2018
Van kust tot kust: onze reis naar de tempel
March 2018


Van kust tot kust: onze reis naar de tempel

De auteur woont in Utah (VS).

We hadden maar weinig geld en een gevaarlijke reis voor de boeg. Toch wisten mijn vrouw en ik dat we ons in de tempel aan elkaar moesten laten verzegelen.

In oktober 1979 begaven mijn vrouw, Maria Ondina, en ik ons de dag na ons burgerlijk huwelijk in onze woonplaats Arequipa (Peru), nabij de kust van de Stille Oceaan, op weg naar de São Paulotempel (Brazilië), aan de kust van de Atlantische Oceaan, om ons aan elkaar te laten verzegelen. We waren het eerste echtpaar uit Arequipa dat over land reisde om in de pas ingewijde tempel – de eerste in Zuid-Amerika – verzegeld te worden. We hadden tien dagen voor de heen- en terugreis uitgetrokken. We deden er uiteindelijk echter bijna dertig dagen over vanwege het gevaarlijke politieke klimaat. Ik wist niet hoe het uit zou pakken. Ik wist alleen dat ik God beloofd had dat ik me na mijn zending aan een waardige vrouw zou laten verzegelen.

Afbeelding
map to La Paz

Van Arequipa via Juliaca naar Puno

Na een nachtelijke reis van negen uur kwamen we in Juliaca (Peru) aan. Het was donderdag en we hadden nog stempels in ons paspoort en een uitreisvergunning nodig, zodat we het land uit konden. De volgende dag was een nationale feestdag en alle overheidskantoren zouden de rest van het weekend gesloten zijn. We sloten die ochtend dan ook achter de rij bij de Bank of the Nation aan, zodat we genoeg tijd zouden hebben voordat alle kantoren om het middaguur dicht gingen.

Toen we om elf uur eindelijk aan de beurt waren, klonk de beambte aan de balie bezorgd. ‘Het spijt me,’ zei hij. ‘We nemen dergelijke documenten hier niet in behandeling. Daarvoor moet je naar ons kantoor in Puno.’ Dat verraste en frustreerde ons – Puno lag drie kwartier verderop.

Van Puno via La Paz naar Cochabamba

Met veel moeite vonden we een taxi en kwamen we om halftwee in de middag bij het kantoor in Puno aan. De deuren waren al gesloten. Ik bonkte zo hard mogelijk met de ijzeren deurklopper. Een nogal gepikeerde man deed de deur open en vroeg: ‘Wat wil je?’ Ik bad stilletjes heel vurig en keek deze vreemdeling in de ogen. ‘Meneer,’ zei ik, ‘ik ben mormoon, ik ga trouwen in de tempel in São Paulo (Brazilië) en u kunt me helpen.’ Zijn vijandige houding veranderde. ‘Het spijt me echt, meneer, maar alles is al ruim een uur geleden gesloten en bijna iedereen is al weg.’ Ik antwoordde: ‘Laat me binnen en laat mijn God me helpen vinden wat ik zoek.’ Hij liet me binnen.

We zochten de manager, Rosa, op en legden onze situatie uit. Ze antwoordde beleefd: ‘Die formulieren worden door drie verschillende medewerkers afgehandeld. Volgens mij is iedereen al weg.’ Maar de drie mannen waren er nog en ze zette ze aan het werk om me te helpen.

De eerste man vroeg naar formulieren die ik niet had. ‘Je had bij het ministerie van Economische Zaken zes formulieren moeten kopen en ze dan hier laten verwerken’, legde hij uit. ‘Je moet tot maandag wachten.’

Ik verstijfde – ik kon het niet geloven! Ik deed weer een schietgebed. ‘Meneer,’ zei ik, ‘ik ben mormoon en ik ga naar de tempel in São Paulo (Brazilië) om te trouwen. En u kunt me helpen.’ Hij leek geen haast meer te hebben. Hij keek in elke la en vond uiteindelijk de verlangde formulieren. De volgende beambte controleerde ze vlug en zette stempels in ons paspoort.

Bij de volgende balie betaalde ik de uitreisbelasting in Amerikaanse dollars. Maar de kassamedewerker zei nogal zelfvoldaan: ‘Het spijt me. Zie je dit bord?’ Op een bord aan de muur stond: ‘Dollars worden niet geaccepteerd.’ Ons plan dreigde in duigen te vallen. Ik kon niets meer doen.

‘Neem de betaling aan’, hoorde ik Rosa achter ons zeggen. De kassamedewerker nam het geld aan en gaf me de documenten. We konden weer verder!

We reden in het avondschemer het centrum van La Paz (Bolivia) binnen toen onze bus met stenen bekogeld werd. We zagen door de ruiten heen boze mensen op straat met stenen gooien en het verkeer tegenhouden. Onze bus reed snel door naar het centrum van de stad. Die avond brak er een revolutie in Bolivia uit.

We stapten uit de bus en gingen op zoek naar een hotel. We vonden alleen een peperduur hotel. Maar ik legde mijn situatie nog eens uit aan een goede man die daar werkte, waarna hij ons voor een schijntje een slaapplek in de ruimte met schoonmaakspullen van het hotel bood. Hij legde een matras op de vloer en gaf ons dekens ter bescherming tegen de kou en tegen het geluid van de geweerschoten buiten die de hele nacht door galmden.

We gingen de volgende ochtend angstig en gehaast vroeg op pad. Op weg naar de bushalte zagen we soldaten geflankeerd door tanks op mensen schieten die zich tegen de revolutie uitspraken.

De brandstof raakte op en er vertrokken dan ook geen drie bussen per dag zoals normaal het geval was. Er werd maar één bus omgeroepen. De zitplaatsen waren al dagen van tevoren uitverkocht. Ik vond de manager en sprak de woorden die ik ook bij de anderen had gebruikt: ‘Meneer, we zijn mormoon en we gaan naar de tempel om te trouwen. En u kunt ons helpen.’ Hij vroeg: ‘Waar moet je naartoe?’ ‘Cochabamba, meneer.’ Hij trok een la open en pakte er twee kaartjes uit. Ik kon zien dat er niet meer in lagen. ‘Schiet op,’ zei hij, ‘de bus kan elk moment vertrekken.’ Onze koffers leken niets te wegen en onze voeten raakten de grond amper – we koesterden de zegening van die dag.

Afbeelding
map to the temple

Van Cochabamba naar Santa Cruz

We troffen bij aankomst in Cochabamba nog meer chaos door de revolutie aan. We stuitten op een markt vol tenten. Daar mochten we ons bij een vriendelijke mede-Peruaan wassen en onze koffers stallen terwijl we naar het busstation gingen. We hielden hetzelfde pleidooi en wisten dagen later standby op een andere bus Santa Cruz (Bolivia) te bereiken. Die plaats ligt dicht bij de Braziliaanse grens. Ik ging drie ochtenden achter elkaar naar het treinstation om te vragen of er een trein zou vertrekken. Het antwoord was steevast nee. Maar op de vierde dag gonsde er een bericht dat er weldra een trein naar Brazilië zou gaan.

We waren toen bijna door ons geld heen. Ik deelde mijn zorgen met mijn vrouw, die vastberaden antwoordde: ‘Ook al moeten we er te voet of op een ezel komen, we gaan het redden.’ Haar reactie maakte me blij. Ik maakte me de rest van de reis niet meer druk om geld, want we vonden vertrouwen in ons geloof.

Terwijl we spraken, liep er een oude vrouw op ons af. Ze ging vlak voor mijn vrouw staan en zei: ‘Jonge dame, zou je twee kaartjes voor vandaag willen hebben?’ Mijn vrouw griste de kaartjes bijna uit haar hand. Ik betaalde de oude vrouw en ze verdween in de menigte. Het duurde een paar tellen voordat we beseften dat de Heer en zijn engelen nog steeds aan onze zijde waren.

Van Santa Cruz naar São Paulo

Toen we eindelijk bij de São Paulo-tempel aankwamen, na een laatste lift van iemand met wie we in de trein vriendschap hadden gesloten, was het tempelgastenverblijf gesloten. Nou ja, we waren in elk geval blij dat we er waren. We nestelden ons op een paar bankjes bij de tempel. Daar stond hij, net zo prachtig als we ons hadden voorgesteld, met de engel Moroni bovenop. Het was inmiddels middernacht. We huilden terwijl we elkaar in de armen vielen, moe en nat van de regen. Maar we voelden geen klamheid, honger of kou, alleen onbeschrijflijk geluk dat we zo dicht bij het huis van de Heer waren. We waren gehoorzaam geweest en hier was onze beloning.

Op dat glorieuze moment tikte iemand me op de schouder. Het was een vroegere zendingscollega, die eerder die dag in de tempel verzegeld was. Hij was met zijn vrouw uit eten geweest en daarna teruggekomen. Hij liet ons in hun appartement overnachten. De volgende dag was hij getuige bij onze verzegeling, die de tempelpresident zelf verrichtte. Het was prachtig om mijn vrouw in het wit gekleed in de celestiale zaal te zien.

Met een lening van mijn zendingsvriend en hulp van de tempelpresident reisden we zonder enige vertraging binnen vijf dagen terug – en met twintig dollar om een leven met mijn vrouw, Maria Ondina, als eeuwige metgezellin te beginnen.