Seminarie en instituut
Les 11: Jezus Christus ging het land door en deed goed


Les 11

Jezus Christus ging het land door en deed goed

Inleiding

‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’ vermeldt dat ‘“[Jezus] is rondgegaan, weldoende” (Handelingen 10:38, NBG), maar werd ervoor veracht’. (Liahona, april 2000, 2.) Als discipelen van Jezus Christus moeten we zijn voorbeeld in goeddoen volgen, ongeacht de mogelijkheid van vervolging. In deze les bespreken de cursisten waarom we mensen die ons omwille van ons geloof onheus behandelen met dezelfde liefde en het respect dienen te behandelen die Jezus zijn vervolgers toonde. Als we het voorbeeld van de Heiland volgen, worden we met moed gezegend om ons geloof na te leven en te verdedigen, en zijn we in staat anderen dichter tot de Heer te brengen.

Achtergrondinformatie

Lessuggesties

Mattheüs 5:43–47; 9:9–13; 12:22–30; Markus 3:1–6; 11:15–19; Johannes 11:43–53

Jezus Christus werd vervolgd voor het goede dat Hij deed

Begin de les met het stellen van de volgende vraag:

  • Als je aan het voorbeeldige leven van de Heiland denkt, wat treft je dan het meest van al het goede dat Hij op aarde deed?

Lees (of vertel in uw eigen woorden) na de antwoorden van de cursisten het volgende verhaal van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen over twee zendelingzusters:

Afbeelding
Elder Jeffrey R. Holland

‘Uit bewondering voor en ter aanmoediging van iedereen die in deze laatste dagen standvastig zal moet blijven, zeg ik tot allen en in het bijzonder tot de jongeren van de kerk dat u, voor zover dat al niet gebeurd is, op een dag geroepen zult worden om uw geloof te verdedigen of wellicht zelfs enige vervolging zult ondervinden, simpelweg omdat u lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bent. Op die momenten zult u zowel moedig als beleefd moeten zijn.

‘Een zendelingzuster schreef me bijvoorbeeld onlangs: “Mijn collega en ik zagen op het dorpsplein een man op een bankje zijn lunch zitten eten. Toen we dichterbij kwamen, keek hij op en zag hij ons naamplaatje. Met een vreselijke blik in zijn ogen sprong hij op en hief hij zijn hand op om mij te slaan. Ik bukte net op tijd, maar hij spuugde zijn eten over me heen en begon vreselijk tegen ons te vloeken en te tieren. We liepen zonder iets te zeggen weg. Terwijl ik probeerde het eten van mijn gezicht te vegen, kreeg ik een klodder aardappelpuree tegen mijn achterhoofd gesmeten. Soms is het moeilijk om zendeling te zijn, want op dat moment wilde ik teruggaan, dat mannetje beetpakken en zeggen: ‘NEEM ME NIET KWALIJK!’ Maar ik zag er van af.”’ (‘De prijs en de zegeningen — van het discipelschap’, Liahona, mei 2014, 6.)

Vraag de cursisten om Mattheüs 5:43–47 door te lezen en te letten op een beginsel dat Jezus in zijn bergrede noemde en dat deze zendelingzusters in praktijk brachten. (U kunt desgewenst voorstellen dat de cursisten bij het lezen naamsvervanging als Schriftstudiemethode toepassen, waardoor ze de boodschap van deze verzen op zichzelf betrekken. Daarbij vervangen de cursisten de woorden u en uw door hun eigen naam.)

  • Welk beginsel stelde Jezus in deze verzen onder meer aan de orde? (De strekking van de woorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als we de leringen van Jezus Christus willen volgen, moeten we leren onze vijanden lief te hebben en vriendelijk te zijn jegens wie ons vervolgen.

  • Waarom is het moeilijk om dit evangeliebeginsel na te leven?

Laat de volgende uitspraak op het bord zien:

‘[Jezus] is rondgegaan, weldoende’ (Handelingen 10:38, NBG), maar werd ervoor veracht’. (‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’, Liahona, april 2000, 2.)

Leg uit dat de Heiland weliswaar door velen in zowel Galilea als Judea aanvaard werd en velen zijn goede werken als getuigenis van zijn goddelijkheid zagen, maar dat anderen Hem omwille van zijn goede werken verachtten en vervolgden.

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord onder ‘Jezus is rondgegaan, weldoende’:

Mattheüs 9:9–13

Mattheüs 12:22–30

Markus 16:1–6

Markus 11:15–19

Johannes 11:43–53

Deel de klas op in kleine groepjes en wijs elk groepje een van de teksten op het bord toe. Vraag de cursisten in elke tekst het goede werk te benoemen dat Jezus deed en hoe de mensen erop reageerden. Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen. Wijs erop dat deze reeks teksten een patroon in het leven van de Heer onthult waar wij van leren kunnen. Stel de volgende vraag:

  • Wat viel je op aan de reactie van de Heiland op de vervolging die Hij te verduren kreeg?

Laat de cursisten de gebeurtenis in de bestudeerde Schrifttekst voor de geest halen. Vraag dan:

  • Welke gedachten of gevoelens zou je gehad hebben als je er tijdens die gebeurtenis met Jezus bij was geweest?

  • Wat zou Jezus je op dat moment met zijn woorden en daden duidelijk hebben willen maken? (De cursisten kunnen bijvoorbeeld het volgende beginsel noemen: Als we het voorbeeld van de Heiland in goeddoen willen volgen, krijgen we soms met vervolging te maken.)

Mattheüs 5:9–12, 21–24, 38–41; 6:14–15; 7:1–5, 12

Reageren op vervolging

Vertel de cursisten dat Jezus Christus zijn discipelen in de bergrede voorhield hoe ze op vervolging moesten reageren. Neem de volgende zinsnede en tekstverwijzingen over op het bord en laat iedere cursist ten minste één van de teksten lezen. Vraag de cursisten om in de gelezen Schrifttekst een beginsel te noemen waarin Jezus onderwees en dat als leidraad voor hun omgang met anderen kan dienen.

Hoe te reageren op vervolging

Mattheüs 5:9–12

Matteüs 5:21–24; zie ook 3 Nephi 12:22.

Mattheüs 5:38–41; 7:12

Mattheüs 6:14–15 (zie ook LV 64:9–10)

Mattheüs 7:1–5

Vraag de cursisten na voldoende tijd de aangetroffen beginselen uit te leggen, en uiteen te zetten wat die met onze betrekkingen met andere mensen te maken hebben. Als de cursisten beginselen noemen uit Mattheüs 5:21–24, kunt u hen erop wijzen dat in 3 Nephi 12:22 en de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Mattheüs 5 de woorden ‘ten onrechte’ zijn weggelaten (Mattheüs 5:22). (Maak de cursisten bij het geven van hun antwoorden de volgende waarheid duidelijk: Onze hemelse Vader verwacht dat we het voorbeeld van Jezus Christus volgen als we om ons geloof vervolgd worden.)

Laat de volgende citaten van ouderling Jeffrey R. Holland en Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen zien:

Afbeelding
Elder Jeffrey R. Holland

‘Verdedig uw geloof op beleefde en liefdevolle wijze, maar verdedig het wel.’ (Jeffrey R. Holland, ‘De prijs — en de zegeningen — van het discipelschap’, Liahona, mei 2014, 9.)

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Volgelingen van Christus moeten een voorbeeld van hoffelijkheid zijn. We moeten alle mensen liefhebben, goed naar hen luisteren en respect voor hun oprechte overtuiging opbrengen. Hoewel we van mening kunnen verschillen, hoeven we niet onaangenaam te zijn. Ons standpunt en onze communicatie over controversiële onderwerpen hoeven niet polemisch te zijn. We moeten verstandig zijn als we ons standpunt innemen, het uitleggen en invloed proberen uit te oefenen. […]

‘Als ons standpunt wordt afgewezen, dienen we het teleurstellende resultaat minzaam te aanvaarden en hoffelijk met onze tegenstanders om te gaan.’ (Dallin H. Oaks, ‘Anderen liefhebben en omgaan met verschillen’, Liahona, november 2014, 27.)

Bespreek met de cursisten de beproevingen en zegeningen als we de raad van ouderling Holland en ouderling Oaks opvolgen. Laat vervolgens een cursist Mattheüs 5:9–12 voorlezen.

  • Welke beloften deed Jezus volgens deze verzen waardoor het wellicht makkelijker is om op christelijke wijze te reageren als we op grond van onze godsdienstige overtuiging vervolgd worden?

Laat de cursisten overdenken hoe ze een of meer leringen van de Heiland in de bergrede (hadden) kunnen toepassen op de omgang die ze met iemand hebben of hadden. Vraag of er cursisten zijn die hun gedachten met de klas willen delen.

Geef iedere cursist een kopie van het volgende citaat van ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen:

Afbeelding
Ouderling Robert D. Hales

‘Soms denkt men ten onrechte dat zwijgen, zachtmoedigheid, vergeving en nederig getuigen uitingen van passiviteit en zwakte zijn. Maar onze vijanden lief te hebben, hen te zegenen die ons vervloeken, goed te doen aan hen die ons haten, en te bidden voor wie ons vervolgen (zie Matteüs 5:44) vergt geloof, kracht en bovenal christelijke moed. […]

‘Als we geen wraak nemen — als we de andere wang toekeren en boze gevoelens geen kans geven — volgen ook wij de Heiland. Wij tonen zijn liefde, het enige waarmee de vijand kan worden ondervangen, en beantwoorden onze criticasters zonder hen op onze beurt te kritiseren. Dat is geen blijk van zwakte. Dat is christelijke moed. […]

‘Onze reactie zal in elke situatie anders zijn. Gelukkig kent de Heer het hart van onze criticasters en hoe we het beste op hen kunnen reageren. Ware discipelen zoeken de leiding van de Geest, waarna zij de inspiratie krijgen die op hun situatie is toegesneden. En in elke situatie reageren ware discipelen op wijzen die de Geest des Heren verwelkomen. […]

Ware discipelen bekommeren zich hoofdzakelijk om het welzijn van anderen, niet om hun gelijk te krijgen. Vragen en kritiek bieden ons de kans om anderen de helpende hand toe te steken en te laten zien dat onze hemelse Vader en wij om hen geven. Ons doel moet zijn hun begrip te geven van de waarheid, niet ons ego te verdedigen of punten te scoren in een theologisch debat. Ons oprechte getuigenis is het krachtigste antwoord dat wij onze criticasters kunnen geven.’ (‘Christelijke moed: de prijs van het discipelschap’, Liahona, november 2008, 72, 73–74.)

Geef de cursisten de tijd om beginselen die ouderling Hales noemt te lezen en te markeren. Vraag ze naar hun bevindingen. Bespreek desgewenst enkele of alle van de volgende vragen:

  • Hoe kan onze omgang met andere mensen hun relatie met God beïnvloeden? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk:Als we het liefdevolle en vriendelijke voorbeeld van Christus volgen jegens mensen die tegen ons zijn, kunnen we zowel hun als onze eigen relatie met God versterken.)

  • In welk opzicht is anderen op die manier behandelen een onderdeel van het doopverbond dat we met onze hemelse Vader gesloten hebben? (Het is een belangrijke manier om te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen als getuige van God op te treden [zie Mosiah 18:9].)

Vraag de cursisten naar ervaringen waarbij ze het voorbeeld en de leringen van de Heiland volgden en daardoor iemand dichter bij de Heer konden brengen. Laat een paar cursisten over hun ervaringen vertellen.

Moedig de cursisten aan hun omgang met anderen onder de loep te nemen, iets te vinden wat ze daaraan kunnen verbeteren en op te schrijven hoe ze de vandaag besproken beginselen in dat opzicht gaan toepassen.

Leesstof voor de cursisten