2012
Het belang van priesterschapszegens
juli 2012


Het belang van priesterschapszegens

Naar een toespraak uit de algemene aprilconferentie van 1987.

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

Een priesterschapszegen is het verlenen van macht over geestelijke zaken.

In een priesterschapszegen oefent een dienstknecht van de Heer, gedreven door de Heilige Geest, het priesterschap uit om de machten des hemels aan te roepen ten behoeve van degene die de zegen ontvangt. Zulke zegens worden uitgesproken door dragers van het Melchizedeks priesterschap, dat de sleutels omvat van alle geestelijke zegeningen van de kerk (zie LV 107:18, 67).

Voorbeelden van priesterschapszegens

Er zijn vele priesterschapszegens. Als ik u een aantal voorbeelden geef, bedenk dan dat priesterschapszegens beschikbaar zijn voor allen die er behoefte aan hebben, maar alleen op eigen verzoek.

Een zegen voor een zieke wordt voorafgegaan door een zalving met olie, zoals in de Schriften is aangegeven (zie Jakobus 5:14–15; Marcus 6:13; LV 24:13–14; 42:43–48; 66:9). Een patriarchale zegen wordt gegeven door een geordende patriarch.

Mensen die leiding willen in een belangrijke beslissing kunnen een priesterschapszegen ontvangen. Mensen die geestelijke kracht nodig hebben om een persoonlijk probleem te overwinnen, kunnen een zegen ontvangen. Vaders geven vaak een priesterschapszegen aan hun kinderen voordat ze het huis uitgaan of om andere redenen, zoals school, militaire dienst of een lange reis.

Zegens die worden gegeven in de omstandigheden die ik zojuist heb geschetst, worden soms zegens van troost en raad genoemd. Ze worden meestal gegeven door de vader, de echtgenoot of andere ouderlingen in de familie. Ze kunnen in de familieverslagen opgeschreven en bewaard worden tot geestelijke leiding van de persoon die de zegen ontvangt.

Er wordt ook een priesterschapszegen gegeven bij een priesterschapsordening of de aanstelling van een man of vrouw in een kerkroeping. Dat zijn waarschijnlijk de meest voorkomende gelegenheden waarbij priesterschapszegens worden gegeven.

Velen van ons hebben weleens om een priesterschapszegen gevraagd als we op het punt stonden om een nieuwe functie op ons te nemen in onze werkkring. Ik heb jaren geleden zo’n zegen gekregen en ik voelde meteen de troostende uitwerking en de leiding voor de lange termijn.

Het belang van priesterschapszegens

Wat is het belang van een priesterschapszegen? Denk eens aan een jongeman die op het punt staat het ouderlijk huis te verlaten om in de wereld zijn geluk te zoeken. Als zijn vader hem een kompas gaf, zou hij dat wereldse hulpmiddel misschien kunnen gebruiken om zijn weg te vinden. Als zijn vader hem geld gaf, zou hij dat kunnen gebruiken om macht uit te oefenen over wereldse zaken. Een priesterschapszegen is het verlenen van macht over geestelijke zaken. Hoewel het niet aangeraakt of gewogen kan worden, is het van groot belang voor ons bij het nemen van hindernissen op ons pad naar het eeuwige leven.

Het is een uiterst heilige verantwoordelijkheid voor een Melchizedeks-priesterschapsdrager om bij het geven van een priesterschapszegen namens de Heer te spreken. De Heer vertelt ons in hedendaagse openbaring dat zijn woord ‘geheel [zal] worden vervuld, hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde’ (LV 1:38). Als een dienstknecht van de Heer gedreven door de Heilige Geest spreekt, zijn de woorden die hij spreekt ‘de wil des Heren, (…) de zin des Heren, (…) het woord des Heren [en] de stem des Heren’ (LV 68:4).

Maar als de woorden van een zegen alleen de eigen verlangens en opinies van de priesterschapsdrager weergeven, dan wordt de zegen verstrekt op voorwaarde dat de inhoud overeenstemt met de wil van de Heer.

Een Melchizedeks-priesterschapsdrager die dat waardig is, kan zijn nakomelingen een zegen geven. Er staan veel van dergelijke zegens in de Schriften genoemd, onder meer die van Adam (zie LV 107:53–57), Isaak (zie Genesis 27:28–29, 39–40; 28:3–4; Hebreeën 11:20), Jakob (zie Genesis 48:9–22; 49; Hebreeën 11:21) en Lehi (zie 2 Nephi 1:28–32; 4).

In een hedendaagse openbaring wordt ouders die lid van de kerk zijn geboden hun kinderen ‘ten overstaan van de kerk’ door ouderlingen ‘handen op [te laten] leggen in de naam van Jezus Christus en hen in zijn naam [te] zegenen’ (LV 20:70). Daarom nemen ouders hun baby mee naar een avondmaalsdienst, waar een ouderling — meestal de vader — het kind een naam en een zegen geeft.

Priesterschapszegens zijn niet beperkt tot zegens waarbij de handen opgelegd worden. Soms wordt een zegen uitgesproken over een groep mensen. De profeet Mozes zegende voor zijn dood alle kinderen Israëls (zie Deuteronomium 33:1). De profeet Joseph Smith ‘sprak een zegen uit over de zusters’ die werkten aan de Kirtlandtempel. Hij zegende ook ‘de kerkgemeente’.1

Het is ook mogelijk om een priesterschapszegen uit te spreken over een plaats. Landen worden gezegend en toegewijd aan de verkondiging van het evangelie. Tempels en huizen van aanbidding worden door een priesterschapszegen aan de Heer gewijd. Andere gebouwen worden ingewijd als ze in dienst van de Heer gebruikt worden. ‘De leden van de kerk mogen hun woning wijden als een heilige plek waar de Heilige Geest kan verblijven.’2 Zendelingen en andere priesterschapsdragers kunnen een priesterschapszegen uitspreken over een huis waar zij welkom zijn geheten (zie Alma 10:7–11; LV 75:19). Jongemannen, over niet al te lange tijd kun je gevraagd worden om zo’n zegen te geven. Ik hoop dat je je er geestelijk op voorbereidt.

Ervaringen met priesterschapszegens

Ik haal enkele voorbeelden van priesterschapszegens aan.

Ongeveer honderd jaar geleden rondde Sarah Young Vance haar opleiding als vroedvrouw af. Voordat ze de vrouwen in Arizona ging helpen, zei een priesterschapsleider in een zegen: ‘Doe altijd uitsluitend wat goed is en wat het beste is voor het welzijn van uw patiënten.’ In de loop van 45 jaar bracht Sarah zo’n vijftienhonderd baby’s ter wereld zonder dat er één moeder of kind overleed. ‘Als ik een moeilijk probleem tegenkwam,’ zei ze, ‘leek iets me altijd te inspireren en wist ik op de een of andere manier wat ik moest doen.’3

In 1864 werd Joseph A. Young op een speciale zending geroepen om kerkzaken in het oosten van de Verenigde Staten te regelen. Zijn vader, president Brigham Young, zegende hem dat hij veilig heen en weer zou reizen. Op de terugreis raakte zijn trein betrokken bij een ernstig spoorwegongeluk. ‘De hele trein zat in elkaar,’ meldde hij, ‘ook de wagon waar ik in zat, tot aan de bank waar ik zat, [maar] ik kwam er zonder een schrammetje vanaf.’4

Als ik het over priesterschapszegens heb, word ik overspoeld met herinneringen: ik herinner me dat mijn zoons en dochters me vroegen om een zegen die hen door de moeilijkste momenten van hun leven heen moest helpen. Ik ben blij als ik me geïnspireerde beloften herinner en het geloof dat gesterkt werd als ze uitkwamen. Ik ben trots op het geloof van een nieuwe generatie als ik denk aan een zoon die zenuwachtig is wegens een examen en zijn vader, die ver weg is, niet kan bereiken, en de dichtstbijzijnde priesterschapsdrager, zijn zwager, om een priesterschapszegen vraagt. Ik herinner me een verwarde jonge bekeerling die een zegen vroeg om hem te helpen met het veranderen van het zelfvernietigende patroon in zijn leven. Hij kreeg een zegen die zo ongebruikelijk was dat ik verbijsterd was toen ik de woorden hoorde die ik sprak.

Aarzel niet om een priesterschapszegen te vragen als je geestelijke kracht nodig hebt.

Noten

  1. Joseph Smith, aangehaald in History of the Church, deel 2, p. 399.

  2. Handboek 2: de kerk besturen (2010), 20.11.

  3. Zie Leonard J. Arrington en Susan A. Madsen, Sunbonnet Sisters: True Stories of Mormon Women and Frontier Life (1984), p. 105.

  4. Joseph A. Young, aangehaald in Letters of Brigham Young to His Sons, red. Dean C. Jessee (1974), p. 4.

Illustraties Keith Larson