2006
De vrede van de Heer verspreiden
Mei 2006


De vrede van de Heer verspreiden

Hebben wij, die de naam van Christus op ons genomen hebben, ons onbewust laten verleiden tot laster, kwaadsprekerij en verbitterde vooroordelen?

Een kennis van mij heeft zitting in een politiek forum dat iedere week op de nationale televisie is te zien. Over haar rol heeft ze gezegd: ‘Wij worden aangemoedigd om te spreken voordat we nadenken!’ Het lijkt wel of we in een tijd leven waarin veel mensen spreken zonder na te denken, waardoor emotionele reacties in plaats van overwogen antwoorden worden aangemoedigd. Voor nationaal of internationaal publiek, in persoonlijke relaties of in de politiek, thuis of in het openbaar, de stemmen worden steeds luider, en het lijkt wel of we steeds vaker opzettelijk aanstoot geven en nemen.

De Heer heeft gewaarschuwd dat Satan vanaf het begin en door de hele geschiedenis heen het hart van de mens tot toorn heeft opgehitst.1 In het Boek van Mormon heeft Laman gemord om toorn op te wekken, woede aan te moedigen en anderen tot moord aan te zetten.2 In het Boek van Mormon zien we steeds opnieuw misleide en goddeloze mensen die anderen tot woede aanzetten en onenigheid veroorzaken. In de tijd van bevelhebber Moroni zette de afvallige Amalickiah ‘het hart der Lamanieten tegen het volk van Nephi’ op.3 Amulon en de goddeloze priesters van Noach, Nehor, Korihor, de afvallige Zoram (de lijst gaat maar door in het Boek van Mormon), waren onruststokers die wantrouwen opwekten, onenigheid aanwakkerden en haat versterkten.

Tegen Henoch zei de Heer dat de tijd vóór zijn geboorte en de tijd vóór zijn wederkomst ‘dagen van goddeloosheid en wraak’4 zouden zijn. En volgens de Heer zal de verbolgenheid in de laatste dagen onversneden op de gehele aarde worden uitgestort.5 Toorn wordt gedefinieerd als de rechtschapen verbolgenheid van God en als de menselijke neiging tot onbezonnen vurigheid en diepe of gewelddadige woede. De eerste komt voort uit de zorgzaamheid van een liefdevolle Vader van wie de kinderen vaak ‘liefdeloos zijn en hun eigen bloed haten’6, terwijl de tweede toorn verwijst naar een volk ‘zonder orde en zonder barmhartigheid (…) sterk geworden in hun ontaarding.’7 Ik ben bang dat de aarde beide soorten toorn ervaart, en ik veronderstel dat de goddelijke toorn bijzonder getergd wordt door hen die het hart van de mens aanzetten tot goddeloosheid, laster en gewelddadige haat.

Waarheid en begrip zijn de eerste slachtoffers van de menselijke toorn. Jakobus heeft gezegd: ‘Ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn; want de toorn van een man brengt geen gerechtigheid voor God voort.’8 Henoch kwam erachter dat Gods troon er een is van vrede, gerechtigheid en waarheid.9 Of het nu verkeerde vrienden, onrechtvaardige leerkrachten, artiesten, verslaggevers, of brievenschrijvers naar kranten betreft, of mensen die naar rijkdom of macht streven, pas op voor hen die zoveel woede bij ons opwekken dat rustige overwegingen en liefdevolle gevoelens onderdrukt worden.

Bij de wateren van Mormon nodigde Alma iedereen uit die een verbond met God wilde sluiten om als getuige van God op te treden en elkaars lasten te dragen.10 Wij hebben een heilig verbond gesloten en moeten dus trouw blijven aan de weg, de waarheid en het leven, namelijk Jezus Christus.

Hebben wij, die de naam van Christus op ons genomen hebben, ons onbewust laten verleiden tot laster, kwaadsprekerij en verbitterde vooroordelen? Laten we ons door persoonlijke, politieke, zakelijke of godsdienstige verschillen verleiden om mensen met andere denkbeelden zwart te maken? Staan we even stil om de ogenschijnlijk verschillende meningen van anderen te overwegen, en zoeken we waar mogelijk naar punten van overeenkomst?

Ik kan me nog herinneren dat ik als student een kritische verslag moest schrijven over een belangrijk politiek filosoof. Het was duidelijk dat ik het niet met hem eens was. Mijn hoogleraar zei dat mijn artikel wel goed was, maar niet goed genoeg. Voordat je kritiek geeft, zei ze, moet je eerst de argumenten presenteren die de stelling van de persoon bekrachtigen, argumenten die de filosoof zou aanvaarden. Ik herschreef mijn artikel. Ik was het nog steeds niet met de filosoof eens, maar ik begreep hem beter, en naast de beperkingen, zag ik ook de sterke punten van zijn overtuiging. Ik heb toen een les geleerd die ik in alle aspecten van mijn leven heb toegepast.

Toen generaal Andrew Jackson tijdens de Battle of New Orleans langs zijn manschappen liep, zei hij: ‘Heren, richt je wapens iets lager!’ Ik denk dat velen van ons onze ‘wapens’ iets lager moeten richten. Aan de andere kant moeten we het niveau van persoonlijk en openbaar overleg verhogen. We mogen de meningen van anderen niet bespotten of hun verkeerd als ‘stroman’ voorstellen, en ongegrond hun motivatie en karakter belasteren. Op advies van de Heer moeten we overal eerlijke, wijze en goede mannen en vrouwen steunen, en erkennen dat er ‘onder alle sekten, genootschappen en gezindten’ mensen zijn die van de waarheid van het ‘evangelie worden afgehouden omdat zij niet weten waar die te vinden is.’11 Zouden we dat licht verbergen omdat we ons hebben aangeleerd om kwaad te spreken, vooroordelen te koesteren of aanstoot te geven en te nemen?

Het is soms veel te gemakkelijk om ons over te geven aan bespotting en cynisme als we met tegenovergestelde meningen geconfronteerd worden. We demoraliseren of geringschatten om anderen of hun mening te vernederen. Dat is een belangrijk werktuig van de mensen die zich in het grote en ruime gebouw bevinden dat vader Lehi in zijn visioen zag.12 Judas, de broeder van Jezus, heeft gezegd: ‘Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen. Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben.’13

Vergelijkbaar met bespotting is een geest van cynisme. Cynici zijn geneigd om fouten te zoeken en te vinden. Stilzwijgend of uitgesproken geven zij blijk van een spottend ongeloof in oprechtheid en rechtschapenheid. Jesaja sprak over hen ‘die op boosheid zinnen’ en ‘die een mens om een woord schuldig verklaren en valstrikken leggen in de poort voor wie opkomt voor het recht, en die met ijdele beweringen terzijde dringen wie het recht aan zijn zijde heeft.’14 In dit opzicht heeft de Heer ons in de laatste dagen aangeraden: ‘Houdt op fouten te zoeken bij elkaar’ en ‘bovenal: bekleedt u met de band der naastenliefde, als met een mantel, die de band is van volmaking en vrede.’15

President George Albert Smith heeft gezegd: ‘Niets in de wereld is verderfelijker en schadelijker voor de mens dan haat, vooroordelen, achterdocht en de kwalijke houding die sommige mensen ten opzichte van hun medemensen hebben.’16 En over politiek heeft hij gezegd: ‘Wanneer u door uw politieke overtuiging onvriendelijk over uw broeders spreekt, weet dan dat u zich in een gevaarlijke situatie bevindt.’17 Over de grote zending van het koninkrijk in de laatste dagen heeft hij gezegd: ‘Wij behoren niet tot een militante kerk. Dit is een kerk die vrede in de wereld verkondigt. Het is niet onze taak om de wereld in te gaan en fouten bij anderen te zoeken, of om mensen te bekritiseren omdat zij iets niet begrijpen. Maar het is ons voorrecht om ons vriendelijk en liefdevol onder hen te begeven en met te praten over de waarheid die de Heer in deze laatste dagen heeft geopenbaard.’18

De Heer heeft ons geroepen om een bijzondere zending te vervullen. Zoals hij tegen Henoch vanouds zei, is de tijd waarin we leven een tijd van duisternis, maar het is ook de tijd waarin rechtschapenheid uit de hemel komt, en de waarheid opnieuw over de aarde zal worden verspreid — het getuigenis van Christus en zijn zoenoffer. Als een vloedgolf zal die boodschap de wereld overspoelen, en de uitverkorenen van de Heer zullen vanuit de vier hoeken der aarde worden vergaderd.19 Waar we op aarde ook leven, we zijn als volk gevormd om de vrede van de Heer te verspreiden. Petrus heeft gezegd dat we door God in zijn ontferming zijn aangenomen om Hem te verkondigen ‘die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk.’20 We kunnen het ons niet veroorloven om net als de wereld aanstoot te geven en te nemen. Maar zoals de Heer aan Paulus en Mormon heeft geopenbaard, mogen we niet afgunstig en niet opgeblazen zijn. We worden niet verbitterd, noch zoeken we onszelf. Wij zijn niet blijde over ongerechtigheid, maar blijde met de waarheid. Het is ongetwijfeld de reine liefde van Christus die wij vertegenwoordigen.21

In deze wereld vol toorn heeft onze hedendaagse profeet, president Gordon B. Hinckley, gezegd: ‘Nu is er wel veel dat wij kunnen en moeten doen in deze gevaarlijke tijd. Wij kunnen de kwestie zoals wij die zien op zijn merites beoordelen en er onze mening over geven, maar laten wij nooit betrokken raken bij kwade woorden of werken inzake onze broeders en zusters uit verschillende landen, aan welke kant die landen ook staan. Politieke geschillen rechtvaardigen nooit haat of wrok. Ik hoop dat het volk van de Heer onderling vrede mag hebben in moeilijke tijden, aan welke overheid of partij zij ook trouw zijn.’22

Als ware getuigen van Christus in de laatste dagen mogen we niet in de duisternis terechtkomen zodat we, zoals Petrus zegt, ‘blind’ zijn, maar we laten overvloedig worden in het getuigenis van Christus en zijn herstelde evangelie, in gedachten, woord en daad.23 God leeft. Jezus Christus is de weg, de waarheid en het leven. Joseph Smith, de grote profeet van de herstelling, was het werktuig waardoor wij als volk zijn gegrondvest, ook momenteel geleid door een profeet van God, president Gordon B. Hinckley. Laten we de reine liefde van Christus dagelijks in ons hart vernieuwen, en samen met onze Meester de duisternis in de wereld te boven komen.

In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie 2 Nephi 28:20; LV 10:24.

  2. Zie 1 Nephi 16:37–38.

  3. Alma 48:1.

  4. Mozes 7:46, 60.

  5. Zie LV 115:6.

  6. Mozes 7:33.

  7. Moroni 9:18–19.

  8. Jakobus 1:19-20.

  9. Zie Mozes 7:31.

  10. Zie Mosiah 18:8–10.

  11. Zie LV 123:12; zie ook 98:10.

  12. Zie 1 Nephi 8:26–33; 11:36.

  13. Judas 1:18–19.

  14. Jesaja 29:20–21.

  15. LV 88:124–25.

  16. Sayings of a Saint, verzameld door Alice K. Chase (1952), p. 30.

  17. Conference Report, april 1914, p. 12.

  18. Conference Report, april 1935, p. 44.

  19. Zie Mozes 7:62.

  20. 1 Petrus 2:9–10.

  21. 1 Korintiërs 13:4–6; Moroni 7:45–47.

  22. ‘Oorlog en vrede’, Liahona, mei 2003, p. 80.

  23. 2 Petrus 1:8–9.