1 Te dien dage zult U komen, o Heer; en ik zal mijn vertrouwen in U stellen. U zult tot uw volk spreken, want mijn oor heeft uw stem gehoord. U zult tot iedere ziel zeggen: Vlucht naar mijn berg. En de rechtvaardigen zullen vluchten als een vogel die uit de strik van de vogelvanger bevrijd wordt.

2 Want de goddelozen spannen hun boog; zie, zij leggen hun pijl op de pees om heimelijk op de oprechten van hart te schieten, om hun fundament te verwoesten.

3 Maar de fundamenten van de goddelozen zullen verwoest worden, en wat kunnen zij doen?

4 Want wanneer de Heer tot zijn heilige tempel zal komen, zittend op Gods troon in de hemel, zullen zijn ogen de goddelozen doordringen.

5 Zie, zijn oogleden zullen de mensenkinderen beproeven, en Hij zal de rechtvaardigen verlossen, en zij zullen beproefd worden. De Heer heeft de rechtvaardige lief, maar zijn ziel haat de goddeloze en wie van geweld houdt.