2008
Wij getuigen van Jezus Christus
Maart 2008


BOODSCHAP VAN HET EERSTE PRESIDIUM

Wij getuigen van Jezus Christus

Afbeelding
President Gordon B. Hinckley

Ruim tweeduizend jaar geleden is de Verlosser van het mensdom in Betlehem, in Judea, geboren. Toen Hij nog klein was, hebben Maria en Jozef hem mee naar de tempel in Jeruzalem genomen. Daar hoorden zij de wonderbaarlijke profetieën die Simeon en Anna verkondigden over dit kindje, dat voorbestemd was om de Heiland van de wereld te worden.

In zijn jongensjaren woonde hij grotendeels in Nazaret, in Galilea, en toen hij twaalf was, ging men weer met Hem naar de tempel. Hier vonden Maria en Jozef Hem in gesprek met de geleerden, die ‘naar Hem luisterden en Hem vragen stelden’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Lucas 2:46).

Jezus werd ouder en nam toe ‘in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen’ (Lucas 2:52). Hij heeft Zich door Johannes in de Jordaan laten dopen ‘om alle gerechtigheid te vervullen’ (Matteüs 3:15). Hij vastte veertig dagen en nachten en doorstond de verzoekingen van Satan, voordat Hij aan zijn bediening onder de mensen begon. Hij ging rond en leerde, genas en zegende.

De grote Jehova

Jezus was de grote Jehova van het Oude Testament, die zijn koninklijk paleis in de hemel verliet en Zich verwaardigde om naar de aarde te komen en onder de allereenvoudigste omstandigheden geboren te worden. Zijn geboorte was eeuwen eerder door de profeet Jesaja voorzegd: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt Hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’ (Jesaja 9:5).

Deze Jezus Christus van wie wij plechtig getuigen, is, naar het woord van Johannes de Openbaarder, ‘de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde.’ ‘Hem die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed — en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt — Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen’ (Openbaring 1:5–6).

De Heiland van de wereld

Hij was en is de Zoon van de Almachtige. Hij was de enige volmaakte mens die ooit heeft geleefd. Hij genas de zieken, liet de kreupelen lopen, de blinden zien, de doven horen. Hij wekte de doden op. Toch duldde Hij dat hem het leven werd benomen om een verzoeningsdaad te stellen waarvan het gewicht ons verstand te boven gaat.

Lucas heeft geboekstaafd dat zijn angst zo groot was dat ‘zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen’ (Lucas 22:44), een lichamelijke reactie die zowel in het Boek van Mormon als in de Leer en Verbonden wordt bevestigd (zie Mosiah 3:7; LV 19:18). Zijn lijden in Getsemane en aan het kruis op Golgota, slechts een paar honderd meter van Getsemane, bestond volgens koning Benjamin zowel uit lichamelijke als geestelijke ‘verzoekingen (…) pijn, (…) honger, dorst en vermoeidheid, ja, meer dan een mens verdragen kan zonder eraan te sterven’ (Mosiah 3:7).

Op de kwellingen van Getsemane volgden zijn aanhouding, zijn berechting, zijn veroordeling, daarna de ondraaglijke pijnen van de kruisdood, gevolgd door zijn begrafenis in Jozefs graf en zijn triomfale opstanding. Hij, het deemoedige kindje uit Betlehem, die twee millennia geleden over de stoffige wegen van het Heilige Land heeft gelopen, is de almachtige Heer geworden, de Koning der koningen, de Schenker van eeuwig heil aan allen. Niemand kan de luister van zijn leven volledig bevatten, noch de verhevenheid van zijn dood en zijn universele gave aan het mensdom. Met de hoofdman die Christus’ dood aanschouwde, zeggen wij ondubbelzinnig: ‘Waarlijk deze mens was een Zoon Gods’ (Marcus 15:39).

Onze levende Heer

Dat is het getuigenis dat opklinkt uit het testament van de Oude Wereld, de Bijbel. En er klinkt nog een stem, die van het testament van de Nieuwe Wereld, het Boek van Mormon. In dit boek introduceert de Vader zijn herrezen Zoon als volgt: ‘Ziet mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb, in wie Ik mijn naam heb verheerlijkt’ (3 Nephi 11:7). Deze goddelijke introductie vormt de inleiding tot de bediening van de Messias onder ‘andere schapen’ (Johannes 10:16) na zijn hemelvaart in Jeruzalem. De boodschap van het Boek van Mormon is geheel en al gewijd aan de goddelijkheid van Jezus Christus en de eeuwige zegeningen die alle zoons en dochters van God dankzij zijn verlossende liefde kunnen ontvangen. Een profeet in het Boek van Mormon brengt het zo onder woorden:

‘Want wij arbeiden ijverig om te schrijven, teneinde onze kinderen, en ook onze broeders, ertoe te bewegen in Christus te geloven en met God te worden verzoend; want wij weten dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered. (…)

‘Wij spreken over Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren over Christus, en wij schrijven volgens onze profetieën, opdat onze kinderen zullen weten op welke Bron zij mogen vertrouwen voor vergeving van hun zonden’ (2 Nephi 25:23, 26).

Daar kunnen wij de verklaring van hedendaagse profeten aan toevoegen: ‘En nu, na de vele getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft!’ (LV 76:22.) In de Leer en Verbonden getuigt Hij onmiskenbaar van zijn eigen goddelijke rol: ‘Ik ben de Alfa en de Omega, Christus de Heer; ja, Ik ben het, het begin en het einde, de Verlosser der wereld’ (LV 19:1).

In Hem herkennen we niet alleen onze Meester en goede Herder, maar ook ons grote Voorbeeld, dat ons zegt: ‘Indien gij volmaakt wilt zijn, (…) kom hier, volg Mij’ (Matteüs 19:21).

De hoeksteen

Hij is de uiterste hoeksteen van de kerk die zijn naam draagt, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Er is geen andere naam aan de mensen gegeven waardoor wij verlost kunnen worden (zie Handelingen 4:12). Hij is de oorzaak van ons eeuwig heil, de Schenker van het eeuwige leven (zie Hebreeën 5:9). Niemand is gelijk aan Hem. Niemand is dat ooit geweest. En niemand zal dat ooit zijn. God zij dank voor de gave van zijn geliefde Zoon, die zijn leven voor ons heeft gegeven en die de uiterste, onbeweeglijke hoeksteen van ons geloof en zijn kerk is.

De kern van onze godsdienst

We weten niet alles wat voor ons ligt. We leven in een onbetrouwbare wereld. Sommigen zullen veel succes hebben. Anderen zullen teleurstelling kennen. Sommigen krijgen veel vreugde en blijdschap, een goede gezondheid en een genadig leven. Anderen krijgen wellicht te maken met ziekte en een mate van verdriet. We weten het niet. Maar één ding weten we wel. Evenals de Poolster aan de hemel is de Verlosser van de wereld betrouwbaar en onfeilbaar, en is Hij de borg van ons onsterfelijke leven, ongeacht wat de toekomst brengt. Hij is de rots van ons heil, onze kracht, onze troost, de kern van onze godsdienst.

In zonneschijn en schaduw vertrouwen wij op Hem, Hij is er om ons gerust te stellen en ons toe te lachen.

Hij is het middelpunt van onze aanbidding. Hij is de Zoon van de levende God, de Eerstgeborene van de Vader, de Eniggeborene in het vlees. Hij is ‘opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn’ (1 Korintiërs 15:20). Hij is de God die weer zal komen ‘om op aarde over zijn volk te regeren’ (LV 76:63; zie ook Micha 4:7; Openbaring 11:15).

Niemand groter heeft ooit geleefd. Niemand heeft ooit een vergelijkbaar offer gebracht of een vergelijkbare zegen geschonken. Hij is de Redder en de Verlosser van de wereld. Ik geloof in Hem. Ik verklaar ondubbelzinnig en zonder enig voorbehoud dat Hij God is. Ik heb Hem lief. Ik spreek de naam van Jezus Christus in eerbied en bewondering uit. Hij is onze Koning, onze Heer, onze Meester, de levende Christus, die Zich aan de rechterhand van zijn Vader bevindt. Hij leeft! Hij leeft, glorierijk en wonderbaar, de levende Zoon van de levende God.