2013
Geen ding zal bij God onmogelijk zijn
Juli 2013


Geen ding zal bij God onmogelijk zijn

De auteur woont in Nieuw-Zeeland.

Ongeveer twaalf jaar geleden emigreerde ik met mijn vrouw en vier zoons van de republiek Korea naar Nieuw-Zeeland. Als conrector van een Koreaanse school in Nieuw-Zeeland kwam ik veel Koreanen tegen die moeite hadden met de aanpassing aan de nieuwe cultuur, en de nieuwe regels en procedures. Ik wilde ze helpen, maar ook een bijdrage leveren aan de Nieuwzeelandse maatschappij, en dacht dat ik een brug zou kunnen slaan tussen de twee volken en landen als ik advocaat werd. Ik was 53, maar toch besloot ik, nadat ik om een bevestiging had gebeden, om rechten te gaan studeren.

Ik wist wel dat het moeilijk zou zijn. Maar toen ik de lesboeken kreeg, besefte ik dat het veel zwaarder zou zijn dan ik had verwacht. De lesboeken leken te dik, en de inhoud scheen onbegrijpelijk. Hoewel ik al bijna tien jaar Koreaans tolkte tijdens algemene conferenties en ik in Nieuw-Zeeland een mastersgraad in taal had gehaald, leek de juridische terminologie een heel ander soort Engels.

Toen ik de eerste dag thuiskwam van de universiteit, moest ik ernstig nadenken of ik door zou gaan of het zou opgeven. In die onzekere tijd stond één gedachte voorop: ik kon slagen als ik volledig op de Heer vertrouwde.

Omdat ik weet dat God leeft en dat Hij onze gebeden verhoort, vroeg ik Hem om hulp. Ik herinnerde me een Bijbeltekst die me grote troost gaf: ‘Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn’ (Lucas 1:37). Door die tekst had ik de kracht om door te gaan.

Als ik tijdens mijn studie tegen moeilijkheden aanliep, bood God me altijd een uitweg, of stuurde Hij engelen — behulpzame mensen — om me er doorheen te loodsen.

Op een dag had ik moeite om een opdracht af te maken. Ik deed mijn best, maar kon niet bedenken wat de docent van ons verlangde. De zondag brak aan en ik zette al mijn studies opzij en concentreerde me op mijn kerktaken. Als hogeraadsspreker bracht ik een bezoek aan een wijk die mij was toegewezen. Na de dienst kwam er een broeder op me af en zei dat hij me bij colleges had gezien. Ik wist niet dat hij ook rechten studeerde. Toen hij me vroeg hoe het met de opdracht ging, zei ik eerlijk dat ik er moeite mee had. Hij bood aan om me thuis te komen helpen. Als ik niet naar die wijk was gegaan en hem was tegengekomen, had ik de opdracht niet op tijd kunnen indienen. Hij was een engel die God had gestuurd als antwoord op mijn gebed.

In een van mijn moeilijkste vakken gaf de docent telkens twee uur lang onophoudelijk college. Het was niet alleen moeilijk om de inhoud van de lessen te begrijpen, maar ook het accent van de docent. En dus vroeg ik zijn toestemming om de lessen op te nemen zodat ik die later kon beluisteren. Op een dag kreeg ik een e-mail van een vrouw die ik niet kende. Ze vertelde dat ze een klasgenoot was en vroeg of ik haar een kopie wilde sturen van mijn opnamen omdat ze door haar werk niet alle lessen kon bijwonen.

Natuurlijk vond ik het helemaal niet erg om haar een kopie van mijn opnamen te geven. Ik dacht dat ik haar hielp, maar al gauw kwam ik erachter dat zij ook een engel was die God had gestuurd om mij te helpen. Om te slagen voor het vak, moesten we twee opdrachten maken en een examen van drie uur afleggen. Zij hielp me met de opdrachten en met de voorbereiding op het examen. Zonder haar hulp zou ik volgens mij niet geslaagd zijn voor dat vak.

Naast de moeilijkheden die het opleverde om een oudere student te zijn die Engels niet als moedertaal had, had ik ook andere taken die het moeilijk maakten om mijn studie af te maken. Mijn werk, gemeenschapsverplichtingen en kerktaken namen allemaal veel tijd in beslag. En ik probeerde ook mijn belangrijkste taken als echtgenoot, vader en grootvader de nodige zorg en aandacht te geven. Toen een van mijn collega’s hoorde wat ik naast mijn studie allemaal te doen had, zei hij dat het gezien mijn andere verplichtingen gekkenwerk was om rechten te studeren. Maar ik was ervan overtuigd dat ‘wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God’ (Lucas 18:27).

Ik was 55 jaar toen ik door het hooggerechtshof in Nieuw-Zeeland werd toegelaten tot de orde van advocaten. Ik ben dankbaar dat ik niet alleen advocaat werd ondanks de taalbarrière, maar dat ik bovendien een sterker getuigenis kreeg dat God leeft en dat Hij onze rechtschapen gebeden verhoort. Ik weet dat met zijn hulp niets onmogelijk is.

De Heer zegende broeder Sang-Ick Han op heel veel manieren zodat hij in de rechten kon afstuderen toen hij al 55 was.

Illustratie Dilleen Marsh; foto gebruikt met toestemming van Sang-Ick Han