2010
Wat moeten we doen als we niet weten wat we moeten doen?
Januari 2010


Zij hebben tot ons gesproken

Wat moeten we doen als we niet weten wat we moeten doen?

De Heer verwacht van ons dat we onderzoeken, studeren en handelen, ook als we geen volmaakte kennis hebben.

Afbeelding
Elder Stanley G. Ellis

Nadat Nephi en zijn broers herhaaldelijk hadden gefaald om de koperen platen van Laban in bezit te krijgen, bereidde Nephi zich voor op een laatste poging, ‘van tevoren niet wetende wat [hij] moest doen’ (1 Nephi 4:6).

Veel profeten hebben in de loop der eeuwen in soortgelijke omstandigheden in geloof moeten handelen. Adam werd geboden om offers te brengen zonder dat hij wist waarom (zie Mozes 5:5–6). Abraham verliet zijn vaderland om naar een nieuw erfland te trekken zonder te weten waar het was (zie Hebreeën 11:8; Abraham 2:3, 6). Paulus reisde naar Jeruzalem zonder te weten wat er daar met hem zou gebeuren (zie Handelingen 20:22). Joseph Smith knielde in het bos neer zonder te weten bij welke kerk hij zich moest aansluiten (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:19).

Ook wij kunnen ons in situaties bevinden waarin we moeten handelen, zonder dat we weten wat we moeten doen. Gelukkig leren we van de bovenstaande voorbeelden hoe we ondanks onzekerheid verder kunnen gaan.

Nephi moedigde zijn broers aan om getrouw de geboden des Heer te onderhouden (zie 1 Nephi 4:1). Toen bracht hij dat geloof in praktijk. Hij sloop ‘de stad in en ging op weg naar het huis van Laban.’ Hij ‘werd door de Geest geleid’ (1 Nephi 4:5–17). De Geest vertelde hem niet alleen wat hij moest doen, maar ook waarom het zo belangrijk was dat hij dat deed (zie 1 Nephi 4:12–14).

Adam gaf gehoor en ‘was gehoorzaam aan de geboden des Heren’ (Mozes 5:5). Omdat Abraham in geloof handelde, ‘heeft hij vertoefd in het land der belofte’ (Hebreeën 11:9). Paulus besloot om niet bang te zijn voor ‘boeien en verdrukkingen’, maar om de bediening te voltooien die hij ‘van de Here Jezus ontvangen’ had (Handelingen 20:23–24). Joseph Smith dacht over de Schriften na en besloot de uitnodiging te aanvaarden om ‘God erom te bidden’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:13).

Onze verantwoordelijkheid om te handelen

In de Schriften worden we gewaarschuwd dat niet weten geen excuus is om niet te handelen. Nephi ‘had verlangd de dingen te weten die [zijn] vader had gezien.’ Hij overwoog ze in zijn hart en werd door ‘de Geest des Heren (…) weggevoerd’ (1 Nephi 11:1). Ondertussen bleven Laman en Lemuël ‘twistten met elkaar over hetgeen [Lehi] tot hen had gesproken’ (1 Nephi 15:2).

De Heer verwacht van ons dat we onderzoeken, studeren en handelen — hoewel er soms dingen zijn die we in dit leven nooit zullen weten. Een van die dingen is de dag van zijn wederkomst. Hij zei: ‘Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt’ (Matteüs 24:42). Vanwege die onzekerheid moedigde president Wilford Woodruff (1807–1898) de leden van de kerk aan om zich voor te bereiden, maar daar voegde hij aan toe dat hij nog steeds kersenbomen zou planten.1

‘Als u goed leeft, als uw keuze in overeenstemming is met de leringen van de Heiland en als u een beslissing moet nemen, doe dat dan vol vertrouwen’, zei ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen. Als we openstaan voor de influisteringen van de Geest, zei ouderling Scott, krijgen we ‘de verdoving van gedachten, waaruit blijkt dat uw beslissing niet juist is, of het vredige gevoel, ofwel het brandende gevoel in uw boezem, als bevestiging dat uw beslissing juist is [zie LV 9:8–9]. Als u rechtschapen leeft en vol vertrouwen te werk gaat, zal God u niet te lang zonder een waarschuwing laten doorgaan als u de verkeerde beslissing hebt genomen.’2

Beproef de Heer

Uit twee ervaringen in mijn leven — toen ik niet zeker wist wat ik moest doen — blijkt hoe belangrijk het is om de geboden te onderhouden en de hedendaagse profeten te volgen. Toen ik op de universiteit zat, had ik geen geld meer en vond ik een parttime baan. Toen ik mijn eerste salaris kreeg, wist ik niet of dat genoeg was tot mijn volgende salaris. Maar ik herinnerde me de belofte van de Heer betreffende tiende: ‘Beproeft Mij toch daarmede, (…) of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten’ (Maleachi 3:10).

Ik besloot om de Heer te beproeven. Ik betaalde eerst mijn tiende, en door zijn zegeningen kon ik overleven. En ondertussen leerde ik op zijn beloften vertrouwen.

Jaren later, toen mijn vrouw en ik jonge kinderen hadden en ik aan een nieuwe carrière begon, veranderde mijn werkgever van ziektekostenverzekeraar. Het oude contract liep op 1 juni af en het nieuwe zou pas op 1 juli ingaan, waardoor we een maand geen ziektekostenverzekering zouden hebben. We wisten niet wat we moesten doen, maar toen dachten we aan een toespraak van president N. Eldon Tanner (1898–1982), waarin hij de leden van de kerk aanmoedigde om altijd een ziektekostenverzekering te hebben.3

Ik sprak met het bedrijf en onderhandelde over een contract om er zeker van te zijn dat we ook in juni verzekerd waren. Op 28 juni viel onze oudste zoon, Matt, van de hoge duikplank in het zwembad en kwam op het beton terecht. Hij had een schedelbasisfractuur en een zware hersenschudding. Hij werd met een helikopter naar het ziekenhuis gebracht, waar hij door specialisten werd behandeld. De kosten waren gigantisch en hadden ons financieel kunnen ruïneren. Gelukkig betaalde de ziektekostenverzekering voor de meeste kosten.

Wat moeten we doen?

Dus wat moeten we doen als we niet weten wat we moeten doen? Voor een antwoord hoeven we niet verder te kijken dan de profeten, de Schriften en de Heiland. Door deze waardevolle hulpmiddelen leren we:

  1. Dat we door studie en gebed naar antwoorden moeten zoeken.

  2. Dat we de geboden moeten onderhouden.

  3. Dat we op de Heer en zijn beloften moeten vertrouwen.

  4. Dat we de profeet moeten volgen.

  5. Dat we in geloof voort moeten gaan, zonder angst.

  6. Dat we onze zending moeten volbrengen.

En bij al die stappen kunnen we deze raad opvolgen van president Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘Luister altijd, altijd naar de ingevingen van de Geest.’4

Noten

  1. Zie Leringen van kerkpresidenten: Wilford Woodruff (2004), p. 260.

  2. Richard G. Scott, ‘De goddelijke gave van het gebed gebruiken’, Liahona, mei 2007, pp. 10–11.

  3. Zie N. Eldon Tanner. ‘Constancy amid Change’, Ensign, november 1979, p. 82.

  4. Boyd K. Packer, ‘Herstelling’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 11 januari 2003, p. 2.

Foto-illustratie Matthew Reier

Abraham verliet zijn vaderland om naar een nieuw erfland te trekken zonder te weten waar het was. Hij handelde in geloof, en daardoor ‘heeft hij vertoefd in het land der belofte.’

Voor een antwoord hoeven we niet verder te kijken dan de profeten, de Schriften en de Heiland.

Links: Abraham vertrekt uit Haran, G. Bernard Benton; rechts: illustrator Gregg Thorkelson