2014
Een wonder op de luchthaven
Augustus 2014


Uit het zendingsveld

Een wonder op de luchthaven

De auteur woont in Utah (VS).

Eén kleine ingeving kan levens ten goede veranderen.

Afbeelding
Illustration depicting two elder missionaries at an airport in Japan.

Illustraties David Malan

Als zendeling die pas in Japan was, vond ik het moeilijk om de mensen te verstaan, laat staan ze te leren kennen. Ik vond het moeilijk om mensen lief te hebben die ik niet kende, vooral omdat ik niet begreep wat ze zeiden. Maar ik deed moeite om mijn liefde voor ze te tonen, en ik waardeerde hun moeite om contact met me te leggen.

Elke week kregen mijn collega en ik een zelfgebakken brood van een zuster in de wijk, zuster Senba. Ze toonde haar liefde voor de zendelingen door brood voor ze te bakken en lieve briefjes te schrijven.

Het ontroerde me dat iemand om me gaf. Ik had een ingeving om haar een bescheiden dankbetuiging te geven. Ik schreef een briefje om haar te vertellen hoe dankbaar ik was voor haar, en voor de offers die zij en haar gezin brachten om de zendelingen te helpen. We sloten vriendschap en ik beschouwde haar als mijn buitenlandse ‘moeder’.

Er gingen maanden voorbij. Op een woensdagochtend vroeg belde mijn zendingspresident met de mededeling dat ik werd overgeplaatst naar Okinawa. Toen ik ophing, had ik gemengde gevoelens. Ik zag er tegenop om afscheid te nemen. Elk telefoontje naar leden van de wijk die ik de volgende dag zou verlaten, maakte me verdrietig. Afscheid nemen van de mensen die ik zo was gaan liefhebben, was veel moeilijker dan ik had gedacht.

Toen ik al mijn telefoontjes gepleegd had, bedacht ik dat zuster Senba de enige was die de telefoon niet had opgenomen. Ik vond het verdrietig dat ik geen afscheid kon nemen van een lid dat mij zo dierbaar was geworden.

De volgende ochtend ging ik met twee andere zendelingen naar de luchthaven. Toen we bij de ticketbalie aankwamen en probeerden tickets te kopen, zei men dat onze bankkaarten geweigerd waren. We hadden geen geld om de tickets te betalen, en de vlucht vertrok over tien minuten! We waren alle drie in paniek. We stonden op het punt de vlucht te missen en zouden dan de hele dag op de luchthaven vastzitten.

Maar mijn gevoel van paniek verdween toen ik me omdraaide en zuster Senba zag binnenlopen. Ik was verbaasd om haar daar te zien, want ze wist niet hoe laat onze vlucht ging. Ze liep op ons af, glimlachte en gaf ons allemaal brood om mee te nemen in het vliegtuig.

Toen we uitlegden dat we onze vlucht zouden missen, vond ze dat bedroevend. We wisten geen van allen wat we moesten doen. Toen keek zuster Senba in haar tas, op zoek naar iets waarmee ze ons kon helpen. Ze maakte een luchtsprongetje toen ze een envelopje in haar tas vond waar ze enkele weken geleden vijftigduizend yen in had gedaan — precies het benodigde bedrag. Ze gaf ons het geld, en we hadden op tijd onze tickets. We bedankten haar uit de grond van ons hart, namen afscheid en renden naar het vliegtuig.

Nadat we waren opgestegen, zei mijn collega tegen me: ‘Is ze niet geweldig? Dat was een wonder!’

Ik besefte toen hoe wonderbaarlijk het eigenlijk was. Toen zei hij: ‘Wat staat er eigenlijk op jouw briefje?’ Ik zag dat hij een briefje las dat bij het brood zat dat zuster Senba hem had gegeven. Ik besefte dat ik er ook eentje had, haalde het tevoorschijn, en las het briefje dat aan mij persoonlijk gericht was. Meteen schoten de tranen me in de ogen. Er stond: ‘Ik heb u lief! Vergeet me alstublieft niet. Ik zal u nooit vergeten!’

Op dat moment voelde ik de Geest sterker dan ooit tevoren. Door het voorbeeld van zuster Senba leerde ik hoe belangrijk het is om naar de ingevingen van de Geest te luisteren — hoe onbeduidend of vreemd die ingevingen ook lijken. Door die ingevingen kunnen wij levens ten goede veranderen. Ik weet dat het geen toeval was dat zij naar de luchthaven ging. Het was echt een wonder.

De Heer gebruikt echt bescheiden middelen om zijn werk te volbrengen. Wat zijn wij als leden van deze kerk gezegend dat we zijn invloed in ons leven kunnen voelen. Laten we allemaal zo leven dat we in aanmerking komen voor deze ingevingen, en laten we de kinderen van God tot zegen zijn.