2009
Opkomen voor Caleb
Maart 2009


Opkomen voor Caleb

‘Houdt (…) broederlijkheid (…) in gedachte’ (LV 4:6).

De schooldag begon hetzelfde als elke andere dag. Onze onderwijzeres, juffrouw Blackstock, schreef iets op het bord terwijl ik in mijn schoobank zat te dagdromen. Toen liep de hoofdmeester binnen met een jongen die ik nog nooit had gezien. De hoofdmeester fluisterde iets in juffrouw Blackstocks oor. Iedereen werd muisstil om het te horen.

Iedereen staarde de jongen aan die voorin de klas stond te wachten. Zijn vale shirt met Schots patroon hing uit zijn broek. Er zat een gat in de rechterknie van zijn broek. Hij stond daar, de schouders gebogen, de handen diep in de zakken, naar de grond te staren.

Toen de hoofdmeester weg was gegaan, zei juffrouw Blackstock: ‘Jongens en meisjes, Dit is Caleb Sanders. Hij is vanuit Montana naar hier verhuisd. Dat is heel ver weg! Caleb, je kunt in de bank naast Luke gaan zitten.’

Ze wees op de bank naast mij en iedereen in de klas keek naar Caleb terwijl die opgelaten het gangpad doorliep. Terwijl juffrouw Blackstock zich naar het bord toedraaide, begon in de klas het gefluister. Sommige kinderen zeiden lelijke dingen over Calebs kleding.

‘Kijk eens naar die rare laarzen’, zei iemand.

‘Daar kan hij de Himalaya mee beklimmen!’ sneerde een andere jongen.

Ik keek Calebs kant op, maar hij zat met zijn potlood in zijn hand naar zijn lege bloknoot te staren. Ik wist dat hij het gehoord had, want ik zag dat hij nerveus in zijn bank heen en weer schoof. Toen grinnikten een paar jongens zo hard dat juffrouw Blackstock zich omdraaide.

‘Ik zie dat iedereen graag met Caleb wil praten. Laten we hem dan maar eens naar voren roepen, dan kan hij wat meer over zichzelf vertellen’, zei ze.

Iedereen zweeg en keek naar Caleb. Ik had medelijden met hem. De jongen die achter hem zat, schopte tegen de achterkant van Calebs stoel aan en riep: ‘Ga je gang, berggeit.’

Caleb liep langzaam naar voren. Zijn haar hing deels voor zijn ogen. Zijn laarzen klosten over de vloer. Weer werd er gegrinnikt. Ik wist dat juffrouw Blackstock probeerde te helpen, maar ik was bang dat ze het alleen maar erger maakte voor Caleb.

Een jongen stak zijn vinger op en vroeg: ‘Waar woonde je in Montana, onder een steen?’

De klas barstte in lachen uit.

Het meisje op de eerste rij vroeg: ‘Kleedt iedereen zich zo in Montana?’

Ik voelde dat ik rood aanliep van boosheid. Als iemand hier niet wat aan deed, wist ik dat Caleb het haasje was voor de rest van het schooljaar. Maar als ik voor hem opkwam, werd ik misschen ook wel uitgelachen.

Toen herinnerde ik mij wat mijn stiefmoeder had gezegd toen ik op proef ging voetballen. Ze vertelde mij over David uit het Oude Testament. David was de jongste van al zijn broers, maar de Heer koos hem als koning. Het maakte niet uit hoe hij eruit zag. Soms beoordelen mensen anderen op het uiterlijk, maar de Here ziet het hart aan.

Ik wist dat Caleb hulp nodig had, dus stak ik mijn vinger op. Juffrouw Blackstock gaf mij het woord. Caleb keek niet op. Hij verwachtte waarschijnlijk dat ik ook grappen over hem zou maken.

‘Ik heb gehoord dat er een paar mooie parken met geweldige wandelroutes in Montana liggen. Kun je daar iets meer over vertellen?’ vroeg ik.

Het werd stil in de klas. Ik begon weer te blozen, maar Caleb glimlachte. Ik kon zien dat hij blij was met mijn vraag. Op gedempte toon begon hij te vertellen.

Hij vertelde ons dat zijn familie op een grote boerderij in Montana had gewoond en dat hij een paard had gehad. Hij vertelde over zijn lievelingsroute in Glacier National Park en dat hij daar een beer had gezien. Toen hij begon uit te weiden over zijn woonplek, begonnen de andere kinderen vragen te stellen over de beer, de wandelroutes en het rotsklimmen.

Na school wist ik niet of er iemand naast mij in de bus zou gaan zitten. Ik hield vast aan mijn rugtas en tuurde naar buiten. Plots voelde ik een tikje op mijn schouder. Het was Caleb.

‘Mag ik naast je zitten?’ vroeg hij verlegen.

‘Natuurlijk!’ zei ik en schoof op om plaats te maken.

Ik was verbaasd dat de dag zo’n wending had genomen. Ik ben blij dat ik de moed had om aardig voor Caleb te zijn. Hij heeft nu vele vrienden — en ik ben trots dat ik er een van ben.

Illustratie Craig Stapley; foto Busath Photography