2013
Ik kan het!
December 2013


Ik kan het!

Roy Atkin (Californië, VS)

Het was avond en bijna Kerstmis. Er lag een dikke deken sneeuw op de grond. Mijn collega en ik hadden maandenlang het koude Duitse weer getrotseerd, op deuren geklopt en exemplaren van het Boek van Mormon weggegeven. Zelfs vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog hadden veel Duitsers het niet zo op Amerikanen.

Maar die avond zou Ingeborg Bienmuller zich laten dopen. Tijdens de lange busrit naar de Amerikaanse luchtmachtbasis zei ze echter niets. Ik merkte dat ze steeds verdrietiger werd.

Toen we de bushalte naderden, zei Ingeborg tegen ons: ‘Weten jullie hoe moeilijk dit voor me is?’ In de oorlog hebben geallieerde troepen mijn man gedood en zijn veel andere familieleden bij bombardementen omgekomen.’

Ze raakte haar been aan. ‘Ik ben door een scherf van een zwavelbom geraakt. Mijn been zal nooit genezen. Ik weet niet of ik daar wel naar binnen kan.’

We lieten haar woorden in stilte bezinken. Kort daarna kwam de bus tot stilstand. Ingeborg zat er onbuigzaam bij. Mijn hart bonsde heftig. Ik bad dat ze zich niet door angst zou laten tegenhouden.

Toen stond ze op en zei vastbesloten: ‘Mijn hemelse Vader heeft me een getuigenis van de herstelling gegeven. Ik weet dat het Boek van Mormon waar is. Ik kan het! Ouderling Atkin, mag ik op jouw arm leunen?’

Na een lange wandeling bereikten we de poort. Toen we de schildwacht voorbijliepen, begon Ingeborg zwaar te ademen. We trokken onze witte kleding aan en liepen naar het zwembad op de basis. Het zwembad werd een heilige plek en er kwam een vredig gevoel over ons. Toen Ingeborg het water instapte en zich door een lid van de kerk liet dopen, keek ze niet bang meer maar gelukkig.

‘Ik was enthousiast op de avond dat de zendelingen me het Boek van Mormon gaven’, zei ze toen we naar huis reden. ‘Ik bleef op en las tot Mosiah 18, waar Alma het volk uitnodigt om zich te laten dopen: “Zie, hier zijn de wateren van Mormon […] en nu, daar gij verlangend zijt tot de kudde Gods toe te treden en zijn volk te worden genoemd […] wat hebt gij er dan op tegen […] te worden gedoopt?”’ (Mosiah 18:8, 10).

Zachtjes vertelde ze verder: ‘Tijdens het lezen viel ik in slaap en droomde ik. Ik stond bij een prachtig meer, net zo een als de wateren van Mormon. Aan de andere kant van het meer stonden mensen met witte kleding — mijn gezin! Mijn man, die in de oorlog gestorven was, glimlachte en spoorde me aan om me te laten dopen.’

Die avond werd zuster Bienmuller lid van de gemeente Würzburg. Zoals vele anderen in Duitsland overwon ze uiteindelijk haar angsten en werd ze lid van de kerk.