Seminarie en instituut
Les 24: Hij leeft!


Les 24

Hij leeft!

Inleiding

De profeet Joseph Smith heeft aangaande de Heiland Jezus Christus verklaard: ‘En nu, na de vele getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft!’ (LV 76:22.) Het doel van deze les is de cursisten te laten inzien dat de Heiland nu leeft, dat Hij onze Voorspraak bij de Vader is, en dat wij door geloof in Hem ‘voor God gewonnen zonen en dochters’ worden (LV 76:24; zie ook Galaten 3:26).

Lessuggesties

Leer en Verbonden 25:1; 76:19–24; 110:1–4

Jezus Christus leeft nu

Lees het volgende verslag van een ervaring van president Lorenzo Snow (1814–1901) voor, opgetekend door zijn kleindochter Alice Pond:

Afbeelding
President Lorenzo Snow

‘“Toen we […] door de lange gang liepen die naar de celestiale zaal leidt, liep ik enkele stappen vooruit. Opa bleef staan en zei: ‘Wacht even, Allie. Ik wil je iets vertellen. Op deze plek is de Heer Jezus Christus aan me verschenen toen president Woodruff was overleden. Hij zei dat ik het Eerste Presidium van de kerk meteen moest reorganiseren, en niet hoefde te wachten zoals voorheen gebruikelijk was toen de voorgaande presidenten overleden. Hij zei dat ik president Woodruff zou opvolgen.’

‘“Toen kwam opa dichter bij me staan. Hij strekte zijn linkerhand uit en zei: ‘Hij stond hier, ongeveer een meter boven de grond. Het leek wel of hij op een massief gouden plaat stond.’

‘“Opa vertelde me wat een glorierijke persoon de Heiland is, en beschreef zijn handen, voeten, gelaatsuitdrukking en zijn prachtige witte gewaad. Alles was zo wit en helder dat hij er nauwelijks naar kon kijken.

‘“Toen kwam [opa] nog een stap dichter bij me staan. Hij legde zijn rechterhand op mijn hoofd en zei: ‘Kleindochter, ik wil dat je dit getuigenis van je opa zult onthouden, dat hij je persoonlijk heeft verteld dat hij hier in de tempel de Heiland heeft gezien en van aangezicht tot aangezicht met Hem heeft gesproken.’” [Alice Pond, in LeRoi C. Snow, ‘An Experience of My Father’s’, Improvement Era, september 1933, 677.]’ (Leringen van kerkpresidenten: Lorenzo Snow [2012], 244).

  • Waar moet je bij dat verhaal aan denken?

Vertel de cursisten dat in de Leer en Verbonden twee keer is opgetekend dat de Heiland in de laatste dagen aan mensen verschenen is. Een van zijn verschijningen was aan Joseph Smith en Sidney Rigdon in Hiram (Ohio) (zieLV 76), en de andere verschijning was aan Joseph Smith en Oliver Cowdery in de Kirtlandtempel (zie LV 110). Zet de volgende drie vragen op het bord:

Wat zagen ze? Wat hoorden ze? Wat kwamen ze te weten?

Laat de klas in de Schriften zoeken naar antwoorden op deze vragen. Laat de ene helft van de klas Leer en Verbonden 76:19–24 lezen en de andere helft Leer en Verbonden 110:1–4. Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen. Zet hun bevindingen onder de desbetreffende vragen op het bord. Vraag dan:

  • Wat staat er in deze teksten over Jezus Christus? (De cursisten kunnen onder meer de volgende leerstellingen noemen: Jezus Christus is een levend, verheerlijkt wezen; onze hemelse Vader en Jezus Christus zijn afzonderlijke personen; door geloof in Jezus Christus en aanvaarding van zijn evangelie worden wij voor God gewonnen zonen en dochters; en Jezus Christus is onze Voorspraak bij de Vader.)

Geef de cursisten de gelegenheid om van deze leerstellingen te getuigen door ze de volgende vragen voor te leggen:

  • Welke waarheden zijn in het bijzonder van betekenis voor je? Waarom?

Vertel de cursisten dat de les verder ingaat op twee van de leerstellingen in de gelezen Schriftteksten: ‘Jezus Christus is onze Voorspraak bij de Vader’ en ‘Door geloof in Jezus Christus en aanvaarding van zijn evangelie worden wij voor God gewonnen zonen en dochters’.

Leer en Verbonden 29:5; 38:4; 45:3–5; Alma 33:3–11

Jezus Christus is onze Voorspraak bij de Vader

Zet het woord voorspraak op het bord, en vraag de cursisten of ze weten wat dat betekent. (Leg indien nodig uit dat het woord voorspraak op iemand duidt die ten gunste van een ander spreekt of de zaak van een ander bepleit.) Laat de cursisten Leer en Verbonden 110:4 doorlezen. Vraag dan:

  • Hoe is de Heiland als voorspraak werkzaam? (Let bij de antwoorden van de cursisten op gelegenheden om te getuigen dat Jezus Christus onze Voorspraak bij de Vader is.)

Laat de volgende vragen zien of schrijf ze op het bord:

Waardoor komt Jezus Christus in aanmerking om onze Voorspraak te zijn?

Waar vestigt Jezus de aandacht van de Vader op terwijl Hij voor ons pleit?

Laat de cursisten in tweetallen naar antwoorden op deze vragen zoeken in Hebreeën 4:15; Leer en Verbonden 29:5; 38:4; en 45:3–5. Vraag enkele vrijwilligers naar hun bevindingen nadat de cursisten de teksten gelezen en de vragen op het bord besproken hebben.

Zie erop toe dat de cursisten het volgende begrijpen: Jezus Christus komt in aanmerking om ten gunste van ons bij de Vader te pleiten omdat Hij volmaakt rechtvaardig is en zo aan de eisen van de gerechtigheid voor onze zonden kon voldoen. Hij komt in aanmerking om voor ons te pleiten vanwege zijn verdiensten, zijn volmaakte leven, en zijn bloed dat Hij voor ons vergoten heeft. Wij hebben geen verdiensten waardoor wij voor onszelf kunnen pleiten (zie Alma 22:14).

Laat een cursist Leer en Verbonden 45:3–5 voorlezen terwijl de klas meeleest. Leg uit dat het werk en de heerlijkheid van de Vader de verhoging van zijn kinderen is. Als Jezus dus pleit voor wie in Hem geloven, brengt Hij het werk van de Vader tot stand en doet Hij de Vader tevens eer aan (zie ook Mattheüs 10:32).

Om het werk van Jezus Christus als onze Voorspraak duidelijk te maken, laat u de cursisten de woorden van Zenos lezen in Alma 33:3–10. Laat ze letten op zinsneden die Zenos bij herhaling gebruikt (varianten van ‘Gij waart barmhartig’ en ‘Gij hebt mij gehoord’). Vraag dan:

  • Wat kwam Zenos door zijn ervaringen met oprecht gebed over God te weten?

Laat een cursist Alma 33:11 voorlezen. Vraag de klas vervolgens:

  • Aan wie gaf Zenos erkenning voor de overvloedige barmhartigheid van onze hemelse Vader?

  • Waarom wendt God de Vader zijn oordelen van ons af?

  • Hoe krijg je door Zenos’ leringen meer begrip van en waardering voor de taak van de Heiland als Voorspraak in je eigen leven?

Laat het volgende citaat van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen zien en door een cursist voorlezen:

Afbeelding
Elder D. Todd Christofferson

‘Het is uitermate belangrijk voor mij dat ik op elk gegeven ogenblik en in elke omstandigheid de troon der genade door middel van gebed kan benaderen, dat mijn hemelse Vader naar mijn smeekbede zal luisteren, en dat mijn Voorspraak, Hij die geen zonde heeft begaan, wiens bloed werd vergoten, mijn zaak zal bepleiten. (Zie LV 45:3–5.)’ (‘I Know in Whom I Have Trusted’, Ensign, mei 1993, 83).

Laat een cursist in zijn of haar eigen woorden het beginsel uitleggen dat ouderling Christofferson uiteenzette. Vraag dan:

  • Hoe kan een persoonlijk getuigenis van deze leer je in moeilijke tijden tot steun zijn?

Mosiah 5:5–15

Door geloof in Jezus Christus en aanvaarding van zijn evangelie worden wij voor God gewonnen zonen en dochters

Laat een cursist Leer en Verbonden 76:24 voorlezen terwijl de klas meeleest. Wijs op de woorden ‘door Hem en in Hem en uit Hem [zijn wij] voor God gewonnen zonen en dochters’.

Vraag de cursisten:

  • Wat houdt het in om ‘voor God gewonnen zonen en dochters’ te zijn? (LV 76:24; zie ook LV 25:1).

Maak de cursisten duidelijk dat hoewel we allemaal geestkinderen van onze hemelse Vader zijn, de term ‘voor God gewonnen zonen en dochters’ specifiek verwijst naar degenen die ‘wedergeboren’ zijn. Vertel de cursisten dat het proces van de wedergeboorte in het Boek van Mormon uiteen wordt gezet.

Laat het volgende schema zien of neem het over op het bord (zonder het materiaal tussen haakjes):

Waartoe was het volk van koning Benjamin bereid?

Wat waren de gevolgen van hun daden?

(Een verbond sluiten om alle geboden van God te gehoorzamen)

(De naam van Christus op zich nemen)

(Geloof in Christus oefenen)

(Hun hart veranderde)

(Ze werden uit Christus geboren)

(Christus werd hun Vader naar het verbond)

Vat kort samen wat koning Benjamin vertelt in Mosiah 2–4. Leg vervolgens uit dat koning Benjamins woorden een grote uitwerking op zijn volk hadden, en dat de Geest van de Heer een ‘grote verandering’ in hun hart teweegbracht (zie Mosiah 5:2). Vraag de cursisten om Mosiah 5:2–8, 15 in tweetallen te bestuderen en te zoeken naar antwoorden op de vragen in het schema. Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen. Vraag dan:

  • Hoe word je volgens wat het volk van koning Benjamin overkwam een gewonnen zoon of dochter van Christus? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk: Als we Jezus Christus aanvaarden en verbonden sluiten en nakomen om Gods geboden te onderhouden, worden we gewonnen zonen en dochters van Christus.

Maak de cursisten bij de bespreking van deze verzen desgewenst duidelijk dat wij kinderen van Christus worden. Lees de volgende uitleg van president Joseph Fielding Smith (1876–1972) voor:

Afbeelding
President Joseph Fielding Smith

‘De Heiland wordt onze Vader […] omdat Hij ons het leven — het eeuwige leven — biedt door het zoenoffer dat Hij voor ons heeft gebracht. […]

‘[…] Wij worden de kinderen, zonen en dochters, van Jezus Christus, door onze verbonden van gehoorzaamheid aan Hem.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], 1:29.)

  • In Mosiah 5:15 staan zegeningen die we als zonen en dochters van Christus kunnen ontvangen. Welke?

  • Welke gedachten en gevoelens komen er als zoon of dochter van Jezus Christus bij je op?

Laat de cursisten tot besluit van de les denken aan hoe gezegend ze zijn door de kennis dat de Heiland leeft, dat Hij onze Voorspraak bij de Vader is, en dat wij verbondszonen of -dochters van Christus kunnen zijn.

Leesstof voor de cursisten