2009
Joseph Smith: apostel van Jezus Christus
Jan. 2009


Joseph Smith: apostel van Jezus Christus

Aangepast overgenomen uit een presentatie voor de Zeventig

Afbeelding
Elder Dennis B. Neuenschwander

In de Leer en Verbonden lezen we dat Joseph Smith ‘door God is geroepen, een apostel van Jezus Christus […] geordend’ (LV 20:2). De roeping van een apostel is op de eerste plaats te getuigen van Jezus Christus. Profeten in het Oude Testament profeteerden van zijn komst. De apostelen in het Nieuwe Testament gaven hun persoonlijk getuigenis van wie Christus is en van de absolute zekerheid van zijn opstanding. Dat apostolische getuigenis was de grondslag van hun onderwijs. ‘Gij zult mijn getuigen zijn’ (Handelingen 1:8) was de opdracht die Jezus de oorspronkelijke Twaalf gaf. Op pinksterdag getuigde Petrus tot de joden die ‘uit alle volken’ bij elkaar waren gekomen (Handelingen 2:5): ‘Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn’ (Handelingen 2:32). En Paulus schreef aan de Korintiërs dat Jezus ‘ook aan mij [is] verschenen’ (1 Korintiërs 15:8) Het vaste getuigenis van Christus en van de zekerheid van zijn opstanding is de eerste pijler waarop het apostolische getuigenis rust.

De tweede pijler heeft te maken met de verlossende en reddende kracht van de Heiland. Petrus leert dat ‘van [de Heer] getuigen alle profeten, dat een ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam’ (Handelingen 10:43).

Zonder deze twee pijlers onder het getuigenis van Christus, kan er geen apostel zijn. Zo’n getuigenis wordt geboren uit ervaring, goddelijk gebod en instructie. Lucas schrijft bijvoorbeeld dat Christus zich ‘na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft’ (Handelingen 1:3).

Hoe voldoet de profeet Joseph Smith aan al deze apostolische vereisten? Het antwoord luidt: ‘Volkomen!’

Het eerste visioen

Joseph Smiths apostolische instructie begon in 1820. Hij overpeinsde godsdienstige vragen en kwam al gauw tot de slotsom dat het onmogelijk was tot een gezaghebbende conclusie aangaande de juistheid van de verschillende kerken of hun leerstellingen te komen louter op basis van redenering of argumentatie. Als hij geen goddelijke manifestatie kreeg, kon de jonge Joseph alleen maar een mening toevoegen aan de reeds bestaande ‘woordenstrijd en botsende meningen’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:10). Maar Josephs vragen over godsdienst werden beantwoord door de persoonlijke, fysieke manifestatie van God de Vader en zijn goddelijke, levende Zoon, Jezus Christus. Dit wordt het eerste visioen genoemd.

Net als de eerste apostelen, had Joseph een rechtstreekse, persoonlijke ervaring met de Godheid. Er was geen behoefte aan de mening van anderen of de overwegingen van een concilie om te definiëren wat hij zag of wat het voor hem ging betekenen. Josephs visioen was in eerste instantie een intens persoonlijke ervaring, een antwoord op een concrete vraag. Maar in de loop van de tijd, toen hij door nadere ervaringen en instructie verlicht was, werd het de openbaring die de grondslag van de herstelling vormde.

Zo apostolisch als deze manifestatie van Christus als persoon, zijn bestaan en zijn opstanding was voor Joseph Smith, het was niet het enige wat Jezus hem wilde leren. De eerste les van de jonge Joseph kwam voort uit de manifestatie van Christus’ absolute, almachtige en goddelijke macht. Joseph leerde uit eigen ervaring ten minste één betekenis van de verlossende en reddende macht van Christus toen hij in het bos bad. Toen hij begon te bidden, omhulde ‘dikke duisternis […] mij en enige tijd had ik het gevoel dat ik tot plotselinge verdelging was gedoemd’ (Joseph Smith—History 1:15). Met al zijn kracht begon Joseph God aan te roepen om verlossing uit de greep van deze vijand.

‘Op het moment dat ik op het punt stond in wanhoop te verzinken en mij aan verdelging over te geven (…) , zag ik (…) een lichtkolom (…).

‘Zodra die verscheen, voelde ik mij bevrijd van de vijand die mij gebonden hield’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:16–17).

Joseph Smiths confrontatie met de tegenstander doet denken aan een ervaring die Mozes had, iets waar de profeet enkele jaren later van zou vernemen. Maar in tegenstelling tot de jonge Joseph, zag Mozes eerst de grootheid Gods en werd hij daarna geconfronteerd met de macht van de tegenstander, alvorens van zijn invloed verlost te worden. (Zie Mozes 1.)

Het verschil in de volgorde van gebeurtenissen is van belang. Mozes was al lang volwassen en bezat voorafgaand aan deze gebeurtenis veel kennis en invloed. Door zijn grote macht aan Mozes te tonen voordat hij te maken kreeg met de tegenstander, hielp de Heer Mozes om zijn leven in perspectief te zien. Toen Mozes Gods heerlijkheid had ervaren, zei hij: ‘Hierdoor nu weet ik, dat de mens niets is, hetgeen ik nimmer heb verondersteld’ (Mozes 1:10). Door dit voorval kon Mozes de verleidingen van de tegenstander weerstaan die erop volgden.

Joseph Smith was daarentegen een onervaren jongeman die in zijn leven geregeld geconfronteerd zou worden met de macht van de tegenstander en de overweldigende problemen die dit met zich meebrengt. Door eerst met de tegenstander geconfronteerd te worden en vervolgens van diens aanval gered te worden door de verschijning van de Vader en de Zoon, leerde Joseph deze onvergetelijke les: hoe groot de macht van het kwaad ook mag zijn, het moet zich altijd terugtrekken als rechtschapenheid ten tonele verschijnt.

Die les was essentieel voor Josephs apostolische scholing. Hij had deze kennis nodig, niet alleen vanwege de persoonlijke beproevingen die voor hem in het verschiet lagen, maar ook vanwege de overweldigende tegenstand die hij zou krijgen bij het oprichten en leiden van de kerk.

De jonge Joseph ging naar het bos op zoek naar wijsheid, en wijsheid kreeg hij. Zijn apostolische scholing was begonnen. Twee grote apostolische lessen van dit eerste visioen waren zowel de fysieke aard van de Heiland en onze hemelse Vader als die eerste, fundamentele ervaringen met betrekking tot hun kracht. Beide zijn pijlers onder een apostolisch getuigenis.

Het Boek van Mormon

Joseph Smiths vroege apostolische scholing werd voortgezet met zijn vertaling van het Boek van Mormon. Het Boek van Mormon gaf Joseph toegang tot ‘de volheid van het eeuwigdurend evangelie’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:34), zijnde beginselen die hij moest begrijpen alvorens de kerk op te richten. De profeet werd bekend gemaakt met talrijke profetische en apostolische getuigenissen van de Heiland, die ‘duidelijk en uitermate waardevol’ (1 Nephi 13:26) waren, en die alle een voorbeeld voor hem waren.

De profeten in het Boek van Mormon gebruiken namelijk wel honderd titels in hun leringen aangaande Christus, en elk daarvan gaf Joseph een beter begrip van de goddelijke rol van de Heiland.1 Door deze leringen leerde Joseph Smith de profeten uit die tijd goed kennen en kreeg hij inzicht in het goddelijke doel van zijn taken.

Het Boek van Mormon geeft inzicht in het universele karakter van Christus’ verzoening. De uitwerking van het heilige offer van de Heiland bleef niet beperkt tot de grenzen van het Heilige Land van zijn tijd, noch tot de apostolische wereld van de eerste Twaalf. De verzoening raakt alle scheppingen van God in het verleden, het heden en de toekomst. Wat moet Jakobs lering aangaande de ‘onbeperkte verzoening’ (2 Nephi 9:7) een indruk hebben gemaakt op het verstand van de jonge Joseph, vooral afgezet tegen de christelijke leringen van die tijd.

Het Boek van Mormon introduceert ook het universele karakter van de opstanding en andere gerelateerde leringen. Leerredes over deze leer door Lehi, Jakob, koning Benjamin, Abinadi, Alma, Amulek, de Lamaniet Samuël en Moroni zijn alle rijke informatiebronnen.

Tijdens de vertaling van het Boek van Mormon kreeg de profeet ook waardevolle persoonlijke inzichten in de verlossende kracht van Christus. In 1828 haalde Martin Harris Joseph over om hem de eerste 116 pagina’s van de vertaling van het Boek van Mormon mee te geven. Toen Martin Harris die pagina’s kwijtraakte, was de profeet wanhopig.2 Zijn moeder, Lucy Mack Smith, schreef dat Joseph uitriep: ‘O, mijn God! (…) Alles is verloren, verloren! Wat moet ik doen? Ik heb gezondigd. Ik heb Gods toorn uitgelokt. (…) Hoe kan ik voor de Heer verschijnen? En wat voor berisping verdien ik van de engel van de Allerhoogste?’3

Meer dan een maand lang liet de Heer Joseph in die verschrikkelijke toestand van berouw.4 Daarna kwam er verlichting en een apostolische les. De Heer zei tegen Joseph:

‘De werken en de plannen en de doeleinden van God kunnen niet worden verijdeld, noch kunnen ze mislukken. (…)

‘Want al ontvangt een mens vele openbaringen, en bezit hij de macht om vele machtige werken te doen, toch moet hij vallen en zich de wraak van een rechtvaardig God op de hals halen, indien hij roemt op zijn eigen kracht en de raadgevingen van God als niets acht, en de stem van zijn eigen wil en vleselijke begeerten najaagt’ (LV 3:1, 4).

Deze woorden beschrijven tot in detail wat Joseph Smith had ervaren. Hij had geleerd wat de apostolische roeping van iemand vergt en wie de apostel koste wat kost trouw moet zijn. ‘Hoewel de mensen de raadgevingen van God als niets achten en zijn woorden verachten’, werd er tegen Joseph gezegd, ‘toch had u getrouw moeten zijn’ (LV 3:7–8). Joseph Smith had enige tijd geen toegang tot de platen en had een waardevolle les geleerd. Vervolgens werden de platen teruggebracht en kon hij weer verder in zijn rol als vertaler.

De lessen die Joseph Smith leerde door de vertaling van het Boek van Mormon waren zo essentieel, en hij groeide erdoor in zijn apostolische roeping! Het Boek van Mormon is de ‘sluitsteen van onze godsdienst’5 omdat het zo veel profetische getuigenissen van Christus bevat en een tastbare getuige van de herstelling is.

Voortdurende openbaring en Schriftuur

Na het voltooien van de vertaling van het Boek van Mormon in 1829 en oprichten van de kerk in 1830, kreeg Joseph Smith verdere apostolische scholing door de kans om andere Schriftuur te vertalen. Onder meer door drie jaar lang de Bijbel te vertalen, waaraan hij begon in 1835, en door het boek Abraham te vertalen. Joseph Smiths vertaling van de Bijbel vergrootte zijn begrip van de rol van de profeten in het Oude Testament en de apostelen in het Nieuwe Testament. En het leidde tot aanvullende openbaring, namelijk het boek Mozes.

Het boek Mozes verschafte de profeet belangrijke kennis omtrent de zending van de Heiland, waaronder zijn rol bij de schepping. ‘Het geschiedde dat de Heer tot Mozes sprak, zeggende: (…) Ik ben het begin en het einde, de almachtige God, door mijn Eniggeborene heb Ik deze dingen geschapen’ (Mozes 2:1). En Hij zei verder: ‘En ontelbare werelden heb Ik geschapen; (…) en door de Zoon heb Ik ze geschapen, die mijn Eniggeborene is’ (Mozes 1:33).

Het boek Mozes verduidelijkte de relatie van Christus met de Vader in het voorsterfelijk bestaan en vergrootte het begrip dat de profeet had van de allesovertreffende kracht van rechtschapenheid. Een van de mooiste van alle apostolische lessen die Joseph Smith in deze openbaring leerde, was de bevestiging van Gods liefde. Dat was zó anders dan de harde, onvergeeflijke en veroordelende persoon die God volgens zovelen is. Het boek Mozes spreekt over een God die oneindige barmhartigheid bezit. Henoch zag dat de ‘God des hemels (…) weende’ (Mozes 7:28) om de mensen die Hem niet wilden ontvangen. Toen hij wilde weten hoe dat kon, kreeg Henoch een antwoord met een bekend bijbels tintje: ‘Ik [heb] hun ook het gebod gegeven, dat zij elkander moeten liefhebben en dat zij voor Mij, hun Vader, moeten kiezen. (…) moeten dan de hemelen niet wenen, aangezien dezen zullen lijden?’ (Mozes 7:33, 37; zie ook Deuteronomium 6:5; Leviticus 19:18; Matteüs 22:37–39.)

Tijdens de vertaling van het boek Mozes raakte de profeet ook beter op de hoogte van de verlossende en reddende kracht van de Heiland. Zoals de Heer heeft gezegd, is deze aarde geschapen ‘door het woord van mijn macht’ (Mozes 1:32) om ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Vele jaren voordat de Heiland Tomas en de Twaalf onderrichtte: ‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6), openbaarde Hij aan Mozes: ‘Dit is het heilsplan voor alle mensen, door het bloed van mijn Eniggeborene, die zal komen in het midden des tijds’ (Mozes 6:62).

Het eerste visioen in het bos, de vertaling van het Boek van Mormon, de revisie van de Bijbel, de openbaring van het boek Mozes en de vertaling van het boek Abraham legden het fundament van de kerk grotendeels doordat Joseph Smiths kennis en zijn getuigenis van Jezus Christus zich snel uitbreidden.

De openbaringen die aan hem zijn gegeven en in de Leer en Verbonden zijn opgenomen, bevatten een rijkdom aan kennis van de Heiland. Men zou alle onderwerpen over Jezus Christus en verwijzingen naar Hem in De Gids bij de Schriften kunnen bestuderen en nog steeds niet kunnen bevatten hoe breed de informatie over de Heiland is die de profeet Joseph Smith in de wereld heeft gebracht. Ik ben dankbaar dat ik weet dat Jezus ‘in het begin bij de Vader’ was (LV 93:21). Ik ben dankbaar dat ik weet dat Hij ‘deze dingen voor [mij heeft] geleden, opdat [ik] niet [behoef te] lijden als [ik me bekeer]’ (LV 19:16).

Mijn getuigenis van wat de profeet heeft geopenbaard

Ik ben ook nog dankbaar voor een ander onderdeel van de bediening van de Heiland wat mij diep in mijn ziel raakt. Door de beloften te bestuderen in Maleachi, Moroni’s eerste bezoek aan Joseph, de woorden van de Heiland tot de Nephieten en het bezoek van Elia aan de Kirtlandtempel, verneem ik dat God zijn kinderen liefheeft en dat Hij een manier heeft verschaft waarop ieder bij Hem kan terugkomen. Ik ken geen rechtvaardiger dogma, geen leerstelling die meer hoop geeft dan die van de verlossing van de doden. Ik ben zo dankbaar voor de openbaringen waaruit ik leer dat de verzoening van de Heiland zich uitstrekt tot allen die hebben geleefd, liefgehad en gehoopt op een betere tijd, maar nooit van Jezus hebben gehoord of de kans hebben gehad om zijn evangelie te aanvaarden. Alleen al die kennis zou voldoende zijn om mij tot het evangelie te bekeren, zelfs al wist ik verder niets. Dat is wat mij betreft het ultieme getuigenis van Jezus Christus en zijn zoenoffer.

Wat kunnen we dan zeggen van de onvergelijkelijke reddende kracht van Christus? Wat Joseph Smith in het heilige bos leerde aangaande de kracht van rechtschapenheid die het kwaad overwint, is een voorafschaduwing van de slotscène. De Heer openbaart daarover dit:

‘Ik heb de wil van Hem van wie Ik ben, namelijk de Vader, aangaande Mij uitgevoerd en volbracht—en heb dat gedaan, opdat Ik alle dingen aan Mij zou kunnen onderwerpen—

‘en Ik behoud alle macht, ja, om Satan en zijn werken te vernietigen bij de voleinding der wereld en op de laatste grote dag van het oordeel’ (LV 19:2–3).

Wij kunnen ons eigen getuigenis van de Heiland zien in het kader van het getuigenis en de leringen van de profeet Joseph Smith. Het is geen wonder dat de profeet Joseph Smith heeft verklaard: ‘De fundamentele beginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis dat de apostelen en profeten hebben van Jezus Christus, dat Hij gestorven is, begraven is, en herrezen is op de derde dag, en dat Hij opgestegen is tot in de hemel; en alle andere aspecten van onze godsdienst zijn slechts aanhangsels daarvan.’6

Joseph Smiths apostolische getuigenis van de goddelijke werkelijkheid en de opstanding van Jezus Christus, en zijn kennis van de verlossende en reddende kracht van de Heiland, kunnen wij het beste beschouwen door middel van het prachtige, korte en krachtige getuigenis van de profeet zelf:

‘En nu, na de vele getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft!

‘Want wij zagen Hem, ja, ter rechterhand Gods; en wij hoorden de stem getuigen dat Hij de Eniggeborene des Vaders is—

‘dat door Hem en in Hem en uit Hem de werelden worden en werden geschapen, en dat de bewoners daarvan voor God gewonnen zonen en dochters zijn’ (LV 76:22–24).

Ik ben erg dankbaar voor de apostolische roeping van Joseph Smith.

Noten

  1. Zie Book of Mormon Reference Companion, onder redactie van Dennis L. Largey (2003), pp. 457–458.

  2. Zie Lucy Mack Smith, History of Joseph Smith, onder redactie van Preston Nibley (1958), pp. 128–129.

  3. History of Joseph Smith, pp. 128, 129.

  4. De 116 pagina’s gingen in juni 1828 verloren. In juli ontving Joseph Smith een openbaring die nu als afdeling 3 in de Leer en Verbonden is opgenomen. In september kreeg de profeet de platen terug. Zie de historische introducties van LV 3; 10.

  5. History of the Church, deel 4, p. 461.

  6. History of the Church, deel 3, p. 30.

Josephs vragen over godsdienst werden beantwoord door de persoonlijke, fysieke manifestatie van God de Vader en zijn goddelijke, levende Zoon, Jezus Christus.

Het Boek van Mormon is de ‘sluitsteen van onze godsdienst’ omdat het zo veel profetische getuigenissen van Christus bevat en een tastbare getuige van de herstelling is.

Ik ben zo dankbaar voor de openbaringen waaruit ik leer dat de verzoening van de Heiland zich uitstrekt tot allen die hebben geleefd, liefgehad en gehoopt op een betere tijd, maar nooit van Jezus hebben gehoord of de kans hebben gehad om zijn evangelie te aanvaarden.

Joseph Smith jr., geplaatst met toestemming van de archieven van de Gemeenschap van Christus; scène uit de kerkfilm De herstelling

Walter Rane, De verlangens van mijn hart, geplaatst met toestemming van het Museum voor kerkgeschiedenis en kunst

Simon Dewey, Door de macht en gave Gods

Robert Barrett, Elia herstelt de sleutels van de verzegelbevoegdheid van het priesterschap