorzaam zijn gezondheid en grote schatten van kennis ontvangen, staat er dit: ‘Ik, de Heer, geef hun een belofte, dat de engel der verwoesting aan hen zal voorbijgaan, zoals aan de kinderen van Israël, en hen niet zal doden’ (LV 89:21).

Ik kan u niet zonder ontroerd te raken, uitleggen wat de verzoening voor mij betekent. Zij appelleert aan mijn diepste emoties van dankbaarheid en dure plicht. Mijn ziel zoekt naar Hem die haar gewrocht heeft — deze Christus, onze Redder, van wie ik een getuige ben. Ik getuig van Hem. Hij is onze Heer, onze Verlosser, onze Voorspraak bij de Vader. Hij heeft ons met zijn bloed vrijgekocht.

Nederig maak ik aanspraak op de verzoening van Christus. Ik schaam mij er niet voor om in aanbidding neer te knielen voor onze Vader en zijn Zoon. Want die keuze heb ik, en daar kies ik voor!

Noten

  1. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 53. 2. In de Nederlandse Statenvertaling van het Nieuwe Testament komt het woord verzoening acht keer voor: Romeinen 3:25; 5:11; 11:15, 2 Korintiërs 5:18, 19; Hebreeën 9:15; 1 Johannes 2:2; 4:10. In de vertaling van het Nederland Bijbelgenootschap (NBG51) verschijnt het woord vijf keer, evenals in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). 3. Pascha is een Griekse overzetting van het Hebreeuwse woord ‘pesach’, dat letterlijk ‘overslaan’ betekent.