2015
‘Mijn dagen’ van tempels en technologie
Februari 2015


‘Mijn dagen’ van tempels en technologie

Uit de toespraak ‘Find Our Cousins’, gehouden tijdens een devotional voor jongeren op de Family Discovery Day, in samenwerking met het RootsTech-congres voor familiegeschiedenis 2014 op 8 februari 2014 in Salt Lake City (Utah, VS). Lees er meer over op lds.org/go/Andersen215.

Dit zijn jouw dagen om je hart meer tot je voorouders te wenden en de heilsverordeningen aan miljoenen familieleden aan te bieden.

Afbeelding
Couple sitting together on a bus. They are looking at a tablet computer.

Heb je je weleens afgevraagd waarom je nu naar de aarde gestuurd bent in plaats van in een andere periode van de geschiedenis? Hoe zou het geweest zijn om aan de zijde van Mozes te staan of met Maria, de moeder van Jezus, bevriend te zijn? Of hoe zou het geweest zijn om in Nauvoo te wonen toen de profeet Joseph daar rondliep, of samen met andere tieners de handkarren 1600 kilometer voort te trekken naar je nieuwe woonplaats in de Salt Lake Valley?

Soms kijken we naar het verleden of naar een andere plek en vragen we ons af: Waarom ik niet? Waarom woon ik hier, en waarom nu?

Je bent niet de eerste die zich over de tijdsperiode en locatie van zijn leven vragen stelt. Een profeet die in Amerika woonde, had dezelfde vragen. Zijn naam was Nephi — niet de Nephi aan het begin van het Boek van Mormon, maar Nephi de zoon van Helaman de tweede en achterkleinzoon van de profeet Alma de jonge.

In Nephi’s tijd waren geld, macht en populariteit belangrijker dan het goede doen. Veel mensen sloegen de geboden openlijk in de wind. Ze logen, stalen en negeerden de wet van kuisheid. Wie de geboden onderhielden, werden bespot en mishandeld (zie Helaman 7:4–5, 21; 8:2, 5, 7–8).

‘Toen Nephi [die dingen] zag, was zijn hart […] opgezwollen van droefheid; en in zijn zielensmart riep hij uit:

‘O, had ik mijn dagen maar kunnen doorbrengen in de dagen dat mijn vader Nephi pas uit het land Jeruzalem was gekomen, zodat ik mij met hem had kunnen verheugen in het beloofde land; toen was zijn volk gezeggelijk, onwrikbaar in het onderhouden van de geboden Gods, en traag om zich tot het bedrijven van ongerechtigheid te laten verleiden; en zij waren snel om te luisteren naar de woorden des Heren —

‘ja, als ik in die dagen had kunnen leven, dan had mijn ziel vreugde gevonden in de gerechtigheid van mijn broeders’ (Helaman 7:6–8).

Nephi was een fantastische profeet van God, maar even vroeg hij zich af waarom hij in zijn tijd op aarde leefde. Hij wist dat de Heiland in de nabije toekomst naar de aarde zou komen, maar op dat ogenblik leken de prachtige gebeurtenissen die spoedig plaats zouden vinden hem even te ontgaan.

Slechts twintig jaar later zou er een nacht zonder duisternis zijn en zou Jezus in Bethlehem geboren worden. 55 jaar later zou de Heiland opgestaan en verheerlijkt uit de hemel neerdalen bij de heiligen in het land Overvloed. Nephi’s zoon zou aanwezig zijn en de Heiland zou hem persoonlijk toespreken en hem als een van de twaalf apostelen op het westelijke halfrond ordenen. We mogen veronderstellen dat de dochters, zoons, kleindochters en kleinzoons van Nephi bij de 2500 heiligen waren die Christus uitnodigde om een voor een voorwaarts te treden en persoonlijk de afdrukken van de spijkers in zijn handen en voeten te voelen. Het is aannemelijk dat de achterkleinkinderen van Nephi bij de kleine kinderen waren die de Heiland een voor een zegende en die met vuur omringd en door engelen gediend werden. Had Nephi een duidelijk toekomstbeeld van zijn rechtschapen familieleden en vrienden gekregen, dan zou hij hoogstwaarschijnlijk niet gewild hebben dat de tijd van zijn sterfelijk leven gewijzigd werd.

Gelukkig bleef Nephi rechtschapen, onderwees hij de mensen moedig, verrichtte hij grote wonderen, en profeteerde hij samen met de profeet Samuël over de komst van de Heiland. De Heer beloofde hem hoogstpersoonlijk dat Hij Nephi voor eeuwig zou zegenen (zie Helaman 10–11; 16).

Hoewel hij zich vragen stelde over zijn tijd en plek, besloot hij met erg krachtige woorden: ‘Zie, mij zijn deze dagen toegewezen’ (Helaman 7:9).

Afbeelding
Youth at the Preston England Temple.

Geliefde jonge broeders en zusters, dit zijn jullie dagen. Jij bent gekozen om in de laatste jaren vóór de wederkomst van de Heiland op aarde te leven. We weten niet precies op welke dag of in welk jaar Hij wederkomt, maar we zien de tekenen van zijn komst.1

Op een dag zullen wij, net zoals Nephi zijn belangrijke rol in de voorbereiding van het bezoek van de Heiland aan de Nephieten besefte, terugkijken en inzien dat het een heerlijke zegening was om in onze tijd te leven en de wereld op de wederkomst van de Heiland voor te bereiden. Laten we verder kijken dan de moeilijkheden en hindernissen op ons pad en ons richten op ons belangrijke doel en de heerlijke tijd die ons te wachten staat. Laten we ons Nephi’s woorden eigen maken: ‘Mij zijn deze dagen toegewezen.’

Wat vraagt de Heer van jou als dit jouw dagen zijn? Ten eerste, wordt er van je verwacht dat je de naam van Christus op je neemt. Kom meer over Hem, zijn liefde en onbeschrijflijke goedheid voor jou te weten en neem je voor dat je zijn geboden altijd zult onderhouden. Je dient de Heiland te volgen, God lief te hebben en je naasten te dienen. Ieder van ons heeft het voorrecht om als discipel van Christus te leven, door zijn Geest geleid te worden en onze naasten op te bouwen.

Een heilige plicht

Sommige ervaringen zijn voor bepaalde generaties weggelegd. Ik wil je over een van jouw heilige plichten vertellen die specifiek voor deze generatie geldt.

Pas enkele jaren geleden kregen we tempels over de hele wereld. Door de inwijding van de Phoenixtempel (Arizona) op 16 november 2014 zijn er nu wereldwijd 144 tempels in gebruik. In mijn jeugd waren er maar dertien tempels van de kerk.

Mijn vrouw, Kathy, is in de Amerikaanse staat Florida opgegroeid. Toen ze vijf jaar was, namen haar ouders hun gezin mee naar de tempel om voor eeuwig aan elkaar verzegeld te worden. Op hun reis naar de Salt Laketempel legden ze 4000 kilometer door de Verenigde Staten af. Ze deden er met de auto zes dagen over. Nu zijn er 47 tempels die dichterbij hun huis in Florida liggen dan de Salt Laketempel.

President Thomas S. Monson heeft de jongeren van de kerk aangemoedigd om vaak naar de tempel te gaan en er dopen voor de doden te doen. Hij heeft het volgende gezegd: ‘En, jonge vrienden in je tienerjaren, richt je altijd op de tempel. Doe niets dat je ervan weerhoudt om er naar binnen te gaan en deel te hebben aan de heilige en eeuwige zegeningen daar. Ik prijs diegenen onder jullie die al geregeld naar de tempel gaan om dopen voor de doden te doen, en die daarvoor heel vroeg opstaan zodat je vóór schooltijd kunt dopen. Ik kan geen betere manier bedenken om een dag te beginnen.’2

Je hebt geluisterd naar de profeet van de Heer en elk jaar krijgen miljoenen aan de andere zijde van de sluier de kans om hun doop te aanvaarden. Geen enkele generatie in de geschiedenis van de aarde heeft jullie voorrecht gehad om naar het huis van de Heer te gaan en bij te dragen tot het heil van wie jullie zijn voorgegaan.

Zoals je weet, is er een belangrijke eerste stap die ons in staat stelt om dit heilige tempelwerk te verrichten. We dienen onze voorouders uit te zoeken.

Tijdens het eerste bezoek van Moroni aan de profeet Joseph Smith vertelde hij Joseph dat ‘het hart der kinderen zich tot hun vaderen [zou] wenden’ (LV 2:2). De profeet Joseph legde later uit dat de leden van de kerk ‘verlossers op de berg Zion’ moesten worden. ‘Maar hoe kunnen de heiligen verlossers op de berg Zion worden?’ vroeg hij. ‘Door tempels te bouwen [en] alle verordeningen te ontvangen ten behoeve van al hun overleden voorouders. […] Dat is de schakel die het hart van de vaderen aan de kinderen bindt, en dat van de kinderen aan de vaderen.’3

Afbeelding
A man welding in the old days

De profeet Joseph noemde dit werk een ‘verbindende schakel’ die families van generatie tot generatie aan elkaar verbindt (LV 128:18). Zo’n schakel werd in de tijd van Joseph gemaakt door twee stukken metaal in een hete oven te smelten, ze samen te brengen als ze nog hamerbaar zijn, en ze vervolgens te laten afkoelen en harden tot een onbreekbare ketting. Het belang van de krachtige, geestelijke ketting die ons allen voor eeuwig verbindt, staat duidelijk in de Schriften: ‘Zonder hen kunnen wij niet tot volmaking komen; evenmin kunnen zij zonder ons tot volmaking komen’ (LV 128:18).

In het verleden zochten vooral oudere leden van de kerk naar de namen van voorouders, noteerden die en namen ze mee naar de tempel. Waarom was dat zo? Omdat het heel veel tijd en moeite vergde. Het begon meestal met het doorzoeken van grote spoelen microfilms. Het hield nauwkeurig omgaan met datums en plaatsen in, dikke geschiedkundige boeken met beperkte beschikbaarheid, en soms verafgelegen begraafplaatsen in een ander land.

Pas de laatste jaren kunnen we onze voorouders op het internet zoeken, en de laatste maanden hebben we op dat gebied enorme vooruitgang gemaakt. De komende maanden zal er nog meer beschikbaar komen.

Jullie generatie is heel toegewijd in tempelbezoek geworden, en in de komende maanden en jaren zullen jullie even goed worden in het zoeken van namen en die naar de tempel meenemen.

Ik geef ieder van jullie de uitdaging een persoonlijk doel te stellen om evenveel namen klaar te maken voor de tempel als dopen die je in de tempel doet. (Ga naar templechallenge.lds.org om de uitdaging aan te gaan.) Er schuilt iets krachtigs in zoeken naar personen die tempelverordeningen nodig hebben, meer over hun achtergrond leren, en vervolgens van hun heilige verordeningen deel uitmaken. Zo word je een ‘verlosser op de berg Zion’ (zie Obadja 1:21 en LV 103:9). Er is een bepaalde vreugde en voldoening die we alleen door geestelijke gevoelens krijgen. We zijn voor eeuwig met onze voorouders verbonden.

Afbeelding
Family working on genealogy

Sommige van onze gezinnen zijn al vele generaties lid van de kerk, en veel van het werk voor onze rechtstreekse voorouders is al verricht. In 2013 zag ik mijn voorouders voor de eerste keer online op een waaierdiagram, onder wie ook mijn overgrootvader Niels Andersen, naar wie ik vernoemd ben, en mijn betovergrootvader Moroni Stocks, het eerst lid van onze familie dat naar een profeet uit het Boek van Mormon genoemd werd. Ik kon foto’s van tientallen familieleden online bekijken. Weet jij hoe jouw overgrootouders eruit zagen?

Onze neven en nichten zoeken

Als jouw diagram niet zo volledig is als het mijne, heb je eerst de opdracht om het zo goed mogelijk in te vullen. Er is elke maand meer en meer informatie beschikbaar.

Als je diagram even goed ingevuld is als het mijne, is er nog steeds belangrijk werd dat je kunt doen. Dit werk blijft doorgaan. Het zal niet klaar zijn wanneer de Heiland terugkomt. Als ons diagram klaar lijkt, helpen we anderen om hun diagram te vervolledigen, en zoeken we naar personen die nauw verbonden zijn aan de mensen op onze stamboom. Dat noemen we ‘onze nichten en neven zoeken’.

Hoe kunnen we onze nichten en neven vinden? Op twee manieren.

Ten eerste bekijken we ons diagram en zoeken we wie nauw verbonden zijn aan onze betbetovergrootmoeders of -vaders. Op mijn diagram ga ik bijvoorbeeld naar Frances Bowen Evans en dan bekijk ik de gezinnen van haar broers en zussen. Ze had vijf zussen en twee broers. Op die manier kan ik mijn neven en nichten vinden.

De tweede manier om onze neven en nichten te zoeken is de mensen om ons heen te helpen. We beginnen met het speciale boekje Mijn familie. Als familiegeschiedenis nieuw is voor jullie familie, vul je het boekje in. Als jouw stamboom wat op de mijne lijkt, neem je het boekje mee naar een nieuw lid of iemand die nog niet zoveel aan zijn familiegeschiedenis gedaan heeft en help je hem naar zijn voorouders te zoeken. Door dat te doen, help je hem anderen naar de tempel te brengen. Ze zijn je broeders en zusters, maar we noemen ze soms je ‘neven en nichten’.

Wij zijn allemaal broers en zussen in het gezin van onze Vader. Onze eigen familie is niet zomaar wat samengeraapt. President Monson heeft gezegd: ‘We leren iets over onszelf als we iets over onze voorouders te weten komen.’4

Als we vanuit het perspectief van onze familie, onze voorouders en onze nakomelingen naar onszelf kijken, beseffen we dat we deel uitmaken van een geweldige ketting die ons allen verbindt. Door hun namen op te zoeken en ze mee naar de tempel te nemen, geven we hun iets wat ze zelf niet kunnen bekomen. Door dat te doen, zijn we met hen verbonden, en bevestigt de Heer het eeuwige belang van wat we doen tot onze ziel door zijn Geest.

President Monson heeft gezegd: ‘Zij die de eeuwige zegeningen van de tempel begrijpen, weten dat geen offer te groot is, geen prijs te hoog, geen worsteling te zwaar om die zegeningen te ontvangen.’5

Ik voeg daaraan toe dat er zegeningen en macht voor onze voorouders klaar liggen als ze de verordeningen aannemen die we voor hen in de heilige tempel verrichten. Hun sterfelijk leven is ten einde, maar ze blijven leven. We worden ‘verlossers op de berg Zion’ en zijn voor eeuwig met hen verbonden.

Jij bent in een tijd van tempels en technologie geboren. Dit zijn jouw dagen om je hart meer tot je vaderen te wenden.

Naarmate je aan dit gewijde werk bijdraagt, zal je kennis van en geloof in de Heiland toenemen. Je zult met zekerheid weten dat het leven aan de andere zijde van de sluier verdergaat. Je zult bescherming ontvangen tegen verleidingen en je zult jezelf en de wereld op de wederkomst van de Heiland voorbereiden.

Ik weet dat we aan de andere kant van de sluier verder leven. Ik getuig dat Jezus de Christus is. Hij is onze Heiland en Verlosser. Hij leeft. Zijn heerlijke verzoening zorgt ervoor dat die tempelverordening een eeuwig effect hebben.

Noten

  1. Zie Dallin H. Oaks, ‘Voorbereiding op de wederkomst’, Liahona, mei 2004, pp. 7–10.

  2. Thomas S. Monson, ‘De heilige tempel: een baken voor de wereld,’ Liahona, mei 2011, p. 93.

  3. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 509.

  4. Thomas S. Monson, ‘Onveranderlijke waarheden in veranderlijke tijden’, Liahona, mei 2005, p. 21.

  5. Thomas S. Monson, ‘De heilige tempel: een baken voor de wereld’, p. 92.