EnglishConnect voor zendelingen
Les 21: Gezondheid en letsel


‘Les 21: Gezondheid en letsel’, EnglishConnect 2 voor beginners (2022)

‘Les 21’, EnglishConnect 2 voor beginners

glimlachende jongeren buiten

Lesson 21

Health and Injuries

Doel: Ik leer over letsel vertellen.

Personal Study

Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.

pictogram a
Study the Principle of Learning: Counsel with the Lord

De Heer raadplegen

I improve my learning by counseling with God daily about my efforts.

Ik leer meer door de Heer dagelijks te raadplegen over mijn leerproces.

Jezus Christus onderwees een groep mensen toen een jonge man naar Hem toe kwam en vroeg wat hij moest doen om vooruitgang te maken. De vraag die de jonge man stelde, is een vraag die wij allemaal kunnen stellen als we met onze hemelse Vader overleggen om vooruitgang te maken:

‘Wat ontbreekt mij nog?’ (Mattheüs 19:20.)

In gebed kun je dezelfde vraag stellen. We bidden tot God in de naam van zijn Zoon, Jezus Christus. Met Gods hulp kun je hiaten in je leerproces vinden en proberen die op te vullen. Als je bijvoorbeeld moeite hebt om vloeiend te spreken, kun je 10 minuten vrijmaken om te oefenen zonder je zorgen te maken over fouten. Of als je veel fouten maakt, kun je 10 minuten uittrekken om langzaam en zorgvuldig spreken te oefenen. Door met de Heer te overleggen, kun je begrijpen wat voor kleine stappen je moet zetten om je doelen te bereiken.

echtpaar in gebed

Ponder

  • Wat voor hiaten zie je in je leerproces als je met God overlegt?

  • Welke kleine stappen kun je zetten om die hiaten op te vullen?

pictogram b
Memorize Vocabulary

Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer voorwerpen bij jou thuis te benoemen om Engelse woorden beter te onthouden.

Nouns

ankle/ankles

enkel/enkels

arm/arms

arm/armen

eye/eyes

oog/ogen

foot/feet

voet/voeten

hand/hands

hand/handen

head

hoofd

knee/knees

knie/knieën

leg/legs

been/benen

nose

neus

shoulder/shoulders

schouder/schouders

tooth/teeth

tand/tanden

wrist/wrists

pols/polsen

Verbs Present/Verbs Past

break/broke

breek/brak

bruise/bruised

kneus/kneusde

burn/burned

brand/brandde

cut/cut

snijd/sneed

hurt/hurt

doet/deed pijn

sprain/sprained

verstuik/verstuikte

Time

last week

vorige week

three days ago

drie dagen geleden

yesterday

gisteren

Zie les 11 voor meer times.

pictogram c
Practice Pattern 1

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.

Q: What happened to your (noun)?A: I (verb past) my (noun).

Questions

patroon 1 vraag wat is er met je zelfstandig naamwoord gebeurd

Answers

patroon 1 antwoord ik werkwoord verleden tijd mijn zelfstandig naamwoord

Examples

enkelblessure

Q: What happened to your ankle?A: I broke my ankle.

dokter onderzoekt knie van patiënt

Q: What happened to his knee?A: He sprained his knee.

pictogram d
Practice Pattern 2

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer die patronen te herkennen als je dagelijks oefent.

Q: When did you (verb present) your (noun)?A: I (verb past) it (time).

Questions

patroon 2 vraag wanneer heb je je zelfstandig naamwoord werkwoord voltooid deelwoord

Answers

patroon 2 antwoord ik werkwoord verleden tijd met tijdsaanduiding

Examples

arm met brandwonden

Q: When did you burn your arm?A: I burned it last week.

Q: When did she hurt her wrist?A: She hurt it yesterday.

pictogram e
Use the Patterns

Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.

Additional Activities

Doe de lesactiviteiten en toetsen online op englishconnect.org/learner/resources of in het EnglishConnect 2 Werkboek.

Act in Faith to Practice English Daily

Blijf dagelijks Engels oefenen. Gebruik je ‘Persoonlijke studietracker’. Bekijk je studiedoel en evalueer je leerinspanningen.

Conversation Group

Discuss the Principle of Learning: Counsel with the Lord

(20–30 minutes)

echtpaar in gebed

pictogram 1
Activity 1: Practice the Patterns

(10–15 minutes)

Neem met een partner de woordenlijst door.

Oefen patroon 1 met een partner:

  • Oefen het stellen van vragen.

  • Oefen het beantwoorden van vragen.

  • Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.

Herhaal dit voor patroon 2.

pictogram 2
Activity 2: Create Your Own Sentences

(10–15 minutes)

Doe een rollenspel over elk letsel uit de lijst. Partner B is gewond. Partner A is een dokter, en stelt vragen en geeft advies. Gebruik patronen en woorden uit deze les en uit les 20. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af.

New Vocabulary

back

rug

finger/fingers

vinger/vingers

What happened?

Wat is er gebeurd?

man met schouderpijn

Example

  • A: What happened?

  • B: I hurt my shoulder.

  • A: When did you hurt your shoulder?

  • B: I hurt it two days ago. What should I do?

  • A: You should take medicine and rest. You shouldn’t exercise.

  • B: OK. Thank you.

List of Injuries

  • broken leg

  • bruised knee

  • burned hand

  • cut finger

  • hurt back

  • sprained ankle

pictogram 3
Activity 3: Create Your Own Conversations

(15–20 minutes)

Speel elke situatie na. Partner B is gewond. Partner A is een vriend(in) en stelt vragen. Gebruik in elke situatie de woorden uit de woordenlijst. Gebruik patronen uit deze les en uit les 20. Geef goed en slecht advies. Wissel elkaar af.

twee mannen bezoeken een man met een gebroken been

Example:

You fell down the stairs.

Je bent van de trap gevallen.

Vocabulary Words: leg, arm

  • A: What happened to your leg and your arm?

  • B: I broke my leg and my arm.

  • A: When did you break them?

  • B: I broke them last week.

  • A: What happened?

  • B: I was walking. I felt dizzy. I fell down the stairs.

  • A: How are you feeling?

  • B: I feel exhausted.

Situation 1

You got in a car accident.

Je hebt een auto-ongeluk gehad.

Vocabulary Words: knee, wrist

Situation 2

You got hurt playing soccer.

Je hebt een blessure opgelopen tijdens het voetballen.

Vocabulary Words: head, nose

Situation 3

You fell off a ladder.

Je bent van een ladder gevallen.

Vocabulary Words: eye, tooth

Situation 4

You burned yourself while cooking.

Je hebt jezelf verbrand tijdens het koken.

Vocabulary Words: hand, finger

Situation 5

You lifted a heavy box.

Je hebt een zware doos opgetild.

Vocabulary Words: back, shoulder

Situation 6

You fell while running.

Je bent gevallen tijdens het hardlopen.

Vocabulary Words: foot, ankle

Evaluate

(5–10 minutes)

Evalueer je vooruitgang aan de hand van de doelen en je inspanningen om dagelijks Engels te oefenen.

Evaluate Your Progress

I can:

  • Ask about others’ injuries.

    Anderen vragen naar hun letsel.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht
  • Talk about my and others’ injuries.

    Vertellen over mijn eigen letsel en dat van anderen.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht

Evaluate Your Efforts

Evalueer je inspanningen inzake:

  1. Het leerbeginsel bestuderen.

  2. De woorden uit het hoofd leren.

  3. De patronen oefenen.

  4. Dagelijks oefenen.

Een doel stellen. Overweeg de studiesuggesties in de ‘Persoonlijke studietracker’.

Bespreek je doel met een partner.

Act in Faith to Practice English Daily

‘De Heilige Geest [zal] ons ertoe bewegen om ons te verbeteren en ons huiswaarts leiden, maar we moeten de Heer onderweg wel om aanwijzingen vragen.’ (Larry R. Lawrence, ‘Wat ontbreekt mij nog?’, Liahona, november 2015, 33.)