2005
De rozentuin
April 2005


De rozentuin

‘Het goddelijk plan van geluk maakt het mogelijk dat familiebanden ook na de dood blijven bestaan’ (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, oktober 2004, p. 49).

Gebaseerd op een voorval in het leven van de auteur

‘Mike’, riep pa. ‘Tijd om naar school te gaan.’ Mike liep langzaam de trap af, waar zijn vader op hem stond te wachten.

‘Moet ik echt naar school?’ vroeg Mike. ‘Morgen kan toch ook nog wel.’

Vader schudde zijn hoofd. ‘Dat heb ik je al zo vaak horen zeggen. Ik begrijp hoe je je voelt, maar je zult er doorheen moeten.’

‘Mevrouw Peters heeft me werk gestuurd’, zei Mike.

Pa zuchtte en gaf Mike een trui aan. ‘Vandaag ga ik weer naar mijn werk en jij gaat weer naar school.’

Mike voelde de tranen achter zijn ogen prikken. Hij zou dit keer niet gaan huilen! ‘Het is zo moeilijk zonder mama.’

Pa knielde en omhelsde Mike. ‘Dat weet ik.’ Mike kon de pijn in zijn vaders ogen zien.

Toen Mike de deur uitging, zag hij mama’s prachtige rozentuin. Maar die was nu niet prachtig meer. Er groeide overal onkruid. Hij slaakte een diepe zucht. Zou het ooit nog hetzelfde worden?

Op school was het hetzelfde — rennende en schreeuwende scholieren. Mike begaf zich met tegenzin naar zijn klas.

Sam, zijn beste vriend, zwaaide naar hem. Mike probeerde te glimlachen, maar het wilde niet echt lukken. Hij haalde steeds weer diep adem om maar niet te hoeven huilen.

Mevrouw Peters begon met de les. Mike hoorde haar wel praten, maar hij zat onderwijl naar buiten te staren. De zon scheen. ‘Hoe kan de wereld er zo mooi uitzien terwijl mijn moeder er niet meer is’, vroeg hij zich af. Er rolde een traan over zijn neus.

‘Kijk, Mike huilt!’ riep Bill, die vlak bij hem zat.

Zonder er bij na te denken, stond Mike op en rende de klas uit, de school uit. Hij zou nooit meer op school terugkomen! Hij duwde de zware schooldeuren open en rende vijf straten naar huis toe. Hij had het koud zonder zijn trui.

Hij liep naar zijn kamer om een jas te pakken en ging toen op de schommel in de achtertuin zitten. Hij schommelde heen en weer terwijl hij naar de grond staarde.

Hij dacht erover om naar oma’s huis te gaan, maar zij was nu ook verdrietig. Ze lachte altijd veel, ging bowlen en bakte koekjes. Hij vroeg zich af of zij ook weer aan het werk was.

Mike ging nu heel hoog met de schommel. Misschien, zo dacht hij, viel hij er wel af en was hij dood. Dan kon hij in de hemel bij zijn moeder zijn.

Hij hoorde woorden als het ruisen van de wind in de bomen: ‘Dan moeten papa en oma het zonder jou stellen. Zou je willen dat papa wegging?’

Hij liet de schommel tot stilstand komen door zijn voeten op de grond te zetten. Wie zei dat? Was het mama, die uit de hemel tot hem sprak? Hij keek om zich heen, maar er was alleen het geluid van ritselende bladeren.

Mike keek naar het stukje blauwe lucht door de bomen. ‘Ik mis mijn moeder! Help me, alstublieft, hemelse Vader!’ Hij begon weer te huilen.

Plotseling had hij het gevoel dat hij naar mama’s rozentuin moest gaan. Hij stond te kijken naar de arme rozenstruiken, half uitgedroogd en met veel onkruid ertussen. Dat zou mama niet leuk vinden! Hij knielde en begon aan het onkruid te trekken. Toen pakte hij de tuinslang vast en besproeide de struiken die hij gewied had. Het zou gauw lente zijn en de rozen zouden in bloei gaan staan, felrood, geel en roze. Hij vroeg zich af of mama ze vanuit de hemel kon zien. Op de een of andere manier voelde hij zich dichter bij haar als hij in haar tuin werkte.

Papa’s auto kwam met een vaart de inrit oprijden. Hij sprong uit zijn auto, rende naar Mike toe en drukte hem tegen zich aan. ‘Ik ben door de school gebeld.’

‘Ik ga morgen weer terug’, beloofde Mike. ‘Papa, kijk eens naar de rozenstruiken.’

‘Mama zou trots op je zijn’, zei papa. ‘Ik doe even een andere broek aan en dan werken we samen in de tuin.’

Toen Mike naast papa stond te wieden, moest hij aan rozen in bloei denken. Hij kon bijna de lekkere geur ruiken. Als ze in bloei stonden zou hij er een paar voor oma plukken.

Mike keek op en zag Sam en Bill staan. De twee jongens keken naar het onkruid.

‘Kunnen we helpen?’, vroeg Sam.

Mike knikte. Langzaam verscheen er een glimlach op zijn gezicht.

‘Liefdevolle relaties blijven over het graf heen bestaan. (…) De familieband blijft bestaan vanwege de verzegeling in de tempel.’

Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen, ‘De deur van de dood’, De Ster, juli 1992, p. 67.