Jaarlijkse uitzendingen
‘Twijfel niet, maar wees gelovig’


‘Twijfel niet, maar wees gelovig’

Jaarlijkse instructie-uitzending seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs • 12 juni 2018 • Conferentiecentrumtheater

Ouderling Dale G. Renlund: Wij zijn dankbaar dat we bij u kunnen zijn. Wij zijn dankbaar dat u in het seminarie en instituut overal ter wereld lesgeeft en ondersteuning biedt. Bedenk altijd hoe blij de Heer met uw inzet is. Hij is onder uw toehoorders, Hij is met u, Hij is ‘voor uw aangezicht’ uit gegaan, Hij ‘zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn’, en zijn ‘Geest zal in uw hart zijn’, en zijn ‘engelen zullen rondom u zijn om u te schragen.’1

Ik dank u namens de Heer en zijn kerk voor uw geloof en getrouwheid. Dank u dat u deze taken op u neemt. Dank u dat u kinderen van onze hemelse Vader helpt om bij Hem terug te keren. Dank u dat u zijn kinderen uitnodigt om tot Christus te komen.

Zuster Ruth L. Renlund: dank aan dit prachtige koor dat de Geest in deze bijeenkomst heeft gebracht. Het kan niet anders dat we opgebouwd zijn door de mooie woorden van broeder Chad H Webb en ouderling Kim B. Clark. Wij danken hen ook voor hun voorbeeld in discipelschap. We willen het graag over geloof en twijfel hebben, een onderwerp waar u vaak mee te maken hebt.

Ouderling Renlund: Stel u voor dat u ergens in de oceaan met een boot bent gekapseisd. U zwemt al urenlang met een zwemvest aan richting de dichtstbijzijnde kust. Ten minste, dat denkt u, maar u weet het niet zeker. U bent behoorlijk uitgedroogd. U wordt dan ook steeds licht in het hoofd wanneer u weer een stukje gaat zwemmen. U schat dat u nog zo’n dertig kilometer van de kust vandaan bent. U vreest voor uw leven. In de verte hoort u een lichte motor. Het geluid lijkt uw kant op te komen. Uw hoop op redding neemt zienderogen toe. U ziet een vissersboot naderen.

Zuster Renlund: O, gelukkig, denkt u, de kapitein ziet me! De boot stopt en een vriendelijke, verweerde visser helpt u aan boord. U kruipt dankbaar naar een zitplaats in de boot en slaakt een zucht van verlichting. De visser geeft u een veldfles met water en wat crackers. U knapt op van het water en de crackers. U bent erg opgelucht en blij. U bent op weg naar huis.

Terwijl u bijkomt en zich beter begint te voelen, let u wat beter op het een en ander om u heen. Het water uit de veldfles is wat muf, u had liever iets beters gehad – Evian of Perrier. Het liefst had u een stuk mals vlees en daarna een chocoladecroissant gehad. U merkt ook dat de vriendelijke visser oud is, en versleten laarzen en een blauwe spijkerbroek aan heeft. De zweetband om zijn hoed zit vol vlekken en hij lijkt aan de dove kant.

Ouderling Renlund: U ziet ook dat de boot de nodige gebruikssporen heeft en dat er deuken in de voorsteven rechts zitten. De verf is hier en daar afgebladderd en versleten. Ook merkt u dat de boot naar rechts trekt wanneer de grip van de visser op het roer verslapt. U gaat zich zorgen maken dat deze boot en deze kapitein u niet de nodige redding kunnen brengen. U vraagt de oude visser naar de deuken en het roer. Hij zegt dat hij zich daar nooit erg druk om heeft gemaakt. Hij stuurt de boot immers al tientallen jaren dag in dag uit via dezelfde route van en naar de visgebieden. De boot heeft hem altijd veilig en wel naar de plek gebracht waar hij naartoe wilde.

U staat versteld! Hoe kon hij zich nu geen zorgen maken over de deuken en het roer? En waarom viel het eten en drinken zo tegen? Hoe meer u op de boot en de visser let, hoe bezorgder u wordt. U vraagt zich af of u wel aan boord had moeten gaan. U wordt steeds onrustiger. Uiteindelijk eist u dat de visser de boot stopt en u terug het water in laat gaan. U bent nog steeds meer dan twintig kilometer van de kust af, maar de gedachte om in de boot te blijven, vliegt u aan. De visser helpt u met enige droefheid terug de oceaan in.

Zuster Renlund: In deze gelijkenis staat de boot voor de kerk en de visser voor mensen die in de kerk dienen.2 Het enige doel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is onze hemelse Vader en Jezus Christus bij te staan in hun werk om het eeuwige leven van de kinderen van onze hemelse Vader tot stand te brengen.3 Wat zeggen de boot en de visser over de kerk? Veranderen deuken en afbladderende verf op de kerk haar vermogen om geautoriseerde verordeningen voor verlossing en verhoging te verschaffen, zodat wij als onze Vader in de hemel kunnen worden? Als de visser het roer met beide handen op koers moet houden, doet dat dan af aan zijn vermogen en dat van de boot om ons veilig en wel te brengen waar we heen willen? U hoeft geen geordende ziener zoals mijn echtgenoot te zijn om te weten dat terug in het water gaan in plaats van in de boot blijven riskant is.

Ieder lid van de kerk heeft zijn of haar eigen getuigenis van de waarheid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen nodig. Zonder die bekering, waaronder een machtige verandering in ons hart, gaan mensen misschien onnodig op de metaforische crackers en afbladderende verf letten.

Ouderling Renlund: Mijn getuigenis kreeg vorm toen ik in Göteborg (Zweden) woonde. Ik was elf jaar. De zendingspresident had alle jonge mensen uitgedaagd om het Boek van Mormon te lezen. Mijn oudere broer, voor wie ik altijd bewondering en respect heb gehad, was die uitdaging aangegaan. Ik wilde op hem lijken, dus begon ik het Boek van Mormon ook te lezen. Toen we een tijdje bezig waren, ik was geloof ik bij het boek Alma, zei een van de raadgevers van de zendingspresident dat we moesten bidden over wat we lazen. Ik weet nog goed dat ik dat op een avond deed. Ik zie ons appartement en de kamer waarin mijn broer en ik sliepen nog voor me. Ik ging uit bed nadat mijn broer in slaap was gevallen. Ik knielde naast het bed neer en begon een heel eenvoudig gebed om te weten of het Boek van Mormon waar is.

Ik hoorde geen stem, maar het was alsof God tegen me zei: ‘Ik probeer je al een hele tijd duidelijk te maken dat het waar is.’ Die ervaring veranderde mij. Mijn leven veranderde erdoor. Dat zette een proces van geloof, een proces van op het verbondspad wandelen in werking. Ik probeerde meer te doen en beter mijn best te doen. In Göteborg heb ik geleerd hoe ik me moet bekeren. In Göteborg begon ik op te kijken naar personen die hun roeping grootmaakten en zich voor de opbouw van het koninkrijk van God inzetten. Daar begon ik de trouwe heiligen van God te bewonderen, waar ze ook wonen. Göteborg en het gebouw voor onze samenkomsten aan Viktoriagatan werden voor mij een speciale plek.

Over Alma’s eerste bekeerlingen lezen we: ‘En nu geschiedde het dat dit alles plaatsvond in Mormon, ja, bij de wateren van Mormon, in het woud dat bij de wateren van Mormon was; ja, de plaats Mormon, de wateren van Mormon, het woud van Mormon, hoe liefelijk zijn zij in de ogen van hen die daar tot de kennis van hun Verlosser zijn gekomen; ja, en hoe gezegend zijn zij, want zij zullen voor eeuwig zijn lof zingen.’4

In Göteborg leerde ik mijn Verlosser kennen. Göteborg en Viktoriagatan werden mijn ‘wateren van Mormon’.

Zuster Renlund: Waar bent u tot de kennis van uw Verlosser gekomen? Wat voor gevoel gaf dat? Bent u dat vergeten, dan sporen wij u aan om dat gevoel weer op te roepen. Geef hun aan wie u lesgeeft diezelfde aansporing. Die kennis en die gevoelens zijn het begin van geloof.

Geloof is een keuze die ieder moet maken. Geloof is niet lichtzinnig wensen dat iets waar is en onszelf dan overtuigend inbeelden dat het zo is. Geloof is de zekerheid dat dingen bestaan die we niet in het vlees hebben gezien. Het is ook een beginsel dat tot actie aanzet. Je zou kunnen zeggen dat geloof een soort geestelijke herinnering aan ons voorsterfelijk bestaan is.

‘Geloof is een vertrouwen in en op Jezus Christus, […] waardoor [iemand] kan worden behouden […]. Geloof wordt opgewekt door het evangelie te horen van bevoegde predikers [zoals u] die door God gezonden zijn. Wonderen voeren niet tot geloof. Een sterk geloof wordt ontwikkeld door gehoorzaamheid aan het evangelie van Jezus Christus. Met andere woorden: geloof is het gevolg van rechtschapenheid.’5 Geloof komt niet door tekenen van God te eisen, maar door zijn geboden te gehoorzamen en te volgen.

Ouderling Renlund: God wil dat we geloof hebben. Hij wil dat we geloof hebben, zodat Hij ons kan zegenen. Alma zei dit tegen de nederige Zoramieten: ‘En nu, zie, ik zeg u — en ik wil dat u eraan denkt — dat God barmhartig is jegens allen die in zijn naam geloven; daarom verlangt Hij in de eerste plaats dat u gelooft, ja, namelijk in zijn woord.’6

Geloof is de sleutel die Gods barmhartigheid ontsluit. Alma legde daarna uit dat iemand moet besluiten of hij of zij geloof wil hebben, en dan in geloof moet handelen voordat geloof kan toenemen. Alma gaat verder: ‘Maar zie, indien u uw vermogens wilt opwekken en wakker schudden, ja, om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof wilt oefenen — ja, al kunt u niet meer doen dan verlangen te geloven — laat dat verlangen dan in u werken totdat u zó gelooft dat u plaats kunt inruimen voor een deel van mijn woorden.’7

Geloof kan alleen toenemen als we ervoor kiezen om geloof te hebben. We moeten verlangen om geloof te hebben. We moeten in geloof handelen.

Zuster Renlund: Laten we dit eens demonstreren. We hebben hier een plank met een spijker erin. We hebben nog twaalf andere spijkers. Ik heb een opdracht voor je, schat. Wil je al die twaalf andere spijkers boven op de kop van de spijker in de plank laten balanceren?

Ouderling Renlund: Wat zeg je me nu?

Zuster Renlund: Is het mogelijk? Daar heb je er alvast één. Nog elf te gaan. Bij deze opgave proberen sommigen er misschien eentje boven op te plaatsen om er vervolgens mee te stoppen.

Ouderling Renlund: Heb je ook wat lijm bij je?

Zuster Renlund: Iemand denkt nu misschien dat de volgende stap onmogelijk is. Veel mensen geven het op omdat ze denken dat dit onmogelijk is.

Maar als je in plaats daarvan zegt: ‘Is dit mogelijk?’ dan ben je misschien bereid om het anders aan te pakken. Probeer het eens zo. Leg één spijker voor je neer. Plaats nu een spijker dwars over de eerste spijker, met de punt naar je toe gericht. Leg de volgende spijker dwars over de eerste spijker met de punt van je af. Leg alle spijkers op de laatste na dwars over de eerste spijker volgens dit afwisselende patroon.

Je ziet dat er een methode is. Je begint te denken: dit is misschien wél mogelijk. Je hoop neemt toe. En ten slotte ben je er bijna.

Ouderling Renlund: Mijn hoop is behoorlijk toegenomen.

Zuster Renlund: Leg de laatste spijker tot slot evenwijdig aan de eerste spijker dwars over de andere spijkers. Juist! Op die manier. Pak nu heel voorzichtig alleen de onderste spijker beet, til het geheel op en plaats de spijker boven op de spijker in de plank.

Soms zal het niet de eerste keer werken. Dan moet je het, zoals dat het geval is bij veel experimenten, nog een keer proberen. Volg dezelfde methode. Leg de laatste spijker dwars over de bovenste en dan heel, heel voorzichtig …

Ouderling Renlund: Dat heb je daarstraks niet gezegd.

Zuster Renlund: Til je alle spijkers op en houd ze in balans. Uitstekend! Als je eenmaal weet hoe je het moet doen, lijkt de oplossing voor de hand te liggen.

Ouderling Renlund: Hou je adem in!

Zuster Renlund: Hetzelfde geldt voor het verkrijgen van een getuigenis. Als je eenmaal weet hoe je antwoord van God kunt krijgen, lijkt de uitkomst vast te staan. Dit staat in de belofte van het Boek van Mormon waar mijn man als elfjarige op inging, en die we allemaal hebben beproefd om een getuigenis te krijgen. ‘En wanneer u deze dingen ontvangt, spoor ik u aan God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of deze dingen niet waar zijn; en indien u vraagt met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus, zal Hij de waarheid ervan aan u openbaren door de macht van de Heilige Geest.’8

Wanneer je begint met de vraag: ‘Zouden deze dingen niet waar kunnen zijn?’ dan voert dat tot geloof. Begin je met de vraag: ‘Zou dit niet onwaar kunnen zijn?’ dan voert dat tot twijfel. En twijfel voert nooit tot geloof.

Ouderling Renlund: Ik bezocht eens een ringconferentie. De ringpresident vroeg me met een man te spreken die ik Stephen zal noemen. Stephen was een trouw lid van de kerk geweest. Hij had een zending vervuld en was in de tempel getrouwd. Hij had jarenlang trouw gediend, maar begon de kerk in twijfel te trekken. Tijdens mijn onderhoud met Stephen gaf hij aan dat hij problemen had met het feit dat Joseph Smith vier versies van het eerste visioen had geschreven of gedicteerd. Joseph Smith moest het naar zijn idee dus wel verzonnen hebben.

Ik bracht Stephen in contact met iemand van de afdeling kerkgeschiedenis die deze vier versies tientallen jaren geleden had onderzocht. Stephen sprak met de onderzoeker. Toen ik Stephen daarna weer sprak, vroeg ik: ‘Hoe kijk je nu tegen het eerste visioen aan?’

Hij zei: ‘Nou, ik heb er vrede mee omdat mijn vragen beantwoord zijn. Ik heb er geen moeite meer mee. Maar nu zit het meervoudig huwelijk dat in Nauvoo en na het manifest in 1890 werd gepraktiseerd me danig dwars. Dat houdt me echt bezig.’

Ik vroeg Stephen met iemand anders in de afdeling kerkgeschiedenis te praten. Na dat gesprek nam ik contact op met Stephen en vroeg ik hoe het met hem ging.

Hij zei: ‘Nou, daar heb ik geen moeite meer mee. Ik begrijp wat er is gebeurd en mijn zorgen zijn weggenomen. Maar nu ben ik erg verontrust dat zwarte mensen het priesterschap niet konden krijgen.’

Zuster Renlund: Er zijn veel mensen zoals Stephen. Hij had ervoor gekozen om een eeuwige twijfelaar te zijn. Als er één zorg werd weggenomen, kwam er wel weer een andere om de hoek kijken. Hoe hard iemand ook probeerde om die vragen te beantwoorden, hij vond steeds weer een ander onderwerp waarover hij zijn twijfel uitsprak. In het geval van Stephen was het kerkelijk gezien dweilen met de kraan open. Je kent dat wel. Je kunt dweilen zoveel als je wilt, maar droog zal het nooit worden.

Dat gold niet voor een vrouw die we in Lubumbashi in de Democratische Republiek Kongo leerden kennen. Haar naam is Angelique. Ze was een getrouwe, teruggekeerde zendelinge. Ze had een groot getuigenis van de profeet Joseph Smith. Ze hield van het Boek van Mormon. Ze droeg de kerk in alles een warm hart toe.

Toen we haar ontmoetten, was ze een boek aan het lezen dat een van de kerkleiders had geschrheven, voordat hij president van de kerk werd. Het boek was geschreven vóór de openbaring over het priesterschap in 1978. Er werd in gesuggereerd dat zwarte mensen, vanwege iets dat zich in het voorsterfelijk bestaan had afgespeeld, niet zouden worden verhoogd. Angelique vroeg iemand om het aan haar uit te leggen. Een huidig lid van het Quorum der Twaalf vertelde haar duidelijk en eerlijk dat deze eerdere kerkleider ernaast zat en dat hij eenvoudigweg zijn eigen opvatting naar voren had gebracht, een opvatting die niet juist was. Angelique was tevreden met die uitleg. Ze handelde in geloof door op het verbondspad te blijven en God te vertrouwen.

Ouderling Renlund: Twijfel voert niet tot geloof. Licht is niet afhankelijk van duisternis om het voort te brengen. Petrus kreeg toen hij in het water wegzakte nadat hij geprobeerd had erop te lopen niet te horen: ‘O Petrus, had je maar meer twijfel.’ Nee, hij kreeg te horen: ‘Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?’9

In de Lectures on Faith worden de verschillen tussen geloof en twijfel uitgelegd: ‘En waar twijfel en onzekerheid heersen, is er geen geloof. Dat kan er dan ook niet zijn. ‘Want twijfel en geloof kunnen niet tegelijkertijd in iemand verkeren. Daarom kunnen mensen die twijfelen en bang zijn geen onwankelbaar vertrouwen hebben. En als er geen onwankelbaar vertrouwen is, is het geloof zwak. En als het geloof zwak is, zal de persoon niet in staat zijn om alle tegenstand, ellende en beproevingen te weerstaan die hij het hoofd moet bieden om een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Jezus Christus te worden. En hij zal lusteloos worden, en de tegenstander zal macht over hem hebben en hem vernietigen.’10

Dit gebeurde feitelijk ook met Stephen. Hij liet twijfel en onzekerheid in hem de overhand krijgen. Na verloop van tijd had hij de kracht niet meer om de moeilijkheden die op een lid van de kerk afkomen, het hoofd te bieden. Hij werd vermoeid van geest en zijn geloof verdween.

Zuster Renlund: Vragen hebben over de kerk en bepaalde leerstellingen is niet het probleem. Ervoor kiezen om een eeuwige twijfelaar te zijn is het probleem. Joseph Smith begreep dat toen hij las: ‘Als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.’11

Maar de tekst gaat verder: ‘Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen.’12

Met andere woorden: vraag het aan God en twijfel er niet aan dat Hij antwoord kan geven. De tekst gaat verder: ‘Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt. Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere. Hij is een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen.’13

Voor het soort antwoord dat Joseph Smith zocht of dat wij tekortschieten, moeten we God met een gelovig hart en een gelovige geest benaderen, met het verlangen dat de dingen van God ons bekendgemaakt zullen worden.

Ouderling Renlund: We vinden het volgende citaat van ouderling John A. Widtsoe mooi. Hij was een voormalig apostel in deze bedeling uit Noorwegen. Ik zal datgene wat hij zo welsprekend heeft gezegd, parafraseren: ‘Twijfel heeft geen waarde in de wereld, tenzij deze leidt tot onderzoek [in de juiste bronnen]. […] Iemand die zich als twijfelaar profileert […], als halsstarrige twijfelaar, tevreden met zichzelf, niet bereid om [gepaste] inzet te tonen, om de prijs van [goddelijke] ontdekking te betalen, vervalt uiteindelijk tot ongeloof en zinkt weg in duisternis. Zijn twijfels groeien als giftige paddenstoelen in de schimmigheid van zijn mentale en geestelijke binnenkamers. Hij verruilt uiteindelijk, blind als een mol in zijn nest, verstand voor dwaasheid en arbeid voor luiheid. De eenvoudigste waarheid is de som van al die twijfels waard. […] Twijfelen is niet verkeerd, tenzij het een doel [op zich] wordt. Twijfel voert tot grote waardigheid als men er actief [goddelijke] waarheid door gaat zoeken en naleven. […] De twijfel die zichzelf versterkt en daardoor, met halsstarrige luiheid, meer twijfel veroorzaakt, is slecht.’14

Ouderling Widtsoe’s woorden gaan nog steeds op. Halsstarrige twijfel voert niet naar kennis van de Heiland, Jezus Christus. We komen er niet echt door te weten dat we een barmhartige, liefdevolle hemelse Vader hebben. We kunnen achter de waarheid van dit werk in de laatste dagen komen. We moeten dan wel voor geloof kiezen, niet voor twijfel, en voor onze antwoorden naar de juiste bronnen gaan. We moeten inzien dat de keuze aan ons is. Er is geen externe kracht die bepaalt of we de verzoening van Jezus Christus en de heilsverordeningen aanvaarden of niet. Wij kiezen ervoor om God te vertrouwen.

Zuster Renlund: Soms zullen we moeten bepalen of iets wel of niet waar is. Mormon geeft ons een patroon dat we kunnen volgen: ‘Daarom, alle dingen die goed zijn, komen van God; en wat slecht is, komt van de duivel […]. Doch zie, wat van God is, nodigt uit en verlokt om voortdurend goed te doen; daarom is alles wat uitnodigt en verlokt om goed te doen en God lief te hebben en Hem te dienen, door God ingegeven. […] Want zie, mijn broeders, het is u gegeven te oordelen, zodat u goed van kwaad kunt onderscheiden; en opdat u het met volmaakte kennis zult weten, is de wijze van oordelen even duidelijk als het verschil tussen het daglicht en de donkere nacht. Want zie, de Geest van Christus wordt aan ieder mens gegeven, opdat hij goed van kwaad zal kunnen onderscheiden; welnu, ik toon u de wijze van oordelen; want alles wat uitnodigt om goed te doen en overreedt om in Christus te geloven, wordt door de macht en gave van Christus uitgezonden; daarom kunt u met volmaakte kennis weten dat het van God is. Maar alles wat de mens overreedt om kwaad te doen en niet in Christus te geloven en Hem te verloochenen en God niet te dienen, daarvan kunt u met volmaakte kennis weten dat het van de duivel is.’15

Het is dus heel eenvoudig. Als een keuze u ertoe brengt om goed te doen en in Christus te geloven, komt deze van God. Als de keuze u verlokt om kwaad te doen en Christus te verloochenen, is deze van de duivel. Als u zich op het verbondspad begeeft, kunt u weten dat dingen die u van dat pad afleiden, die u overreden om niet in Christus te geloven, verkeerd zijn. Dingen die u overreden om in God te geloven, Hem lief te hebben en zijn geboden te onderhouden, zijn van God.

Ouderling Renlund: Het is interessant om te zien hoe iemands reactie op geestelijke ingevingen ervan afhangt of hij of zij voor geloof of twijfel kiest. U weet dat de apostelen in Handelingen hoofdstuk 2 gingen prediken. Zij hoorden een geluid uit de hemel, als van een geweldige windvlaag. ‘En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. […] Toen dan dit geluid klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En zij waren allen buiten zichzelf en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken? En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?’16

Deze wonderbaarlijke gebeurtenissen zetten velen tot bekering aan. Maar anderen reageerden heel anders. We lezen: ‘Anderen zeiden spottend: Zij zijn vol zoete wijn.’17

De Geest was dezelfde, namelijk de Heilige Geest die werd uitgestort op deze apostelen uit Galilea die Jezus Christus predikten. Op die Pinksterdag werd de Geest overvloedig uitgestort. Toch maakten sommigen de mensen die zich bekeerden belachelijk. Ze redeneerden de gebeurtenis weg. Het resultaat was dat deze opzienbarende uitstorting van de Heilige Geest aan hen voorbijging. Wat zorgde voor het verschil? Het kwam door hun keuze. Wie geloof boven twijfel verkozen, hadden een wonderbare geestelijke ervaring die tot bekering leidde.

Zuster Renlund: Alma sprak hier ook over. Hij zei: ‘En daarom ontvangt hij die zijn hart verstokt, een kleiner deel van het woord; en hij die zijn hart niet verstokt, hem wordt een groter deel van het woord geschonken, totdat het hem wordt gegeven de verborgenheden van God te kennen totdat hij die ten volle kent. En zij die hun hart verstokken, hun wordt een kleiner deel van het woord gegeven, totdat zij niets weten van zijn verborgenheden; en dan worden zij gevangengenomen door de duivel en door zijn wil ter vernietiging afgevoerd.’18

Nu even terug naar onze gelijkenis. Zij die ervoor kiezen om aan boord van de oude boot met deuken en afbladderende verf te blijven, zijn degenen die hun hart niet verstokken. Zij begeven zich op het verbondspad en blijven op het verbondspad. Als zij tot het einde toe volharden, gaat de belofte van eeuwig leven in vervulling. Dat is de grootste gave die God kan geven. Door dit proces leren we Jezus Christus kennen en komen we te weten dat Hij werkelijk bestaat en leren we zijn liefde en ontferming kennen. Deze geestelijke gave wordt aan allen gegeven die ervoor in aanmerking komen.

In de Leer en Verbonden staat: ‘Aan sommigen wordt het door de Heilige Geest gegeven te weten dat Jezus Christus de Zoon van God is, en dat Hij gekruisigd is voor de zonden van de wereld. Aan anderen wordt het gegeven in hun woorden te geloven, opdat ook zij het eeuwige leven zullen hebben als zij getrouw blijven.’19

Ouderling Renlund: Ik werd in april 2009 als algemeen autoriteit in de kerk gesteund. Ik zou in oktober 2009 in de algemene conferentie spreken. Dat hoort bij de ‘ontgroening van nieuwe algemene autoriteiten’. Ik was erop gebrand dat mijn vader naar de conferentie kon luisteren. Hij had zijn hele leven hard gewerkt als timmerman en bouwvakker. Op zijn 92ste had hij dan ook veel last van zijn rug. Hij kon niet naar het Conferentiecentrum komen. Een zus van mij zorgde ervoor dat hij de bijeenkomst bij hem thuis in Salt Lake City op de televisie kon volgen.

Ik zocht hem na de conferentie thuis op om te zien wat hij van mijn toespraak vond. Hij was een man van weinig woorden en niet echt scheutig met complimenten.

Ik zei: ‘Pa, heb je de conferentie gezien?’

Hij zei: ‘Ja.

Ik zei: ‘Pa, heb je mijn toespraak gehoord?’

Hij zei: ‘Ja.

Ik zei: ‘Nou, pa, wat vond je ervan?’

Hij zei: ‘O, het ging wel. Ik was bijna trots.’ Meer complimenten kreeg je nooit van hem.

Maar toen hoorde ik dat hij die middag door iets anders in beslag was genomen. Hij wilde me heel graag over een droom vertellen die hij de nacht ervoor had gehad. Hij was geen dromer. Zijn gedachten waren nooit hoogdravend. Ik heb hem nooit op een leugen betrapt. Hij was altijd onverbloemd eerlijk. Hij zei: ‘Ik droomde dat ik doodging en de Heiland Jezus Christus zag. Hij nam me in zijn armen en zei dat mijn zonden vergeven waren. En Dale, dat was zo’n fijn gevoel.’ Meer zei hij niet en ik wilde er ook niet verder naar vragen. Hij stierf twee maanden later toen Ruth en ik in Madagaskar waren.

Mijn vader is op 24-jarige leeftijd in Larsmo (Finland) lid van de kerk geworden. Hij heeft zijn leven daarna geleefd overeenkomstig het licht en de kennis die hij ontvangen had. Hij deed alles wat hem ooit gevraagd werd. Hij kwam in aanmerking voor die gave van de Geest: te weten dat Jezus de Christus is en dat Hij voor de zonden van de wereld, en voor zijn zonden, gekruisigd is. Die gave is niet afhankelijk van iemands geslacht of priesterschapsambt. We komen voor die gave in aanmerking als we voor geloof kiezen, als we voor het verbondspad kiezen.

Zuster Renlund: Broeders en zusters, help anderen twijfel te overwinnen en geloof te oefenen. Dan doet u wat president Russell M. Nelson ons als kerkleden dringend heeft gevraagd. Hij zei: ‘Onze boodschap aan de wereld is eenvoudig en oprecht: we nodigen alle kinderen van God aan beide zijden van de sluier uit om tot de Heiland te komen, de zegeningen van de heilige tempel te ontvangen, blijvende vreugde te genieten en in aanmerking te komen voor het eeuwige leven.’20 Die uitnodiging aanvaarden is een geloofsdaad.

U helpt met uw onderricht ook mensen die het verbondspad verlaten hebben. U onderwijst voor hen, voor hun kinderen, kleinkinderen en misschien achterkleinkinderen. De Heiland spoort ons aan: ‘Want zulke mensen zult u het woord blijven bedienen; want u weet niet of zij niet zullen terugkomen en zich bekeren, en met een volmaakt voornemen van hart tot Mij komen en Ik hen zal genezen, en u het middel zult zijn om redding tot hen te brengen.’21

Dit is een tijd voor veel optimisme in de kerk. Waarheid die eeuwenlang verborgen was, is nu geopenbaard. Overal op aarde zijn er heilige tempels. Zendelingen prediken in bijna alle landen een boodschap van grote vreugde. Als gemeenschap van heiligen en discipelen van de Heer Jezus Christus zijn we vereend om elkaar op een ‘heiligere manier’ te dienen, zoals president Nelson ons heeft aangemoedigd. Bovendien bespoedigt de Heer zijn ‘werk te zijner tijd’.22 De Heer van de wijngaard zal met ons mee arbeiden.23 U draagt een boodschap van grote vreugde en blijdschap uit die de getrouwen tot zegen is.24

Ouderling Renlund: De eerste taak die ik als lid van het Quorum der Twaalf kreeg, was de afdeling kerkgeschiedenis mededelen dat ik ouderling Jeffrey R. Holland als adviseur voor hun afdeling zou vervangen. U kunt zich wel voorstellen dat ze met ‘geween en geweeklaag en tandengeknars’25 aanhoorden dat hun geliefde adviseur vervangen zou worden. De papieren zakdoekjes waren niet aan te slepen.

Ik heb als onderdeel van mijn taak als adviseur van de afdeling kerkgeschiedenis alle delen van The Joseph Smith Papers gelezen. Ik heb ook het eerste deel van de nieuwe verhalende geschiedenis van de kerk, getiteld Heiligen, gelezen.26 Alles lezen wat Joseph Smith ooit heeft geschreven of naar verluidt heeft gezegd, heeft mijn getuigenis van zijn rol als profeet alleen maar versterkt. God heeft hem geroepen om zijn werk op aarde te herstellen.

Joseph Smith heeft zich nooit gedragen als een oplichter die op misleiding uit was. Het is duidelijk dat Joseph Smith geloofde dat hij gezien had wat hij beweerde gezien te hebben: onze hemelse Vader en Jezus Christus, Moroni, Johannes de Doper, Petrus, Jakobus en Johannes, Mozes, Elias en Elia. Hij gedroeg zich echt als iemand die de gouden platen in bezit had en die oude teksten door de gave en macht van God vertaald had. Hij gedroeg zich echt als iemand die openbaring van Jezus Christus zelf ontving. Hij gedroeg zich echt als iemand die het priesterschap en de sleutels van het heilige apostelschap ontvangen had.

Ik weet op manieren die krachtiger en betrouwbaarder zijn dan wat mijn vijf zintuigen kunnen waarnemen en uitdrukken, dat Joseph Smith zag wat hij beweerde te hebben gezien. Hij heeft het Boek van Mormon door de gave en macht van God vertaald en het priesterschap met de bijbehorende sleutels voor het heil van het mensdom ontvangen. Ik weet dat dit waar is. Ik weet dat die sleutels nu op aarde zijn en dat president Nelson Joseph Smiths rechtmatige opvolger op aarde is.

Wat wij als deuken en afbladderende verf op de oude boot beschouwen, kan vanuit een eeuwig perspectief weleens door God zo zijn gepland en goedgekeurd. De Heer heeft de hand in de deuken en de afbladderende verf gehad, of Hij gebruikt die voor zijn eigen doeleinden. Ik weet voor mijzelf dat de Heer, Jezus Christus, zijn werk nu op aarde bestuurt. Zijn dienstknechten kennen Hem goed. Ik ken Hem.

Zuster Renlund: Ik ben dankbaar dat ik daar mijn getuigenis aan kan toevoegen dat ik weet dat Jezus Christus onze Heiland is. Als we geloof oefenen, zonder te twijfelen, in zijn zoenoffer en de vruchten van die verzoening, worden we voor eeuwig gezegend. Ik ben dankbaar dat Hij zijn kerk heeft hersteld, met alle zegeningen die Gods kinderen nu ter beschikking staan.

Ouderling Renlund: De boodschap die wij hebben, is: ‘Twijfel niet, maar wees gelovig.’27 Ik ben hier in mijn rol als apostel van de Heer Jezus Christus. Ik ben hier om in het bijzonder van de naam van Jezus Christus te getuigen, dat Hij leeft en de Heiland van de wereld is. Ik getuig van zijn opmerkelijke ontferming, liefde en toegewijde zorg voor alle kinderen van God. Ik getuig van zijn weergaloze zoenoffer voor u en voor mij. Ik heb de Heiland leren kennen. Ik ken zijn grote verlangen om zaken recht te zetten, wonden te genezen, gebroken harten te helen. Dat zijn enkele opmerkelijke eigenschappen van Hem.

Ik bid absoluut dat Gods grootste zegeningen u deelachtig zullen zijn, alsmede uw gezin, en uw cursisten. Help die cursisten geloof in Jezus Christus te ontwikkelen, zodat ze niet twijfelen, maar gelovig zijn. In de naam van Jezus Christus. Amen.