2006
‘Ik ben het licht dat gij omhoog zult houden’
Mei 2006


‘Ik ben het licht dat gij omhoog zult houden’

Elk van onze [christelijke] daden kan op zich maar een beetje licht geven, maar samen kunnen ze een belangrijke invloed uitoefenen.

Ik kan me nog een eenvoudig borduurwerkje herinneren dat ik vroeger in het jeugdwerk heb gemaakt. Er stond op: ‘Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen.’ Ik vroeg me af: ‘Wat is dat licht?’ Jezus Christus heeft dat het beste uitgelegd toen Hij de Nephieten onderwees. Hij zei: ‘Welnu, houdt uw licht omhoog, opdat het voor de wereld zal schijnen.’ Toen zei hij: ‘Ik ben het licht dat gij omhoog zult houden — dat wat gij Mij hebt zien doen’ (3 Nephi 18:24: cursivering toegevoegd).

Wat hadden de Nephieten Hem zien doen, en zou ik dat thuis kunnen doen? Toen de mensen ernaar verlangden dat Hij wat langer zou blijven, had Hij mededogen met hen en bleef Hij langer bij hen. Toen genas Hij hen, bad Hij met hen, onderwees Hij hen, weende Hij met hen, zegende Hij hun kinderen één voor één, voedde Hij hen, diende Hij hen, en liet Hij hen aan het avondmaal deelnemen zodat zij Hem altijd indachtig zouden zijn. Zijn bediening onder hen ging om onderwijs en zorg voor eenieder, om het werk te volbrengen dat zijn Vader Hem had opgedragen. Hij dacht niet aan zichzelf. Toen ik dat leerde, begon ik aan een levenslange zoektocht om zijn licht door onzelfzuchtige, christelijke daden in mijn huis te brengen.

Dat is geen gemakkelijke taak. Een goed gezinsleven wordt vaak niet herkend. ‘Staat op en laat uw licht schijnen, opdat het een standaard voor de natiën zal zijn’ (LV 115:5), is wellicht gemakkelijker dan het licht in je ouderlijke gezin te laten schijnen. Soms zien anderen het niet als wij thuis goede daden verrichten en ons licht laten schijnen. Het is menselijk om naar lof en aandacht te verlangen. Helaman leerde zijn zoon Nephi en Lehi dat zij de goede werken van hun vaderen moesten verrichten, naar wie zij vernoemd waren, ‘dat gij die dingen niet zult doen om te kunnen roemen, maar dat gij die dingen zult doen om voor uzelf een schat in de hemel te verzamelen’ (Helaman 5:8). We behoren geen goede werken te verrichten om erkenning te ontvangen.

In het boek Bleak House van Charles Dickens noemt hij een van de figuren, ene mevrouw Jellyby, een ‘telescopisch filantroop’. Ze is zo druk bezig een arme stam in een ver land te helpen dat ze haar eigen verwaarloosde kind wegwuift dat naar haar toekomt om geholpen en getroost te worden. Mevrouw Jellyby wil dat haar goede werken groots zijn en dat iedereen ze ziet. (Zie Charles Dickens, Bleak House, [1985], pp. 82–87.) Sommigen van ons willen wellicht liever hulp bij een ramp dan hulp thuis verlenen. Beide zijn belangrijk, maar onze voornaamste en eeuwige verantwoordelijkheid is thuis. ‘Ouders hebben de heilige plicht om hun kinderen in liefde en rechtschapenheid op te voeden, te voorzien in hun stoffelijke en geestelijke behoeften’ (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’ Liahona, oktober 2004, p. 49).

Ik denk aan een andere romanfiguur die het tegenovergestelde is van de figuur in het boek van Dickens. Dorothea is de heldin in een van mijn lievelingsboeken, Middlemarch. Aan het eind van het boek wordt ze herdacht vanwege haar onopvallende, onzelfzuchtige hulpverlening aan familie en vrienden. Er staat: ‘Met haar hele karakter (…) was ze bezig met zaken die niet algemeen bekend waren. Maar haar invloed op de mensen in haar omgeving was bijzonder groot: want de toenemende goedheid in de wereld is ten dele het gevolg van onhistorische werken; en dat alles nog niet zo slecht met ons gaat, is voor de helft toe te schrijven aan de mensen die getrouw een onopvallend leven hebben geleid en in onbezochte graven rusten.’ (George Eliot, Middlemarch [1986], p. 682.)

In deze voorbereidende jaren besteden jullie veel tijd op school of op je werk, waar je lofbetuigingen, onderscheidingen, lintjes of trofeeën kunt ontvangen. Als je na die levensfase moeder wordt, zijn er ineens veel minder lofbetuigingen en onderscheidingen. Maar daarentegen zijn er veel meer mogelijkheden om net als Christus onzelfzuchtig te dienen door in honderden dagelijkse, lichamelijke, emotionele en geestelijke behoeften te voorzien. Je zorgt ervoor dat het licht van het evangelie bij je thuis is, niet om door anderen te worden erkend, maar om anderen op te bouwen, mannen en vrouwen met kracht en licht.

Het gezinsleven bevindt zich in de privésfeer, waar we helaas zo vaak verslappen. Thuis gedragen we ons soms het slechtst, in het bijzijn van de mensen die het belangrijkst voor ons zijn. Ik kan me nog goed een bepaalde ochtend herinneren toen ik veertien was. Vlak voordat ik naar school ging, was ik boos en onvriendelijk tegen mijn ouders en broers. Toen ik buiten was, was ik beleefd tegen de buschauffeur en aardig tegen mijn vriendinnen. Ik voelde het verschil en ik had oprecht spijt van mijn gedrag. Ik vroeg de leerkracht of ik even naar huis mocht bellen. Ik bood mijn moeder mijn verontschuldigingen aan, vertelde haar dat ik veel van haar hield en beloofde dat ik beter mijn best zou doen.

Voor de meesten van ons is het moeilijk om een hele dag zonder onenigheid samen te leven. De Nephieten hadden tweehonderd jaar lang en volmaakte samenleving zonder ‘twist in het land. (…) En er was geen afgunst, noch strijd, noch opschudding, noch hoererij, noch leugen, noch moord, noch enigerlei wellust; en er kon stellig geen gelukkiger volk zijn onder alle volken die door de hand Gods waren geschapen’ (4 Nephi 1:15–16).

Sommigen van ons worden in een gezin geboren waar veel problemen zijn. Zelfs goede gezinnen hebben soms met veel problemen te kampen. Wij moeten thuis proberen te doen wat Christus met de Nephieten deed. In de proclamatie over het gezin staat: ‘De kans op een gelukkig gezinsleven is het grootst als de leringen van de Heer Jezus Christus eraan ten grondslag liggen’ (Liahona, oktober 2004, p. 49). Wij moeten het licht zijn om in ons gezin zonde, boosheid, afgunst en onenigheid te overwinnen. We kunnen samen bidden, met elkaar huilen, elkaars wonden verbinden, en elkaar onzelfzuchtig liefhebben en dienen.

Jongevrouwen, jullie bereiden je nu al voor om je toekomstige gezin te sterken door nu thuis het licht van het evangelie uit te stralen. Door kleine, ogenschijnlijk onbelangrijke dingen kun je veel betekenen. Ik las onlangs iets over kleine glimwormen die in grotten in Nieuw-Zeeland leven. Elke worm geeft maar een heel klein beetje licht. Maar met miljoenen tegelijk verlichten ze een hele grot. Dan geven ze zoveel licht dat je erbij kunt lezen. Door onze goede werken kunnen wij een beetje licht geven, maar samen kunnen we een belangrijke invloed uitoefenen. Vanavond herinnert het koor ons eraan hoe belangrijk het is om ons licht te laten schijnen. Ze zingen ‘Schijn voort’:

Mijn lichtje is maar klein, heel klein,

mijn lichtje van gebed,

mijn lichtje van geloof, zo rein,

door God in vlam gezet.

’k Verberg mijn kleine lichtje niet,

God zegt: dat is niet goed.

’k Wil zorgen dat een ieder ziet

die warme, mooie gloed.

Schijn voort, schijn voort, schijn steeds helder voort;

schijn voort, schijn voort, schijn maar altijd voort.

(Kinderliedjes, p. 96.)

Dat kunnen we doen door thuis op de baby te passen, door tussen de middag op school met een zusje te eten, door huishoudelijke taken te verrichten, door geen ruzie te maken, door blij te zijn met het succes van anderen, door met elkaar te delen, door iemand te verzorgen die ziek is, door een bedankbriefje op het hoofdkussen van een van je ouders te leggen, door anderen te vergeven en door ons getuigenis te geven.

In Roemenië heb ik Raluca ontmoet, een jongevrouw van zeventien die pas lid van de kerk is geworden. Haar doop was een gelukkig moment, onder andere omdat haar hele familie aanwezig was. Haar moeder en zus voelden de Geest en wilden ook door de zendelingen onderwezen worden. Dat vond de vader niet leuk, want hij was bang dat hij zijn hele gezin aan een vreemde kerk zou kwijtraken. Dus gaf hij geen toestemming. Een tijd lang was er onenigheid in het gezin. Maar Raluca herinnerde zich dat ze een doopverbond had gesloten om de naam van Jezus Christus op zich te nemen. Ze probeerde thuis zijn licht te laten schijnen door te doen wat Hij zou doen. Ze was een vredestichter. Ze was een voorbeeld. Ze was een leerkracht. Ze was een genezer.

Uiteindelijk verzachtte haar vader zijn hart en gaf hij de anderen toestemming om de kerk te onderzoeken. Toen lieten zij zich ook dopen. En tot ieders vreugde werd de vader uiteindelijk ook lid van de kerk. Hij sprak tijdens zijn doopdienst en zei dat het gezin twee hartslagen met een verschillend ritme had gehad. Maar nu waren ze één van geloof en één van doop, en zij verenigden hun hart in eenheid en liefde. Hij bedankte de zendelingen en de leden die hen hadden geholpen. Toen bedankte hij vooral zijn dochter Raluca, die zich in die moeilijke periode zo christelijk had gedragen, die een vredestichter was geweest, een genezer, een leerkracht, een voorbeeld en een licht waardoor uiteindelijk het hele gezin lid van de kerk werd.

Jullie hebben allemaal licht. Nu ik naar jullie gezichten kijk en aan de gezichten denk die ik gedurende mijn reizen over de hele wereld heb gezien, zie ik het licht in jullie gelaat, ‘zoals het gelaat van een engel’ (Helaman 5:36). In een wereld vol duisternis en zonde, straalde het gelaat van Nephi en Lehi ‘in hoge mate’ (Helaman 5:36.) De mensen om hen heen wilden hetzelfde licht ontvangen en vroegen: ‘Wat moeten wij doen, opdat die wolk van duisternis wordt verwijderd en ons niet meer overschaduwt?’ (Helaman 5:40.) Ze leerden dat ze zich moesten bekeren en geloof in Jezus Christus moesten hebben. En toen zij dat deden, verdween de wolk van duisternis; en werden zij omringd door licht, door een vuurkolom, en vervuld met de onuitsprekelijke vreugde van de Heilige Geest. (Zie Helaman 5:43–45.)

Als jullie anderen in het licht laten delen, zullen zij ook meer licht ontvangen. Is er iemand die jouw licht meer nodig heeft dan je gezinsleden? Jongevrouwen, ik beschouw jullie met je stralende gelaat als de kracht van het heden en de hoop voor de toekomst, thuis en in de kerk.

Jezus Christus is het licht dat we moeten uitstralen. ‘Hij is het licht, het leven en de hoop van de wereld. Zijn weg is het pad dat leidt tot geluk in dit leven en tot het eeuwige leven in de wereld hierna’ (‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’, Liahona, april 2000, pp. 2–3). Ik bid dat wij allen zijn licht mogen uitstralen, in de naam van Jezus Christus. Amen.