Hoofdstuk 45
Jezus Christus legt het avondmaal en het gebed uit
Toen de discipelen terug waren, brak de Heiland het brood in stukjes en zegende het. Hij gaf ervan aan de discipelen en liet ze het brood onder het volk ronddienen.
Jezus zei dat mensen die van het avondmaal nemen, beloven altijd aan Hem en zijn offer te denken. Dan ontvangen ze zijn Geest.
Jezus Christus zegende de wijn en gaf ervan aan zijn discipelen. De discipelen dienden de wijn onder het volk rond.
Jezus zei dat mensen die van het avondmaal nemen, beloven zijn geboden te onderhouden.
Jezus zei opnieuw tegen zijn discipelen dat iedereen die van het avondmaal neemt en altijd aan Hem denkt, zijn Geest bij zich zal hebben.
Hij zei dat zijn discipelen zouden worden gezegend als ze zijn geboden onderhielden.
Hij zei dat ze altijd moesten bidden, en dat ze moesten bidden zoals ze Hem dat hadden zien doen.
De Heiland vroeg alle Nephieten om in zijn naam tot hun hemelse Vader te bidden. Hij gebood ze ook om met hun gezin te bidden.
Hij zei dat het volk vaak samen moest komen. Ze moesten ervoor zorgen dat andere mensen zich welkom voelden, voor hen bidden en het goede voorbeeld geven.
De Heiland gaf zijn discipelen de macht om de Heilige Geest te verlenen. Er kwam een wolk over de mensen, zodat alleen de discipelen konden zien hoe Jezus Christus naar de hemel ging.