2012
Onbesmet van de wereld
juli 2012


Tot we elkaar weerzien

Onbesmet van de wereld

Ik vroeg me af waarom ik de tempel moest schoonmaken terwijl die smetteloos was. Maar ik snapte al gauw dat het eigenlijk niet om het schoonmaken ging.

Enkele jaren geleden ging ik ’s avonds laat naar de Bountifultempel in Utah om te helpen met schoonmaken. Er waren zoveel mensen komen opdagen dat ik me afvroeg of ze sommigen naar huis zouden sturen. Als er iemand eerder naar huis moest, wilde ik maar al te graag voorstellen dat ik dat zou zijn. En toen dacht ik heel cynisch: ‘Natuurlijk laten ze ons niet eerder naar huis gaan. Ze bedenken wat ondergeschikte karweitjes voor iedereen omdat ze denken dat het hun plicht is om ons hier de hele twee uur te houden.’ Ik herinnerde me een vorige keer dat ik meer dan een uur lang had afgestoft, waarna ik een stofdoek inleverde die er net zo schoon uitzag als toen ik hem had gekregen. Ik bereidde me erop voor dat ik twee uur lang dingen zou schoonmaken die helemaal niet schoongemaakt hoefden te worden. Het was duidelijk dat ik die avond meer uit plichtsgevoel naar de tempel was gegaan dan uit een verlangen om te dienen.

Onze groep werd voor een korte bijeenkomst naar een kleine kapel gebracht. De conciërge die de bijeenkomst leidde, zei iets dat mijn kijk op het schoonmaken van de tempel voor altijd heeft veranderd. Hij heette ons welkom en legde toen uit dat we er niet waren om dingen schoon te maken die schoongemaakt moesten worden, maar om te voorkomen dat het huis des Heren ooit vies zou worden. Als rentmeesters van een van de heiligste plekken op aarde was het onze taak om hem smetteloos te houden.

Zijn boodschap raakte mij diep in mijn hart. En ik ging met nieuw enthousiasme naar de plek in het huis des Heren die mij was toegewezen. Met een zachte kwast stofte ik de fijne groeven in deurposten, plinten en poten van tafels en stoelen af. Als ik bij een eerder bezoek deze taak had gekregen, zou ik die misschien belachelijk hebben gevonden en had ik achteloos over die plekken heen gestreken om druk te lijken. Maar dit keer zorgde ik ervoor dat de haartjes zelfs de kleinste spleetjes bereikten.

Omdat dit werk lichamelijk en geestelijk niet zwaar was, werd ik gezegend met de tijd om na te denken. Allereerst besefte ik dat ik thuis nooit aandacht schonk aan zulke kleine details, maar de plekken schoonmaakte die anderen het eerst zouden zien, en dat ik plekken verwaarloosde die alleen mijn gezinsleden en ik zagen.

Vervolgens besefte ik dat er tijden waren waarop ik het evangelie ook zo naleefde — alle beginselen naleven en de taken vervullen die het duidelijkst zichtbaar waren voor mensen om me heen, terwijl ik dingen negeerde die alleen mijn gezinsleden of ik wisten. Ik ging naar de kerk, had roepingen, voerde taken uit, ging op huisbezoek — ik deed alles wat de leden van onze wijk konden zien — maar ik ging niet geregeld naar de tempel, deed niet aan persoonlijke en gezamenlijke Schriftstudie en gebed, en hield geen gezinsavond. Ik gaf lessen en hield toespraken in de kerk, maar soms had ik bij de omgang met anderen gebrek aan ware naastenliefde in mijn hart.

Die avond in de tempel keek ik eens goed naar de kwast in mijn hand en vroeg ik me af: ‘Wat zijn de kleine spleetjes in mijn leven die meer aandacht verdienen?’ Ik besloot om bij het plannen van mijn leven niet meer alleen de plekken aan te pakken die schoongemaakt moesten worden, maar te proberen ervoor te zorgen dat ze nooit meer vies zouden worden.

Elke keer dat we eraan herinnerd worden om onszelf ‘onbesmet van de wereld’ te houden (Jakobus 1:27), denk ik aan de les die ik bij het schoonmaken van de tempel heb geleerd.