Bibliotheek
2: Geloof in Jezus Christus oefenen


2:

Geloof in Jezus Christus oefenen

Verslag uitbrengen:Vertel de groep in het kort hoe u de afgelopen week zelfredzamer geweest bent.

Nadenken:Welke uitwerking heeft mijn geloof in Jezus Christus op mijn zelfredzaamheid?

Bekijken:‘Geloof in Jezus Christus oefenen’, te vinden op srs.lds.org/videos. (Geen video? Lees pagina 7.)

Geloof in Jezus Christus oefenen

Als u de video niet kunt bekijken, lees dan hier het script.

Afbeelding
beeld uit Geloof in Jezus Christus oefenen

Ouderling David A. Bednar: Handelen is de uitoefening van ons geloof. De kinderen van Israël dragen de ark van het verbond. Ze komen bij de Jordaan. De belofte is dat ze via droge grond zullen oversteken. Wanneer scheiden de wateren zich? Als hun voeten nat zijn. Ze stappen de rivier in — ze handelen. Daar gaat macht vanuit — de wateren scheiden zich.

Vaak menen we: ‘Ik ga het volledig begrijpen, en dan ga ik dat omzetten in daden.’ Ik stel dat we genoeg hebben om aan de slag te gaan. We weten wat de juiste richting is. Geloof is een beginsel — hét beginsel — van actie en macht. Echt geloof heeft de Heer Jezus Christus als middelpunt en leidt altijd tot handelen.

(Zie ‘Seek Learning by Faith’ [toespraak tot leerkrachten van de kerkelijke onderwijsinstellingen, 3 februari 2006], lds.org/media-library)

Terug naar pagina 6.

Bespreken:Waarom leidt echt geloof altijd tot handelen? Waarom is geloof vereist zodat God ons stoffelijk en geestelijk kan helpen?

Lezen:Mattheüs 6:30 en het citaat uit Lectures on Faith (rechts)

Toezeggen:Zeg toe om gedurende de komende week het volgende te doen. Vink het desbetreffende vakje aan als u iets hebt gedaan.

  • Toon uw geloof deze week door de sabbat te heiligen en eerbiedig aan het avondmaal deel te nemen.

  • Lees elke dag in het Boek van Mormon.

  • Lees de Schriftteksten op pagina 7. Kies er een uit en praat er met uw familieleden of vrienden over.

    Schriftteksten over daadkrachtig geloof

    Omdat Daniël niet wilde ophouden met bidden, werd hij in een leeuwenkuil geworpen, maar ‘God [zond] Zijn engel […] en [sloot] de muil van de leeuwen toe. Ze [brachten hem] geen letsel toe […], omdat [hij] voor Hem onschuldig [was] bevonden vanwege zijn geloof in zijn God’ (Daniël 6:22–23; zie ook de verzen 16–21).

    De Heer gaf Lehi de Liahona als gids voor zijn familie, en ‘het werkte voor hen volgens hun geloof in God; […] waren [zij] traag en vergaten [zij] hun geloof en ijver te oefenen, […] dan […] vorderden zij niet met hun reis’ (Alma 37:40–41).

    ‘Breng al de tienden naar het voorraadhuis [en] beproef Mij toch hierin […], of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn’ (Maleachi 3:10).

    Tijdens een hongersnood vroeg Elia een weduwe om hem haar laatste maaltijd te geven. Hij beloofde dat de Heer haar wegens haar geloof voedsel zou verschaffen, en haar voedsel raakte niet op. (Zie 1 Koningen 17.)

    ‘De ellendigen en de armen zoeken water, maar het is er niet, hun tong versmacht van dorst. Ík, de Heere, zal hen verhoren, Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten’ (Jesaja 41:17; zie ook vers 18).