2009
Het bankbiljet van twintig mark
juni 2009


Het bankbiljet van twintig mark

Naar een toespraak gehouden tijdens een devotional aan de Brigham Young University–Idaho op 12 maart 2002. Voor de volledige Engelstalige tekst van de toespraak, zie www.byui.edu/Presentations/Transcripts/Devotionals/2002_03_12_Packer.htm.

Afbeelding
President Boyd K. Packer

Ruim dertig jaar geleden had ik samen met toen nog ouderling Thomas S. Monson de opdracht gekregen om een ring voor militairen en hun gezinnen in Europa te organiseren. We kwamen bijeen in Berchtesgaden (Duitsland), hoog in de Beierse Alpen. Oorspronkelijk was dit een hoofdkwartier dat Adolf Hitler had laten bouwen op een adembenemende mooie plek. Er is op deze aarde zelden iemand geweest die qua persoonlijkheid en doeleinden de tegenstander zo heeft nagevolgd als Adolf Hitler. Het kwam mij voor dat de cirkel van de geschiedenis zich op die plek weer had gesloten, en nu waren we daar bijeengekomen om een ring van Zion te organiseren.

Nadat we de nieuwe leiders hadden aangesteld en de organisatie van de ring hadden voltooid, was onze volgende opdracht om naar Berlijn te gaan voor een ringconferentie. We moesten van Berchtesgaden hoog in de Alpen naar de luchthaven van München vertrekken.

We kwamen ruim op tijd voor onze vlucht op het vliegveld aan. Het vliegtuig stond gepland voor vertrek om tien uur in de ochtend, maar werd uitgesteld vanwege dichte mist. We hoorden daar bijna twaalf uur lang de mededelingen aan. Ze bleven herhalen dat de mist naar verwachting zou opklaren. Maar dat gebeurde niet.

Die avond tegen een uur of tien kwamen twee zendelingen naar de luchthaven toe. We wisten dat de vliegtuigen niet zouden opstijgen. Zij vertelden ons dat er om middernacht een trein van München naar Berlijn zou vertrekken. De zendelingen brachten ons naar het treinstation, hielpen ons bij het kopen van de kaartjes en zetten ons op de trein. De trein zou om middernacht vertrekken en om tien uur de volgende ochtend in Berlijn aankomen.

Bij het wegrijden van de trein zei een van de jonge zendelingen: ‘Hebt u Duits geld op zak?’

Ik schudde ontkennend mijn hoofd.

Hij zei: ‘U kunt beter wat meenemen’, en haalde al rennend naast de trein een bankbiljet van twintig mark uit zijn zak tevoorschijn. Hij gaf het biljet aan mij.

In die tijd was het IJzeren Gordijn hermetisch ‘gesloten’. De trein stopte bij Hof aan de grens tussen West-Duitsland en Oost-Duitsland en wisselde daar van personeel. Het West-Duitse treinpersoneel stapte uit en het Oost-Duitse personeel stapte in de trein. Daarna zette de trein de reis door Oost-Duitsland voort op weg naar Berlijn.

De Amerikaanse overheid was net begonnen paspoorten af te geven die vijf jaar geldig waren. Ik had een nieuw paspoort, een paspoort dat vijf jaar geldig was. Vóór onze reis wilden we het paspoort van mijn vrouw laten verlengen, maar het werd teruggestuurd met de mededeling dat een paspoort dat drie jaar geldig was, zou worden erkend als een paspoort dat vijf jaar geldig was. Ze kon haar paspoort nog ruim twee jaar gebruiken.

Om een uur of twee ’s nachts kwam er een conducteur langs, een soldaat van het militaire type, die om onze kaartjes vroeg. Toen hij zag dat we geen Duitsers waren, vroeg hij naar onze paspoorten. Ik geef mijn paspoort niet graag af, vooral niet op onsympathieke plaatsen. Maar hij nam ze in. Ik heb eigenlijk nooit een hekel aan iemand, maar hij vormde een uitzondering! Het was een onvriendelijke, onbeleefde, nare man.

We spraken geen Duits. We zaten met zijn zessen in de treincoupé: mijn vrouw met een Duitser naast haar, en vlak tegenover ons drie andere Duitsers. We hadden met zijn allen wat zitten praten. Toen de conducteur binnenkwam, werd alles stil.

Er vond een gesprek plaats, en ik wist wat hij zei. Hij weigerde het paspoort van mijn vrouw. Hij ging weg en kwam nog een paar keer terug.

Uiteindelijk, niet wetende wat ik moest doen, kreeg ik een ingeving en haalde ik dat bankbiljet van twintig mark tevoorschijn. Hij keek ernaar, nam het bankbiljet aan en gaf ons onze paspoorten terug.

Toen we de volgende ochtend in Berlijn aankwamen, werden we door een lid van de kerk van de trein afgehaald. Ik vertelde hem nogal luchtig over ons voorval. Hij keek opeens heel ernstig. Ik zei: ‘Wat is er aan de hand?’

Hij zei: ‘Ik snap niet hoe u tot hier hebt kunnen komen. Oost-Duitsland is op dit moment het enige land ter wereld dat weigert paspoorten die drie jaar geldig zijn te erkennen. Voor hen was het paspoort van uw vrouw niet geldig.’

Ik zei: ‘Wel, wat hadden ze dan kunnen doen?’

Hij antwoordde: ‘U uit de trein zetten.’

Ik zei: ‘Ze zouden ons toch niet echt uit de trein zetten?’

Hij zei: ‘Ons niet. Haar!’

Ik zag het al voor me: iemand die mijn vrouw uit de trein probeerde te zetten om een uur of twee in de nacht ergens in Oost-Duitsland. Ik zou niet weten wat ik had moeten doen. Ik hoorde pas later hoe gevaarlijk de hele situatie was, vooral voor mijn vrouw. Ik geef veel meer om haar dan om mijzelf. We hadden in groot gevaar verkeerd. Mensen van wie het paspoort werd geweigerd, werden gearresteerd en in hechtenis genomen.

Wij ontvangen leiding in ons leven

Nu gaat het allemaal om het volgende: de zendeling die mij het bankbiljet van twintig mark overhandigde, was David A. Bednar, toen een jonge zendeling in het zendingsgebied Duitsland-Noord en nu lid van het Quorum der Twaalf Apostelen.

Waarom gaf deze jonge zendeling uit San Leandro (Californië) mij het bankbiljet van twintig mark? Als u dat begrijpt en begrijpt waar het leven om draait, begrijpt u eigenlijk alles wat u moet weten over het leven als lid van de kerk. U begrijpt dan dat ons leven niet alleen van ons is. Ons leven wordt gestuurd — en als we leven zoals we behoren te leven, wordt er voor ons gezorgd. Ik geloof niet dat hij de gevolgen kende van wat hij deed. Dat bankbiljet van twintig mark was toen zes dollar waard, en zes dollar betekent voor een zendeling heel veel!

U zult in uw leven merken dat deze dingen gebeuren als u leeft zoals u behoort te leven.

Als u de werking van de Geest leert begrijpen, hoeft u zich nooit alleen te voelen. In Leer en Verbonden 46:2 staat: ‘Maar ondanks die dingen die geschreven staan, is het de ouderlingen van mijn kerk vanaf het begin opgedragen, en zo zal het altijd zijn, om alle bijeenkomsten te leiden zoals de Heilige Geest hen aanwijst en leidt.’

Uw geestelijk lichaam

De leringen in de Schriften, de openbaringen, maken ons duidelijk dat we tweeledige wezens zijn. Wij weten dat er een geest en een lichaam is. ‘De geest en het lichaam [vormen als ze voor altijd zijn herenigd] de ziel van de mens’ (LV 88:15). U bestaat dus uit twee gedeelten. Er is een geest in een lichaam.

U hebt een geestelijk lichaam; uw intelligentie heeft altijd bestaan (zie LV 93:29). Dat is moeilijk te vatten. We zullen altijd blijven leven. Dat gelooft u toch? Na de opstanding zullen we eeuwig leven. Dat kan alleen als we ook in het verleden eeuwig hebben geleefd. We bevinden ons hier midden in iets eeuwigs.

Ik vraag me wel eens af hoe het later zal zijn als mijn geest mijn lichaam verlaat. Als u wordt ‘uitgepakt’ en uw stoffelijk omhulsel aan de kant legt en uw geest zichtbaar wordt, wat krijgen we dan te zien? Hoe ziet uw geest er dan uit?

Sommigen van u worden nu misschien als perfecte atleet beschouwd — met een perfecte coördinatie, in staat om alles te doen! U hebt een prachtig gebouwd fysiek lichaam. Als we uw lichaam en geest zouden scheiden, hoe zou uw geest er dan uitzien? U zult ontdekken, naarmate u studeert en bidt en voelt, dat iemand een prachtig lichaam en toch een verschrompelde, zwakke geest kan hebben. Aan de andere kant kunt u een lichaam hebben dat op vele manieren beperkt is, en toch in eeuwig opzicht uw geest trainen en ontwikkelen, zodat deze van onvergankelijke waarde wordt.

U kunt uitkijken naar de dag dat u wordt ‘uitgepakt’ en uw geest het lichaam verlaat. Uw geest is jong en vitaal en prachtig. Ook al is uw lichaam oud en ziek of kreupel of anderszins gehandicapt, wanneer de geest en het lichaam worden herenigd in de opstanding, dan bent u glorieus; dan bent u verheerlijkt.

Ik heb eens een man gekend — een geweldige man — die als jongen vaak omging met een groepje belhamels. Ze waren altijd waar ze niet hoorden te zijn en nooit waar ze wel hoorden te zijn. Uiteindelijk wist een verstandige, vindingrijke leider ze in een zondagsschoolklas te krijgen. De leerkracht was een oude man — niet meer dan een simpele, oude man. Hij was ook nog eens een bekeerling uit Europa en sprak de Engelse taal niet zo goed. Ze gniffelden: ‘Onze leerkracht? Hij?’ Deze jongens hadden vast al heel wat leerkrachten versleten.

Toen gebeurde er iets volgens mijn vriend. De leerkracht begon te spreken en iedereen begon te luisteren. Deze vriend zei: ‘Je kon je handen warmen aan het vuur van zijn geloof.’ Dat betekende dat in dat oude, versleten lichaam met dat hardnekkige accent een krachtige geest huisde.

In de opstanding kan het lichaam — het stof der aarde, ons vleselijke gedeelte — vernieuwd en krachtig worden, overeenkomstig de geest.

De Heilige Geest zal u leiden

Als u kunt begrijpen hoe de Geest werkt, zal het goed met u gaan. Als al het kwaad van de wereld zich tegen u zou keren — als het zich als een duistere, monsterlijke laserstraal op u zou richten, dan zou het u niet kunnen vernietigen, tenzij u dat op de een of andere wijze toelaat.

Bedenk dat bij alles wat u leert geldt: ‘Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid en verwerf inzicht bij al wat gij bezit’ (Spreuken 4:7).

Zorg dat u inzicht verwerft in dingen die u niet expliciet worden geleerd. Als uw kennis alleen afhangt van wat u leest of wat u kunt horen, zult u maar weinig kennis bezitten. Momenten van eerbied zijn uitermate kostbaar wanneer u nadenkt en voelt. Daarom zijn tempels ook zo belangrijk. U kunt naar de tempel gaan en de wereld achter u laten.

De Heer heeft beloofd dat als u de Heilige Geest ontvangt, ‘die (…) u alles [zal] leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb’ (Johannes 14:26).

U zult sommige dingen automatisch doen, bijna zonder het te beseffen. Zonder het eerst te weten zult u later merken dat de Heilige Geest u een ingeving en leiding heeft gegeven. Daarom haalde deze jonge zendeling, zonder te weten waarom, een bankbiljet van twintig mark uit zijn portefeuille toen hij naast de vertrekkende trein meeliep en me het bankbiljet overhandigde. Hij heeft ons uit een groot gevaar gered.

Zo zult u ook te werk gaan en later terugkijken en weten dat u werd geleid. En zo krijgt u ook waarschuwingen. U krijgt de waarschuwing: ‘Ga daar niet heen! Doe dat niet.’ U krijgt de waarschuwing: ‘Ga niet met hem mee! Ga niet met haar mee! Doe niet met hun mee!’ En vervolgens: ‘Ga met hun om!’ U zult leiding ontvangen, en de Heer zal over u waken.

Ik weet dat het evangelie waar is, dat Jezus de Christus is, dat Hij leeft, dat dit zijn kerk is. Zoek een plek in de wereld waar u, zonder schaamte, zonder aarzeling, tot uzelf kunt zeggen: ten eerste, dat u het evangelie van Jezus Christus aanvaardt en, ten tweede, dat wie u bent belangrijker is dan wat u doet. Wat u doet, maakt u, als u daarin wordt geleid, tot wie u bent en tot wie u kunt worden.

Illustratie Gregg Thorkelson

Waarom gaf deze jonge zendeling mij een bankbiljet van twintig mark? Als u dat begrijpt, begrijpt u dat ons leven niet alleen van ons is. Ons leven wordt gestuurd. De zendeling die mij het bankbiljet van twintig mark overhandigde, was David A. Bednar, toen een jonge zendeling in het zendingsgebied Duitsland-Noord en nu lid van het Quorum der Twaalf Apostelen.

Foto-illustratie Matthew Reier

Foto van de Hongkongtempel (China) Craig Dimond; foto-illustratie John Luke