2018
Hoofdstuk 1: In geloof vragen
February 2018


In geloof vragen

Dit is hoofdstuk 1 van een nieuwe geschiedenis van de kerk met als titel: Heiligen: de geschiedenis van De Kerk van Jezus van de Heiligen in de laatste dagen. Het boek zal in 14 talen worden gedrukt en beschikbaar worden gesteld in het gedeelte kerkgeschiedenis van de app Evangeliebibliotheek en op heiligen.lds.org. De eerstvolgende hoofdstukken worden in komende uitgaven gepubliceerd totdat deel 1 later dit jaar wordt vrijgegeven. Deze hoofdstukken zullen in 47 talen in Evangeliebibliotheek en op heiligen.lds.org beschikbaar zijn.

Afbeelding
Mount Tambora

In 1815 was het Indonesische eiland Soembawa weelderig en groen door de recente regenval. Gezinnen maakten zich klaar voor het komende droge seizoen, zoals ze dat al generaties lang elk jaar deden. Ze bewerkten de rijstvelden op de flanken van de Tamboravulkaan.

Op 5 april begon de slapende vulkaan met donderend geraas as en vuur te spuwen. Honderden kilometers verderop klonk het alsof er kanonnen werden afgevuurd. Een reeks kleine uitbarstingen hield dagenlang aan, en uiteindelijk explodeerde de hele berg op de avond van de 10e april. Drie vurige rookpluimen schoten de lucht in en vormden één kolossale ontploffing. Brandende lava stroomde naar beneden en overspoelde het dorpje aan de voet van de berg. Wervelwinden teisterden het gebied, ontwortelden bomen en veegden huizen van de kaart.1

De chaos hield de hele nacht aan en bleef ook de dag daarna voortduren. Een laag as, die op sommige plaatsen wel 60 cm dik was, bedekte een uitgestrekt gebied van land en zee. Het leek midden op de dag wel nacht. Onstuimige golven overspoelden de stranden, vernietigden de oogst en zetten dorpen onder water. De Tambora bleef nog wekenlang as, stenen en vuur uitbraken.2

In de daaropvolgende maanden werden de gevolgen van de uitbarsting wereldwijd duidelijk. Overal getuigden mensen van spectaculaire zonsondergangen. Maar de prachtige kleuren leidden de aandacht af van de dodelijke gevolgen van de vulkanische as. Gedurende een jaar waren de weersomstandigheden onvoorspelbaar en catastrofaal.3

Door de uitbarsting daalde de temperatuur in India, en werden families uit elkaar gerukt doordat duizenden aan cholera stierven. Het milde klimaat in de vruchtbare Chinese valleien maakte plaats voor sneeuwstormen in de zomer. De oogst werd vernield door hevige regens en overstromingen. In Europa kwam de voedselvoorziening in gevaar, wat tot hongersnood en paniek leidde.4

Overal ter wereld zochten mensen naar verklaringen voor het lijden en de dood die door het weer werden veroorzaakt. In hindoetempels in India lieten heilige mannen hun gebeden en gezangen weerklinken. Chinese dichters worstelden met vragen over verdriet en verlies. In Frankrijk en Groot-Brittannië vielen de inwoners op hun knieën uit angst voor de verschrikkelijke rampen waarin ze Bijbelse voorspellingen herkenden. In Noord-Amerika verkondigden predikanten dat God de afvallige christenen strafte, en ze lieten er waarschuwingen op volgen om religieuze gevoelens aan te wakkeren.

In het hele land stroomden kerken en revivalbijeenkomsten vol met mensen die wilden weten hoe ze aan de nakende verwoesting konden ontsnappen.5

Een jaar lang beïnvloedde de uitbarsting van de Tambora het weer in Noord-Amerika. Na de lente volgde een periode van sneeuwval en dodelijke vrieskou, waardoor het jaar 1816 in ieders geheugen staat gegrift als het jaar zonder zomer.6 In de staat Vermont, in het noordoosten van de Verenigde Staten, woonde Joseph Smith sr., een landbouwer die al jaren met grote moeite de rotsachtige bodem bewerkte. Dat jaar zagen zijn vrouw, Lucy Mack Smith, en hij hun oogst mislukken door de aanhoudende vorst. Ze wisten dat hun een faillissement en een onzekere toekomst boven het hoofd hing als ze daar bleven.


Joseph sr. was 45 jaar en dus niet meer zo jong, en de gedachte om opnieuw te moeten beginnen op een nieuwe plek boezemde hem angst in. Hij wist dat zijn oudste zonen, de 18-jarige Alvin en de 16-jarige Hyrum, hem konden helpen de grond te ontginnen, een huis te bouwen en gewassen te zaaien en te oogsten. Zijn 13-jarige dochter Sophronia was oud genoeg om Lucy te helpen in het huishouden en op de boerderij. Zijn jongere zonen, de 8-jarige Samuel en de 5-jarige William, konden ook al een handje helpen, en over een aantal jaren zouden de 3-jarige Katharine en baby Don Carlos oud genoeg zijn om een bijdrage te leveren.

Zijn middelste zoon, de 10-jarige Joseph jr., was een ander verhaal. Vier jaar eerder had Joseph jr. een ingreep ondergaan ten gevolge van een infectie aan zijn been. Sindsdien liep hij met een kruk. Zijn been werd steeds sterker, maar Joseph jr. liep nog steeds mank van de pijn, en zijn vader wist niet of hij zo sterk zou worden als Alvin en Hyrum.7

Afbeelding
visitors center in sharon vermont

Dit bezoekerscentrum in Sharon (Vermont) markeert de plek waar Joseph Smith op 23 december 1805 is geboren. De stenen obelisk op de achtergrond is 38,5 voet hoog (11,7 meter), een voet voor elk jaar van zijn leven.

Foto Brad Walker Stevens

De leden van het gezin Smith waren ervan overtuigd dat ze op elkaar konden bouwen. Ze besloten dan ook hun huis in Vermont te verlaten en naar betere oorden te trekken.8 Net als anderen in de streek besloot Joseph sr. naar de staat New York te verhuizen, waar hij op afbetaling een goede boerderij hoopte te kopen. Dan zou hij Lucy en de kinderen laten overkomen en kon het gezin een nieuwe start maken.

Toen Joseph sr. naar New York vertrok, liepen Alvin en Hyrum een eindje met hem mee om afscheid te nemen. Joseph sr. hield erg veel van zijn vrouw en kinderen, maar hij was nooit in staat geweest hun veel zekerheid te bieden. Tegenslagen en mislukte investeringen hadden ervoor gezorgd dat het gezin arm en ontheemd was. Misschien zouden in New York hun kansen keren.9

De daaropvolgende winter ploeterde Joseph jr. met zijn moeder, broers en zussen door de sneeuw. Ze trokken westwaarts naar het dorpje Palmyra in de staat New York, waar Joseph sr. goede landbouwgrond had gevonden en zijn gezin opwachtte.


Aangezien haar man niet kon helpen met de verhuizing, had Lucy ene meneer Howard ingehuurd om hun huifkar te mennen. Meneer Howard sprong onderweg ruw om met hun bezittingen, kocht sterkedrank van het geld dat ze hem betaalden en vergokte de rest. Toen ze zich bij een ander gezin voegden dat naar het westen trok, gooide meneer Howard Joseph uit de kar, zodat de dochters van dat andere gezin bij hem op de bok konden zitten.

Omdat ze wisten dat lopen Joseph zoveel pijn deed, probeerden Alvin en Hyrum enkele keren voor hem op te komen. Maar telkens sloeg meneer Howard hen weg met de achterkant van zijn zweep.10

Als hij groter was geweest, was Joseph waarschijnlijk wel voor zichzelf opgekomen. Door zijn pijnlijke been kon hij niet werken of spelen, maar zijn sterke wil compenseerde ruimschoots zijn zwakke lichaam. Voordat de dokters zijn been hadden opengesneden en de geïnfecteerde stukken bot weg hadden geschraapt, hadden ze hem willen vastbinden of hem brandewijn willen geven om de pijn te verdoven. Joseph wilde daar niets van weten, hij wilde echter wel door zijn vader vastgehouden worden.

Hij was de hele tijd bij bewustzijn en alert gebleven, terwijl het zweet van zijn bleke gezicht droop. Zijn moeder was van nature een sterke vrouw, maar bij het horen van zijn geschreeuw was ze haast bezweken. Daarna meende ze waarschijnlijk alles te kunnen verdragen.11

Terwijl Joseph naast de kar liep, kon hij zien dat meneer Howard de verdraagzaamheid van zijn moeder behoorlijk op de proef stelde. Ze hadden al meer dan 300 km afgelegd en tot dan toe had ze het gedrag van de man geduldig doorstaan.

Op zo’n 150 km van Palmyra was Lucy zich op een nieuwe reisdag aan het voorbereiden toen Alvin aan kwam rennen. Meneer Howard had hun bezittingen en hun bagage op straat gegooid en stond op het punt er met de paarden en de kar vandoor te gaan.


Lucy trof de man in de herberg aan. Ze riep uit: ‘Zowaar als God leeft, die kar, die paarden en al die goederen zijn van mij.’

Ze keek om zich heen. De herberg zat vol mannen en vrouwen, voornamelijk reizigers zoals zij. Lucy trotseerde hun starende blikken en zei: ‘Deze man is van plan mij te beroven van alles wat ik op mijn reis nodig heb en mij berooid achter te laten met acht kleine kinderen.’

Meneer Howard zei dat hij het geld dat ze hem had betaald om de kar te mennen al had opgebruikt en dat hij niet verder wilde gaan.

‘Aan u heb ik niets’, zei Lucy. ‘Ik zal zelf het heft in handen nemen.’

Ze liet meneer Howard in de herberg achter en zwoer dat ze koste wat het kost haar kinderen met hun vader zou verenigen.12

Er stond hun een modderige en koude reis te wachten, maar Lucy bracht haar gezin veilig naar Palmyra. Zien hoe haar kinderen hun vader omhelsden en hem met kussen overlaadden, was voor haar de beloning voor alle ellende die ze onderweg hadden doorstaan.


Het gezin huurde eerst een huisje in het dorp en maakte intussen plannen om aan een eigen boerderij te komen.13 Ze besloten dat het verstandig was om te werken tot ze genoeg geld hadden voor een aanbetaling op een stuk grond in de nabijgelegen bossen. Joseph sr. en de oudste zonen groeven waterputten, bouwden houten omheiningen en hielpen met de oogst om geld te verdienen. Lucy en haar dochters verkochten zelfgebakken taarten, frisdrank en beschilderde tafelkleden om in de kost te voorzien.14

Naarmate Joseph jr. ouder werd, werd zijn been sterker zodat hij makkelijk in Palmyra kon rondwandelen. In het dorp maakte hij kennis met mensen uit de streek, van wie er velen op godsdienst terugvielen om in hun geestelijke behoeften te voorzien en zin te geven aan tegenspoed. Joseph en zijn familie behoorden niet tot een kerk, maar veel van hun buren bezochten kerkdiensten in een van de grote presbyteriaanse kerken, doopsgezinde gebouwen, de kapel van de quakers, of op het kampeerterrein waar rondreizende methodistische predikanten geregeld revivalbijeenkomsten hielden.15

Toen Joseph 12 jaar was, werd er in Palmyra veel over religie geredetwist. Hij las niet graag, maar hij hield ervan om diep over ideeën na te denken. Hij luisterde naar de predikanten in de hoop meer over zijn onsterfelijke ziel te weten te komen, maar hun prediking maakte hem vaak onrustig. Ze leerden hem dat hij een zondaar in een zondige wereld was, en dat hij zonder de verlossende genade van Jezus Christus verloren was. En hoewel Joseph die boodschap geloofde en zich schuldig voelde over zijn zonden, wist hij niet hoe hij vergeving kon krijgen.16

Hij dacht dat het zou helpen als hij naar de kerk zou gaan, maar hij wist niet goed welke kerk dat dan zou moeten zijn. De kerken werden het maar niet eens over de manier waarop mensen van hun zonden konden worden bevrijd. Nadat hij een tijdje naar hun discussies had geluisterd, raakte Joseph van streek omdat hij zag dat mensen dezelfde fragmenten uit de Bijbel verschillend interpreteerden. Hij geloofde dat Gods waarheid ergens te vinden moest zijn, maar hij wist niet hoe die te vinden.17

Zijn ouders wisten het ook niet. Lucy en Joseph sr. kwamen allebei uit een christelijk gezin, en ze geloofden in de Bijbel en in Jezus Christus. Lucy ging naar de kerk en nam vaak haar kinderen mee. Ze was sinds de dood van haar zus, jaren eerder, op zoek naar de ware kerk van Jezus Christus.

Enige tijd voor de geboorte van Joseph was ze ernstig ziek geworden en bang geweest dat ze zou sterven zonder ooit de waarheid te vinden. Er gaapte een donkere en eenzame kloof tussen haar en de Heiland, en ze wist dat ze niet op het hiernamaals was voorbereid.

Tijdens een slapeloze nacht bad ze tot God. Ze beloofde Hem dat ze de kerk van Jezus Christus zou zoeken als Hij haar leven spaarde. Toen ze bad, sprak de stem van de Heer tot haar. Hij verzekerde haar dat ze zou vinden, als ze maar zocht. Sindsdien had ze meer kerken bezocht, maar ze had de juiste kerk nog niet gevonden. Zelfs toen ze het gevoel kreeg dat de kerk van de Heiland niet meer op aarde te vinden was, bleef ze zoeken omdat ze erop vertrouwde dat naar de kerk gaan nog altijd beter was dan niet gaan.18

Net als zijn vrouw was Joseph sr. op zoek naar de waarheid. Hij was echter van mening dat niet naar de kerk gaan beter was dan naar de verkeerde kerk gaan. Joseph sr. volgde de raad van zijn vader op. Hij onderzocht de Schriften, bad vurig en geloofde dat Jezus Christus was gekomen om de wereld te verlossen.19 Hij kon echter wat hij als waarheid aanvoelde niet verzoenen met de verwarring en onenigheid in de kerken om hem heen. Ooit droomde hij dat de bekvechtende predikanten leken op koeien die loeiden en met hun hoeven over de grond schraapten. Daardoor maakte hij zich nog meer zorgen over zijn beperkte kennis van Gods koninkrijk.20

Door de ontevredenheid van zijn ouders over de plaatselijke kerken raakte Joseph jr. nog meer in de war.21 Zijn ziel stond op het spel, maar niemand kon hem een bevredigend antwoord geven.

Na meer dan een jaar had het gezin Smith genoeg geld gespaard om een aanbetaling te doen op veertig hectare bosgrond in Manchester, ten zuiden van Palmyra. Daar werkten ze als boerenknecht, tapten ze het suikerhoudende sap van esdoorns af, plantten ze een boomgaard aan en ontgonnen ze de grond om gewassen te planten.22


Afbeelding
Smith home replica

Deze blokhut, vlakbij Palmyra (New York), is een replica van het huis dat de familie Smith bouwde toen ze hier vanuit Vermont naartoe waren verhuisd. Het heilige bos is op de achtergrond te zien.

Foto Brent Walton

Terwijl hij op het land werkte, bleef de jonge Joseph zich zorgen maken over zijn zonden en zijn ziel. De godsdienstige opleving in Palmyra was geluwd, maar de predikanten bleven in de wijde omgeving met elkaar wedijveren om bekeerlingen.23 Dag en nacht keek Joseph naar de zon, de maan en de sterren die zich ordelijk en vorstelijk door de hemelen voortbewogen, en hij bewonderde de schoonheid van de aarde die krioelde van de levende wezens. Hij keek ook naar de mensen in zijn omgeving en verwonderde zich over hun kracht en intelligentie. Alles scheen ervan te getuigen dat God bestond en dat Hij de mensheid naar zijn eigen beeld had geschapen. Maar hoe kon Joseph Hem bereiken?24

In de zomer van 1819, toen Joseph 13 jaar was, kwamen methodistische predikanten op enkele kilometers van de boerderij van de familie Smith samen voor een conferentie. Ze wilden plattelandsfamilies zoals die van Joseph tot bekering oproepen. Het succes van deze predikanten baarde de andere geestelijken in de omgeving grote zorgen, en al gauw ontstond er een hevige strijd om bekeerlingen.

Joseph ging naar bijeenkomsten, luisterde naar meeslepende preken en zag bekeerlingen van vreugde juichen. Hij wilde met hen mee juichen, maar het was alsof er rondom hem een woorden- en gedachtenstrijd woedde. Hij vroeg zich af: ‘Welke van al deze groeperingen heeft gelijk, of hebben ze allemaal ongelijk?’ ‘Als er één gelijk heeft, welke is dat dan en hoe kom ik dat te weten?’ Hij wist dat hij behoefte had aan de genade en barmhartigheid van Christus, maar omdat zoveel mensen en kerken over godsdienst ruzieden, wist hij niet waar hij die kon vinden.25

Hij begon de hoop op antwoorden en op gemoedsrust voor zijn ziel te verliezen. Hij vroeg zich af hoe iemand in al dat gedruis de waarheid kon vinden.26

Joseph hoorde een predikant een vers uit het eerste hoofdstuk van Jakobus in het Nieuwe Testament in zijn preek gebruiken. Hij zei: ‘En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.’27


Joseph ging naar huis en zocht het vers in de Bijbel op. Hij vertelde later: ‘Nooit heeft enige passage uit de Schrift een mensenhart sterker getroffen dan deze op dat moment het mijne. Zij leek met grote kracht in iedere vezel van mijn hart door te dringen. Ik dacht er keer op keer over na, in het besef dat als iemand wijsheid van God nodig had, ik dat was.’ Voordien had hij de Bijbel bestudeerd als de bron van alle antwoorden. En nu kon hij zich volgens de Bijbel rechtstreeks tot God wenden voor persoonlijke antwoorden op zijn vragen.

Afbeelding
Joseph standing outside

Al Rounds, Na veel overpeinzing

Joseph besloot te bidden. Hij had nog nooit eerder hardop gebeden, maar hij had vertrouwen in de belofte van de Bijbel. ‘Laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen’, stond er.28 God zou zijn vragen horen, zelfs al kon hij ze niet goed formuleren.

Noten

  1. Raffles, ‘Narrative of the Effects of the Eruption’, 4–5, 19, 23–24.

  2. Raffles, ‘Narrative of the Effects of the Eruption’, 5, 7–8, 11.

  3. Wood, Tambora, 97.

  4. Wood, Tambora, 78–120; Statham, Indian Recollections, 214; Klingaman en Klingaman, Year without Summer, 116–118.

  5. Wood, Tambora, 81–109; Klingaman en Klingaman, Year without Summer, 76–86, 115–120.

  6. Klingaman en Klingaman, Year without Summer, 48–50, 194–203.

  7. Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 131; Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 2, [11]–boek 3, [2]. Onderwerp: Operatie aan Joseph Smiths been

  8. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [3]; Stilwell, Migration from Vermont, 124–150.

  9. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [4]; Bushman, Rough Stone Rolling, 18–19, 25–28. Onderwerp: Gezin van Joseph sr. en Lucy Mack Smith

  10. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [5]; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 131–32.

  11. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [2]; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 131.

  12. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [5]–[6]; Lucy Mack Smith, History, 1845, 67; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 132. Onderwerp: Lucy Mack Smith

  13. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [6]–[7].

  14. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [7]; Tucker, Origin, Rise, and Progress of Mormonism, 12. Onderwerp: Gezin van Joseph sr. en Lucy Mack Smith

  15. Cook, Palmyra and Vicinity, 247–261. Onderwerp’s: Palmyra and Manchester; Christian Churches in Joseph Smith’s Day

  16. Joseph Smith History, circa Summer 1832, 1–2, in JSP, H1:11–12.

  17. Geschiedenis van Joseph Smith 1:5–6; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, [1]–2, in JSP, H1:208–210 (versie 2). Onderwerp: Religious Beliefs in Joseph Smith’s Day

  18. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 2, [1]–[6]; ‘Records of the Session of the Presbyterian Church in Palmyra’, 10 maart 1830.

  19. Asael Smith aan ‘My Dear Selfs’, 10 april 1799, Asael Smith, Letter and Genealogy Record, 1799, rond 1817–1846, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  20. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, miscellany, [5]; Anderson, Joseph Smith’s New England Heritage, 161–162.

  21. Geschiedenis van Joseph Smith 1:8–10; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 2, in JSP, H1:208–210 (versie 2). Onderwerp: Religious Beliefs in Joseph Smith’s Day

  22. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [8]–[10]; Joseph Smith History, circa Summer 1832, 1, in JSP, H1:11. Onderwerp: Heilige bos en boerderij van de familie Smith

  23. Onderwerp: Religieuze opwekkingen en revivals

  24. Handelingen 10:34–35; Joseph Smith History, circa Summer 1832, 2, in JSP, H1:12.

  25. Neibaur, Journal, May 24, 1844, beschikbaar op josephsmithpapers.org;Geschiedenis van Joseph Smith 1:10; Joseph Smith, ‘Church History’, Times and Seasons, 1 maart 1842, deel 3, 706, in JSP, H1:494.

  26. Joseph Smith, Journal, Nov. 9–11, 1835, in JSP, J1:87; Geschiedenis van Joseph Smith 1:8–9; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 2, in JSP, H1:210 (versie 2).

  27. ‘Wm. B. Smith’s Last Statement’, Zion’s Ensign, 13 januari 1894, 6; Jakobus 1:5.

  28. Geschiedenis van Joseph Smith 1:11–14; Joseph Smith History, 1838–1856, deel A-1, 2–3, in JSP, H1:210–212 (versie 2), Jakobus 1:6.