2007
Vriendschapsarmbandjes
Maart 2007


Vriendschapsarmbandjes

‘Een vriend heeft te allen tijde lief’ (Spreuken 17:17).

Gebaseerd op een waar verhaal

Ik maakte kennis met Megan toen mijn familie verhuisde. Zij woonde in onze nieuwe straat en we gingen allebei naar de jeugdwerkklas van zuster Crawford. We sloten vriendschap en speelden veel samen. Ik lette goed op Megan en probeerde me te herinneren hoe ze een mopje vertelde of hoe ze haar haar deed of hoe ze zo makkelijk met anderen kinderen praatte. Ik vond Megan volmaakt. Ik was verlegen. Ik wilde net zoals Megan zijn.

Op een dag belde ik Megan om te vragen of ze wilde spelen. Eerst zei ze niets.

Eindelijk zei ze: ‘Caitlin is hier al.’

Caitlin zat ook in onze jeugdwerkklas. Ik wachtte tot Megan mij ook zou uitnodigen, maar dat deed ze niet. Het bleef stil aan haar kant.

‘O, oké’, stamelde ik. Megan hing op zonder iets te zeggen.

Die zondag vroeg zuster Crawford ons in het jeugdwerk: ‘Wat betekent het om een goede vriend of vriendin te zijn?’

Ik glimlachte naar Megan, maar ze zag me niet. Ze draaide zich om en fluisterde Caitlin iets toe. Plotseling lachte Caitlin hardop.

‘Stil alsjeblieft, meisjes’, zei zuster Crawford. Ze hielden op met fluisteren, maar hun schouders bleven schudden van het giechelen. Zuster Crawford wendde zich tot mij: ‘Angie, wat denk jij dat het betekent om een goede vriend of vriendin te zijn?’

‘Nou, dat is iemand die aardig is en met je wil spelen en …’

Megan en Caitlin giechelden nog harder. Ik kreeg het warm in mijn gezicht en keek naar de grond. Lachten ze me uit?

Zuster Crawford fronste naar ze en glimlachte toen naar mij. ‘Dat klopt, Angie’, zei ze. Ze keek de klas rond. ‘Hoe kun je een goede vriend zijn?’

Adam stak zijn hand op. ‘We kunnen mensen helpen’, zei hij.

Zuster Crawford knikte. ‘Een goede vriend wil andere mensen helpen en dienen. Jezus Christus zei dat toen Hij op aarde leefde. Hij leerde ons ook dat we aardig moeten zijn voor iedereen.’

Ik keek naar Megan en glimlachte naar haar. Ze glimlachte niet terug. Ik kreeg een leeg gevoel in mijn borst. Vond Megan me niet meer aardig?

Aan het eind van de les hield zuster Crawford een mandje omhoog. ‘Ik heb iets voor jullie’, zei zij. Ze deed een greep in het mandje en liet ons gekleurde bandjes zien die in kleine cirkels waren geknoopt. ‘Dit zijn vriendschapsarmbandjes. Je draagt het om je pols en als je ernaar kijkt, denk je eraan dat je een goede vriend of vriendin moet zijn.’

Misschien zouden vriendschapsarmbandjes helpen! Misschien konden Megan en ik dezelfde kleur nemen. Toen het mandje de klas rondging, boog ik me naar Megan. ‘Welke kleur neem jij?’ vroeg ik.

Megan haalde haar schouders op. ‘Misschien een gele.’

‘Ik ook’, zei ik.

Caitlin koos een blauw armbandje. Toen gaf ze het mandje aan Megan. Megan pakte een paar armbandjes op en koos toen ook een blauwe. Ik keek haar aan. Blauw? Gauw gaf ze me het mandje. Ik staarde ernaar en wist niet wat ik moest doen. Er waren alleen nog maar gele over. Langzaam pakte ik er een.

Megan en Caitlin giechelden en hielden hun polsen tegen elkaar om hun blauwe armbandjes, die bij elkaar pasten, te bewonderen. Ik voelde een brok in mijn keel komen. Er kwamen tranen in mijn ogen. Ik beet mijn tanden op elkaar om niet te gaan huilen. Ik wilde niet voor hun ogen huilen.

* * * *

Zodra we uit de kerk thuis kwamen, wierp ik me in mama’s armen. ‘Wat is er aan de hand, schatje?’ vroeg mama toen ik begon te huilen. Door mijn tranen heen vertelde ik haar wat er was gebeurd. Ze ging naast me op bed zitten en hield me dicht tegen zich aan. ‘Ik vind het naar voor je, Angie’, zei ze.

‘Wil Megan mijn vriendin niet meer zijn?’ vroeg ik.

Mama aaide me over mijn haar. ‘Soms weten we niet precies waarom iemand iets doet’, zei ze. ‘Ik vind het vervelend dat dit is gebeurd.’

‘Zuster Crawford zei vandaag dat we moeten proberen om aardig te zijn voor iedereen, net als Jezus. Maar ik wil niet aardig zijn voor Megan.’

‘Dat begrijp ik’, zei mama. ‘Maar ik ben het met zuster Crawford eens. Het is misschien wel moeilijk, maar we moeten proberen aardig te zijn, zelfs al kwetst iemand ons. Jezus heeft ons geleerd om andere mensen te vergeven.’

‘Hoe kan ik dat nou?’ vroeg ik. Ik dacht aan de manier waarop Megan en Caitlin hadden gelachen en ik kreeg dat lege gevoel weer.

Mama wees op mijn nachtkastje naar een beeldje van een meisje dat in gebed geknield was. ‘Als iemand mij kwetst, vraag ik mijn hemelse Vader om me te helpen die persoon te vergeven. Ik vraag Hem dan om mijn hart en het hart van die andere persoon te verzachten.’

‘Hoe werkt dat dan?’ vroeg ik.

Mama glimlachte en kuste mij op mijn hoofd. ‘Ik voel me altijd beter als ik met mijn hemelse Vader gepraat heb’, zei ze.

Toen ik die avond mijn gebed opzei, bedankte ik mijn hemelse Vader voor de vriendschap die ik met Megan had. Toen vroeg ik Hem om mij te helpen haar te vergeven. Ik kneep mijn ogen dicht en dacht heel hard na. ‘Help me alstublieft om weer vriendinnen te zijn’, zei ik.

Dat bad ik een paar dagen lang. Op zaterdag was ik aan het schommelen in de tuin toen Megan ons tuinpad op kwam lopen. Ik stopte met schommelen. We keken elkaar aan maar zeiden niets. Eindelijk stak Megan haar hand uit en gaf mij iets.

‘Dit is voor jou’, zei ze. Ik deed mijn hand open en zag een blauw vriendschapsarmbandje.

‘Wil je spelen?’ vroeg Megan. ‘Caitlin komt bij mij thuis. We gaan prinsesje spelen en Noodle wordt koningin.’

Noodle was Megans grijs gestreepte kat. Ik giechelde toen ik dacht aan Noodle die een kroon droeg. Het lege plekje in mij was al kleiner aan het worden. ‘Ja, ik wil graag komen’, zei ik. ‘Bedankt.’

Ik glimlachte naar haar en dit keer glimlachte Megan terug.

Afbeelding

‘Ieder van jullie kan iemands vriend of vriendin zijn, al is het maar door te glimlachen. (…) Laat de zon in je hart op je gezicht zien.’

President James E. Faust, tweede raadgever in het Eerste Presidium, zie ‘Jouw licht — een standaard voor alle naties’, Liahona, mei 2006, p. 113.