2005
De diepe invloed van dankbaarheid
September 2005


BOODSCHAP VAN HET EERSTE PRESIDIUM

De diepe invloed van dankbaarheid

Op een dag reisde Jezus naar Jeruzalem. ‘En [Hij trok] dwars door Samaria en Galilea.

‘En toen Hij een zeker dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatse mannen tegemoet, die op een afstand bleven staan.

‘En zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, heb medelijden met ons.

‘En Hij zag hen aan en zeide tot hen: Gaat heen, toont u aan de priesters. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.

‘En een van hen keerde terug, toen hij zag, dat hij genezen was, met luider stem God verheerlijkende,

en hij wierp zich op zijn aangezicht voor zijn voeten om Hem te danken. En dit was een Samaritaan.

‘En Jezus antwoordde en zeide: Zijn niet alle tien rein geworden? Waar zijn de negen anderen?

‘Waren er dan geen anderen om terug te keren en God eer te geven, dan deze vreemdeling?

‘En Hij zeide tot hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden.’1

In psalm 30 belooft David: ‘Here, mijn God, voor altoos zal ik U loven.’2

De apostel Paulus verklaart in zijn brief aan de Korintiërs: ‘Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave!’3 En tegen de Tessalonicenzen: ‘Dankt onder alles, want dat is de wil Gods.’4

Danken wij God ‘voor zijn onuitsprekelijke gave’ en zijn rijke zegeningen die Hij zo gul aan ons geeft?

Staan wij stil bij Ammons woorden? ‘Welnu, mijn broeders, wij zien dat God ieder volk indachtig is, in welk land het zich ook bevindt, ja, Hij telt zijn volk (…) over de gehele aarde. Welnu, dat is mijn vreugde en mijn grote dankzegging; ja, en ik zal mijn God voor eeuwig danken.’5

Robert W. Woodruff, een vooraanstaand zakenman uit vroeger tijd, maakte eens een rondreis door de Verenigde Staten met een lezing die de titel droeg ‘Stoomcursus intermenselijke relaties’. In zijn boodschap zei hij dat de twee belangrijkste woorden in de taal waren: ‘Dank u’.

Gracias, danke, merci — welke taal men ook spreekt, een veelvuldig uitgesproken ‘dank u’ zal u opvrolijken, uw vriendschappen verdiepen en uw leven op een hoger plateau tillen op uw reis naar de volmaking. Wie ‘dank u’ zegt, geeft uiting aan zijn eenvoud, zijn oprechtheid.

Een krantenartikel van enkele jaren geleden illustreert hoe mooi en welsprekend een dankbetuiging wel kan zijn:

De politie in het District of Columbia (VS) veilde afgelopen vrijdag ongeveer 100 fietsen die niet opgehaald waren door de eigenaars. ‘Eén dollar’, zei een jongen van elf toen het bieden begon op de eerste fiets. Het bieden ging echter veel hoger. ’Eén dollar’, herhaalde de jongen hoopvol bij elke volgende fiets.

De veilingmeester, die al 43 jaar gestolen en verloren fietsen veilde, merkte dat de jongen weer hoop kreeg telkens als er een racefiets aan de beurt kwam.

Toen was er nog één racefiets over. Het bieden liep op tot acht dollar. ‘Verkocht aan die jongen voor negen dollar!’ zei de veilingmeester. Hij haalde acht dollar uit zijn eigen zak en vroeg de jongen om zijn dollar. De jongen betaalde die in centen, dubbeltjes en kwartjes, pakte zijn fiets en begon ermee te vertrekken. Maar ver kwam hij niet. Voorzichtig parkeerde hij zijn nieuwe bezit, liep terug, sloeg dankbaar zijn armen om de hals van de veilingmeester en huilde.

Wanneer hebben wij voor het laatst zo’n groot gevoel van dankbaarheid gehad als die jongen? De daden die anderen voor ons verrichten zijn misschien niet zo ontroerend, maar het zijn beslist vriendelijke daden die een bedankje verdienen.

Het lied dat wij vroeger vaak in de zondagsschool zongen, bracht de geest van dankbaarheid diep in onze ziel:

Als op ’s levens zee de stormwind om u loeit,

als gij tevergeefs uw arme hart vermoeit,

tel dan al uw zegeningen één voor één,

en gij zegt verwonderd: God liet nooit alleen!6

Astronaut Gordon Cooper sprak veertig jaar geleden toen hij in een baan om de aarde was het volgende eenvoudige dankgebed uit: ‘Vader, dank U, vooral dat U mij deze vlucht laat vliegen. Dank U voor dit voorrecht dat ik mij hier mag bevinden, hierboven op deze wonderbaarlijke plek en dat ik al dit verbazende en wonderlijke van uw schepping mag zien.’7

Wij zijn dankbaar ‘voor zegeningen die wij niet kunnen meten, gaven die wij niet op aarde kunnen schatten, (…) voor boeken, muziek, kunst en voor de grote uitvindingen die ons deze zegeningen ter beschikking stellen; (…) voor het gelach van kleine kinderen; (…) voor de middelen om menselijk lijden te verlichten en de vreugde in het leven te vergroten; (…) voor al het goede en verheffende.’8

De profeet Alma heeft dringend verzocht: ‘Raadpleeg de Heer bij al uw handelingen, en Hij zal u ten goede leiden; ja, wanneer gij u des nachts neerlegt, leg u dan neer in de hoede des Heren, opdat Hij over u zal waken in uw slaap; en wanneer gij des ochtends opstaat, laat uw hart dan vol dankbaarheid zijn jegens God; en indien gij die dingen doet, zult gij ten laatsten dage worden verhoogd.’9

Ik zou drie gevallen willen noemen waarin volgens mij een oprecht ‘dank u’ een zwaarmoedig hart zou kunnen verheffen, een goede daad inspireren, en de zegeningen van de hemel dichter bij de moeilijkheden van alledag brengen.

Allereerst wil ik u vragen om uw ouders te danken voor het leven, voor hun zorg, hun opoffering en hun inzet om u een kennis te geven van het plan van onze hemelse Vader voor ons geluk.

Van Sinaï donderen de woorden tot ons geweten: ‘Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal.’10

Ik ken geen ontroerender uitspraak tegen een ouder dan die de Heiland deed toen Hij aan het kruis hing: ‘Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zeide Hij tot zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon.

‘Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis.’11

De volgende: hebben we weleens gedacht aan een bepaalde leerkracht op school of in de kerk die ons verlangen om te leren leek aan te moedigen, of die in ons de toewijding opwekte aan het leiden van een eerbaar leven?

Er bestaat een verhaal van een groep mannen die over mensen spraken die hun leven beïnvloed hadden en voor wie zij dankbaar waren. Een man dacht aan een lerares van het voortgezet onderwijs die hem kennis had laten maken met de dichter Tennyson. Hij besloot haar te schrijven en te bedanken. Na enige tijd kwam het antwoord van de lerares in een beverig handschrift:

‘Beste Willie,

‘Ik kan je niet zeggen hoeveel je briefje voor mij betekent. Ik ben nu al over de tachtig, woon alleen in een kleine kamer, kook mijn eigen eten en ben eenzaam als het laatste blad aan een boom. En weet je wat? In de vijftig jaar dat ik voor de klas heb gestaan, ben jij de eerste van wie ik ooit een bedankbriefje heb gekregen. Het viel op een verdrietige, koude ochtend, op de deurmat. Ik heb mij in jaren niet meer zo vrolijk gevoeld.’

Wij zijn allen eeuwig dank verschuldigd aan hen die nu en in het verleden zoveel van zichzelf geven of hebben gegeven opdat wij zoveel mochten hebben.

Ten derde stel ik voor om ‘dank je’ te zeggen tegen leeftijdgenoten. De tienerjaren kunnen moeilijk zijn voor zowel de tieners als hun ouders. Het zijn moeilijke tijden in het leven van een jongen of meisje. Iedere jongen wil in het schoolelftal gekozen worden, ieder meisje wil een schoonheidskoningin zijn. ‘Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’12 zou hier weleens van toepassing kunnen zijn.

Ik wil u vertellen over een hedendaags wonder dat ongeveer een jaar geleden plaatsvond aan Murray High School, dichtbij Salt Lake City, waar iedereen winnaar was en er geen verliezer te vinden was.

Een krantenartikel belichtte de gebeurtenis. Het artikel kopte: ‘Schoolbal met de juiste geest: leerlingen kiezen twee invalide meisjes tot koningin’. Het artikel begon: ‘Ted en Ruth Eyre deden wat alle ouders zouden doen.

‘Toen hun dochter, Shellie, de finale haalde van de koninginverkiezing voor het schoolbal, raadden ze haar aan het sportief op te nemen als ze niet zou winnen. Ze legden uit dat er van de tien kandidaten maar één meisje tot koningin gekroond kon worden. (…)

‘Maar toen de klassevertegenwoordigers donderdagavond de koningin van het schoolbal kroonden, voelde Shellie Eyre zich niet buitengesloten, maar juist uitermate betrokken. De zeventienjarige leerlinge uit de eindexamenklas, die met het syndroom van Down geboren is, werd door haar medeleerlingen tot koningin gekozen. (…) Toen Ted Eyre zijn dochter de vloer van de sportzaal op begeleidde, waar de kandidaten werden voorgesteld, barstte de hele zaal in gejuich en applaus uit. Ze werden begroet met een staande ovatie.’

Dergelijke staande ovaties vielen ook de begeleiders van Shellie te beurt, van wie er een, April Perschon, zowel fysiek als mentaal gehandicapt is door een hersenbloeding in haar tiende levensjaar.

Toen de ovaties verstomd waren, zei de conrector van de school: ‘“Vanavond heb- ben de leerlingen gestemd voor innerlijke schoonheid.” (…) Ouders, leden van het schoolbestuur en leerlingen waren duidelijk ontroerd en lieten hun tranen de vrije loop.’

Eén leerling zei: ‘Ik ben zo gelukkig. Ik huilde toen ze naar voren kwamen. Ik vind het echt tof dat Murray High dit doet.’13

Ik spreek een welgemeend ‘dank je’ uit aan iedereen die deze avond zo gedenkwaardig heeft gemaakt. Heel gepast lijken de woorden van de Schotse dichter John Barrie: ‘God heeft ons herinneringen gegeven opdat wij zomerrozen mochten hebben in de winter van ons leven.’14

Enkele jaren geleden vond er op een hete augustusdag in Salt Lake County een drama plaats. Het heeft hier in de plaatselijke en de landelijke pers gestaan. Vijf mooie kleine meisjes — jong, levendig en lief — speelden zoals alle kinderen overal verstoppertje en klommen in de kofferbak van de auto van een van de ouders. De klep werd dichtgetrokken, ze konden er niet meer uit, en kwamen allemaal om door de hitte.15

De hele gemeenschap was zo lief, zo attent, zo zorgzaam na het heengaan van de vijf meisjes. Er werden bloemen, maaltijden en bezoeken gebracht en gebeden uitgesproken.

Op de zondag na de schokkende gebeurtenis reden lange rijen auto’s vol rouwende inzittenden uiterst langzaam langs het huis waar het ongeluk had plaatsgevonden. Mijn vrouw en ik wilden ons ook op die manier bij de condolerenden voegen. Toen we langsreden, voelden we ons als op heilige grond. We reden bijna letterlijk met de snelheid van een slak over de straat. Het leek wel of we een verkeersbord zagen met de tekst ‘Langzaam rijden, spelende kinderen’. Tranen vulden onze ogen en ons hart vloeide over van mededogen. In twee van de drie gezinnen waren de overleden kinderen alle kinderen die men had.

Vaak komt de dood als een indringer. Hij is een vijand die plotseling verschijnt, middenin het feest van het leven, die lichten dooft en vrolijkheid dempt. Hij overvalt mensen op leeftijd die wankelen op hun benen. Hij ontbiedt hen die nog maar nauwelijks halverwege de levensreis zijn, en vaak stilt hij zelfs het gelach van kleine kinderen.

Bij de begrafenisdienst van de vijf engeltjes sprak ik het volgende advies uit: ‘Er is één zinsnede die uit uw gedachten en uw uitspraken gebannen dient te worden. En dat is de zinsnede “Hadden we maar”. Het heeft een averechtse uitwerking en is niet bevorderlijk voor de geest van genezing en gemoedsrust. Denk liever aan deze woorden uit Spreuken: “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.”’16

Voordat de kisten gesloten werden, merkte ik dat elk kind een lievelingsknuffel vasthield, een zacht cadeautje om te knuffelen. Ik moest denken aan de woorden van de dichter Eugene Field:

Het speelgoedhondje zit onder het stof,

Maar het staat daar stoer en tof;

En het speelgoedsoldaatje ziet rood van de roest

Met de musket in de hand houdt hij zich koest.

Eens had het hondje er nieuw uitgezien

En was de soldaat nog netjes geweest bovendien.

Dat was in de tijd dat onze kleine knul

Ze had gekust en neergezet bij zijn andere spul.

‘Ga nu niet weg voor ik terugkom’, had hij gezegd.

‘En denk erom: geen lawaai of gevecht!’

Met onvaste stappen ging hij naar zijn onderschuifbed

En droomde van ’t mooie speelgoed dat hij had neergezet.

Maar terwijl hij droomde, zong er een engel

En wekte ons knulletje, onze bengel.

De jaren, het zijn er veel en lang duurt de rouw.

Maar kleine speelkameraadjes zijn trouw!

Ja, trouw aan ons knulletje staan ze op hun stek.

Elk op zijn oude, vertrouwde plek,

Te wachten op de kleine hand die ze aanraakt,

En op de glimlach op het kindergelaat.

En ze vragen zich af, na jaren wachten op zijn smoeltje

In het stof van dat kleine stoeltje

Wat er van ons knulletje geworden is

Sinds hij hen kuste en daar neerzette in hun nis.17

Het speelgoedhondje en de soldaat mogen het zich afvragen, maar God in zijn oneindige genade heeft rouwende dierbaren niet in onzekerheid gelaten. Hij heeft ze de waarheid verschaft. Hij zal ze inspireren om opwaarts te reiken, en zijn uitgestrekte armen zullen u omhelzen. Jezus belooft het volgende aan alle rouwenden: ‘Ik zal u niet [zonder troost] achterlaten. Ik kom tot u.’18

Er is slechts één bron van ware gemoedsrust. Ik ben er zeker van dat de Heer, die zelfs het vallen van een mus opmerkt, met mededogen kijkt naar hen die — al is het maar tijdelijk — gescheiden zijn van hun dierbare kinderen. De gaven van genezing en gemoedsrust zijn voor hen dringend nodig, en Jezus heeft ze, door zijn verzoening, aan iedereen ter beschikking gesteld.

De profeet Joseph Smith heeft geïnspireerde woorden van openbaring en troost gesproken:

‘Ik zag ook dat alle kinderen die sterven eer ze de jaren van verantwoordelijkheid bereikt hebben, behouden worden in het celestiale koninkrijk van de hemel.’19

‘De moeder [en vader] die hun kleine kinderen ten grave hebben gedragen, wie het voorrecht, de vreugde en de voldoening is ontzegd om hen in deze wereld op te voeden tot het man-zijn of vrouw-zijn, zal, na de opstanding, alle vreugde, voldoening en plezier hebben, en zelfs meer dan in het sterfelijk leven mogelijk was geweest, om hun kinderen te zien opgroeien tot de volwassenheid van hun geest.’20 Dat is als de balsem in Gilead voor hen die rouwen, voor hen die van kinderen hebben gehouden en hen hebben verloren.

De psalmist heeft ons deze verzekering gegeven: ‘Des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich.’21

De Heer heeft gezegd: ‘Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. (…) In het huis mijns Vaders zijn vele woningen — anders zou Ik het u gezegd hebben. Want Ik ga heen om u plaats te bereiden (…) opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.’22

Ik betuig mijn grote dank aan een liefdevolle hemelse Vader die u, mij en allen die Hem oprecht zoeken, de kennis geeft dat de dood niet het einde is; dat zijn Zoon — ja, onze Heiland, Jezus Christus — is gestorven opdat wij mochten leven. In veel landen bevinden zich nu tempels van de Heer. Er worden heilige verbonden gesloten. De celestiale heerlijkheid wacht de gehoorzamen. Het gezin kan eeuwig zijn — voor altijd.

De Meester nodigt iedereen uit:

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;

neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen.’23

VOOR DE HUISONDERWIJZERS

Neem dit artikel na gebed eerst door. Breng het vervolgens zo dat iedereen mee wil doen met de bespreking. Enkele voorbeelden:

  1. Overweeg om in het gezin terug te komen op de uitdaging die president Gordon B. Hinckley vorige maand in de boodschap van het Eerste Presidium heeft gegeven om het Boek van Mormon te lezen. (Zie ‘Een krachtig en waar getuigenis’, Liahona, augustus 2005, p. 2.) U kunt de gezinsleden vragen of ze willen vertellen wat ze geleerd hebben en hoe hun schriftstudie hun tot zegen is. Geef uw getuigenis van de waarheid van het Boek van Mormon.

  2. Bespreek een of twee anekdotes en schriftteksten uit de boodschap van president Monson (zie de noten aan het eind van het artikel). Vraag de gezinsleden wat hun uit deze anekdotes en teksten duidelijk is geworden over de invloed van dankbaarheid. Vraag het gezin voor welke zegeningen zij dankbaar zijn. Uit uw dankbaarheid voor de Heer en zijn zegeningen.

  3. U kunt de anekdote over de Murray highschool en die over de dood van de vijf meisjes voorlezen of vertellen. Vraag wat we uit deze anekdotes kunnen leren over dankbaarheid. Wie waren er oprecht dankbaar en waaruit bleek dat? Bied elk gezinslid de kans om zijn of haar dankbaarheid onder woorden te brengen voor iets wat onlangs is voorgevallen.

NOTEN

  1. Lucas 17:11–19.

  2. Psalmen 30:13.

  3. 2 Korintiërs 9:15.

  4. 1 Tessalonicenzen 5:18.

  5. Alma 26:37.

  6. Johnson Oatman Jr. (1856–1922), ‘Tel uw zegeningen’, lofzang 163.

  7. Congressional Record, 88ste congres, 1ste bijeenkomst, 1963, 109, deel 7, pagina 9156.

  8. ‘Three Centuries of Thanksgiving’, Etude Music Magazine, november 1945, p. 614.

  9. Alma 37:37.

  10. Exodus 20:12.

  11. Johannes 19:26–27.

  12. Matteüs 22:14.

  13. Marjorie Cortez, Deseret News, 26 september 1997, pp. A1, A7.

  14. Laurence J. Peter, Peter’s Quotations: Ideas for Our Time (1977), p. 335.

  15. Zie ‘5 Little Girls Die in [West Valley] Car Trunk’, Deseret News, 8 augustus 1998, pp. A1, A7; Lucinda Dillon en Spencer Young, ‘Cars Pass Site of Tragedy in Solemn Stream’, Deseret News, 9 augustus 1998, pp. A1, A5.

  16. Spreuken 3:5–6.

  17. ‘Little Boy Blue’, Jack M. Lyon en anderen, Best-Loved Poems of the LDS People (1996), p. 50.

  18. Johannes 14:18.

  19. LV 137:10.

  20. Geciteerd in Joseph F. Smith, Gospel Doctrine, 5de druk (1939), p. 453.

  21. Psalmen 30:6.

  22. Johannes 14:27, 2–3.

  23. Matteüs 11:28–29.