2014
Antwoorden in de conferentie
September 2014


Antwoorden in de conferentie

Toen mijn overgrootmoeder Edwards stierf, waren mijn zusje Mia en ik verdrietig. Mijn vader en moeder zeiden dat we overgrootmoeder eens weer zouden zien en een eeuwige familie worden, maar we maakten ons zorgen.

Papa zei dat we konden bidden dat onze vragen over oma Edwards in de algemene conferentie beantwoord zouden worden. Ik bad om te weten of oma Edwards gelukkig was. Mia bad om te weten te komen of oma Edwards bij haar man en dochter was, die eerder overleden waren.

In de zondagochtendbijeenkomst van de conferentie hoorden we de profeet onze vragen beantwoorden! President Monson zei dat als iemand sterft, het net is alsof hij een kamer binnengaat met al zijn eerder overleden dierbare familieleden. Dus Mia wist dat oma Edwards bij haar man en dochter was. Toen las president Monson een stuk uit het Boek van Mormon voor waar staat dat de geesten van de rechtvaardigen in een toestand van geluk terechtkomen (zie Alma 40:11–12).1 Oma Edwards had altijd geprobeerd het goede te kiezen, dus ik wist dat ze gelukkig was.

Mia en ik waren blij om te weten dat de profeet God namens God spreekt en dat God onze gebeden verhoort. We maakten ons geen zorgen meer om oma Edwards. We weten dat als we haar voorbeeld volgen en het goede kiezen, we haar eens weer zullen zien.

Noot

  1. Zie Thomas S. Monson, ‘De wedloop van het leven’, Liahona, mei 2012, p. 93.

Illustratie Karen Lee

Mia (links) en Abby