Jaarlijkse uitzendingen
Seminarie, instituut en andere dingen die werken


Seminarie, instituut en andere dingen die werken

Jaarlijkse uitzending S&I 2023

Vrijdag 27 januari 2023

President Steven J. Lund: Wat fijn dat ik mijn getuigenis mag geven. Ik bewonder u. En wat fijn dat ik tussen twee van de allerbeste leerkrachten in de kerk mag spreken.

Ik woonde onlangs een lezing bij van Arthur Brooks, hoogleraar aan de Harvard University. Hij zei: ‘We zetten onze leerkrachten te veel onder druk; we vragen ze om de loop van de geschiedenis te veranderen.’ Hij sloeg de spijker op de kop. Maar in uw geval hebben we het niet over de geschiedenis, maar over de eeuwigheid. Daarom verwachten we veel van u. We waarderen wie u bent en wat u doet, en we verwachten dat u dat doel bereikt.

In mijn recentste conferentietoespraak vertelde ik dat ik mijn handen op de schouders van een teruggekeerde zendeling wilde leggen en hem mijn ingevingen op het hart wilde drukken. Toen men mij vroeg om tot u te spreken, kreeg ik de suggestie om dat hier figuurlijk te doen, namelijk mijn handen op uw schouders leggen, u in de ogen kijken, en mijn gevoelens over uw kansen en moeilijkheden uiten. Zo intiem gaan we het niet maken, maar in dat hypothetische geval zou ik, gezien mijn gevoelens voor u, willen weten wat er in uw hart speelt.

Ik ben een product van het ochtendseminarie, dat voornamelijk in een containerklas naast een hogeschool in Californië plaatsvond. We kregen les van de Zweedse vrouw van een lid van de bisschap – een bekeerlinge – en later van twee 70-jarige omaatjes. Zij waren alle drie geschikte leerkrachten vooral vanwege hun toewijding – ze stonden vóór 5 uur ’s ochtends op – en hun rotsvaste getuigenis van de herstelling. Het merendeel van mijn kennis van het evangelie, en ik overdrijf niet, heb ik in het seminarie opgedaan. En de meeste nieuwe inzichten die ik nu over het evangelie krijg, zijn gewoon herontdekkingen van wat zij me toen probeerden te leren.

Laten we dus beginnen met de belangrijkste woorden die ik kan uiten: dank u voor wat u doet en wie u bent. Dank u voor uw bereidheid om het onschatbare werk te doen dat nodig is om uw leerplan, uw lesvoorbereidingen en uw kalender op Kom dan en volg Mij af te stemmen. Weinig kerkleden begrijpen ten volle wat dat voor u betekende. Bedankt voor al uw inspanningen om deze wijziging door te voeren, in de wetenschap dat u uw leerplan blijft verfijnen. Uw arbeid werpt al vruchten af.

We ontvingen onlangs een briefje met een veelvoorkomend verhaal: ‘Eerlijk gezegd houden we thuis zelden thuisavond. We doen amper Schriftstudie, niet in ons eentje en evenmin als gezin. We bestuderen het evangelie niet echt. We zijn wél actief in de kerk. Sinds ik het seminarie volg, vertel ik hun wat ik in het seminarie leer. Door het seminarie ben ik meer geneigd om in de Schriften te lezen en heb ik meer invloed op de anderen in ons gezin.’

Hadden we daar niet op gehoopt? Dat het onderwijs in de kerk het onderwijs thuis zou sterken? Dat proces maakt deel uit van de voortgaande herstelling. Het is een protocol dat werkt. De kerk doet haar uiterste best om te achterhalen wat wel en niet werkt. U speelt in feite een cruciale rol bij een aantal zaken waarvan we weten dat die blijvende banden met de Heer scheppen.

Dus terwijl ik mijn handen op uw schouders leg – of misschien een arm om uw schouders – wil ik enkele dingen benadrukken waarvan we weten dat ze werken, zodat u er helemaal voor kunt gaan. Het begint allemaal met aanwezig zijn. Jongeren die het seminarie bijwonen, leven het evangelie later over het algemeen beter na. Er is een grotere kans dat ze hun begiftiging ontvangen, op zending gaan en in de tempel trouwen. Wie vier jaar seminarie volgt, krijgt een band met het evangelie die moeilijk te verbreken is. Ten tweede: als jongeren een volledige tiende betalen, smeden ze een blijvende band met onze hemelse Vader. Telkens als ze dat gebod gehoorzamen en tiende betalen, ontstaat er een nieuwe band van opoffering.

Ik hoop dat elke seminarie- en instituutsleerkracht zijn of haar onderwijs over de verbindende kracht van tiende voortdurend verbetert. Toen ik 10 jaar was, vroeg mijn vader me of ik altijd tiende betaalde. Dat deed ik. Mijn tiende stelde weinig voor, want veel viel er niet te verdienen op de zandweg waar we woonden. Maar hij zei: ‘Je kunt je hele leven lang perfect tiende betalen, als je dat wilt. Ik heb er nog steeds spijt van dat ik die gewoonte afleerde toen ik een paar maanden bij de marine was en op zee was, waardoor ik mijn tiende niet kon betalen. Sindsdien heb ik altijd tiende betaald. Maar ik schaam me voor de periode waarin ik het niet deed. Je kunt je tiende perfect betalen als je dat wilt.’ En uw cursisten kunnen dat ook.

Het derde dat echt werkt, zijn FSY-conferenties. FSY-conferenties zijn geweldig. De afgelopen zomer hebben bijna alle 200.000 deelnemers van 14–18 jaar over de hele wereld een rijker, motiverender begrip gekregen van wie ze zijn en wat de Heer van ze verwacht. FSY is zo succesvol dat we ons gingen afvragen wat het geheime ingrediënt is. Wat is het FSY-effect?

Een aspect is dat deelnemers een week lang van hun dagelijkse afleidingen worden losgekoppeld, waardoor ze in een zeer leerzame, doelgerichte denkwereld terechtkomen. En terwijl ze zich daar op hun gemak voelen, krijgen ze met u te maken, met leerkrachten en conferentieleiders, voornamelijk van het seminarie en instituut. U verlicht hun verstand met zuivere, nuttige leerstellingen die ze tot een verandering van hart aanzetten.

U voorziet ze van de hulpmiddelen die ze nodig hebben wanneer ze op zaterdag weer de culturele chaos van hun leven inrijden. Uw lessen, voorbeeld en uitspraken gaan in hun gereedschapskist met levensvaardigheden. Voor sommigen van hen is FSY misschien de laatste kans om vrede met zichzelf en met God te sluiten. Dank u voor uw toewijding om u geestelijk, verstandelijk en pedagogisch ten volle voor hen in te zetten. Uit kerkonderzoek blijkt dat een van de krachtigste drijfveren van levenslang discipelschap een relatie met getrouwe volwassenen zoals u is, mensen die weten hoe ze met moeilijkheden moeten omgaan en vreugde in Christus kunnen vinden.

Ongeveer een maand geleden brachten presidente Bonnie H. Cordon en ik verslag uit aan het Eerste Presidium over het FSY-programma en hoe het de afgelopen zomer in de Verenigde Staten en Canada is verlopen. We beëindigden onze presentatie en beantwoordden enkele diepzinnige vragen over onze plannen voor verbetering, waarna de bijeenkomst afgelopen leek. Maar toen we opstonden, leunde president Nelson voorover en zei: ‘We moeten ze leren bidden.’ We gingen meteen weer zitten. Hij zei: ‘We moeten ze leren bidden, tot wie ze bidden, en we moeten ze de taal van het gebed leren.’ Vervolgens zei hij dat hij bezorgd was dat we te nonchalant worden in de manier waarop we onze hemelse Vader aanspreken. En toen herhaalde hij: ‘We moeten ze leren bidden, tot wie ze bidden, en we moeten ze de taal van het gebed leren.’ Laten we ze dus leren bidden. Telkens als we een gebed uitspreken, nodigen we onze hemelse Vader uit om in ons leven in te grijpen. Elk gebed is een gebed om een wonder. Zelfs dankgebeden behoren onze relatie met God te verdiepen.

Een ander getuigenisversterkend hulpmiddel is het nieuwe boekje Voor de kracht van de jeugd. Of beter: Voor de kracht van de jeugd: een leidraad voor het maken van keuzes. Daarin staat dat we ons niet op regeltjes moeten concentreren, maar op onze relatie met de Heiland en op zoals Hij worden. Het oude gezegde ‘Wat zou Jezus doen?’ is nog steeds een fantastische lijfspreuk. We laten ons bij onze beslissingen niet meer leiden door een boekje, maar door de opdracht die God ons heeft gegeven.

President Nelson zegt keer op keer dat de vergadering van Israël het belangrijkste is wat er op aarde plaatsvindt, en dat het de reden is waarom wij voor deze tijd zijn bewaard. Als we dus een beslissing over onze levenswijze nemen, moeten we bij deze vraag stilstaan: ‘Zal deze beslissing mijn vermogen om mijn levensdoel te bereiken bevorderen of belemmeren?’ Als we ernaar streven om het bataljon van de Heer waardig te zijn, proberen we onze keuzes op ons levensdoel af te stemmen.

We moeten ons afvragen: geloof ik Christus als Hij mijn goddelijk doel door zijn profeten openbaart? Want als we Hem geloven, willen we goede beslissingen nemen. U, leden van de S&I-familie, bent uitermate geschikt om ze die vraag te helpen beantwoorden. In deze veranderende wereld zal een lijst met beperkingen ons niet beschermen, maar evangeliebeginselen kunnen dat wel.

In het nieuwe Voor de kracht van de jeugd: een leidraad voor het maken van keuzes worden onze jonge mensen aangemoedigd om hun leven vanuit een geestelijk perspectief te benaderen, en niet vanuit onbetrouwbare cultuurgevoeligheden. Deze nieuwe leidraad is niet de zoveelste preek van volwassenen die jongeren bepaalde normen en waarden opleggen. Nee, het is een nieuwe levenswijze die ze zich eigen maken door hun ware identiteit als zoon of dochter van God te ontdekken. Hij is een God die iets van hen verwacht, die hen naar de aarde heeft gestuurd met specifieke doeleinden om hun leven betekenis te geven. Dan zullen ze stevig met beide voeten op evangeliegrond staan.

Deze nieuwe leidraad voor het maken van keuzes maakt deel uit van een geopenbaard patroon voor diepere spiritualiteit. Het is de nieuwste stap in de voortgaande herstelling, waarbij wijkonderwijs door huisonderwijs en daarna door bediening is vervangen, en gezinsavond door thuisavond. Ieder lid is een zendeling; de lat is hoger gelegd; zendelingen hoeven hun lessen niet meer uit het hoofd te leren, maar gebruiken Predik mijn evangelie; en scouting en Persoonlijke vooruitgang zijn door het programma Kinderen en jongeren vervangen, waarbij van jongeren wordt verwacht dat ze hun geestelijk leven in eigen hand nemen.

De nieuwe leesvereisten voor het seminarie komen overeen met deze aanpak die op beginselen is gebaseerd en door de Geest wordt geleid. We gaan steeds meer naar een hogere, heiligere manier om geestelijk gemotiveerde beslissingen te nemen. Het wordt steeds belangrijker dat onze jongeren, en wijzelf, leren hoe we moeten handelen naar heilige beginselen in plaats van naar specifieke verboden. Onze jongeren worden geconfronteerd met morele kwesties die dertig jaar geleden niet eens aan de orde waren. Als ze nu al door beslissingen over tatoeages van hun stuk worden gebracht, wacht dan maar af wat de wereld nog meer voor ze in petto heeft.

President Russell M. Nelson heeft uitgelegd hoe we die beslissingen moeten nemen. Je kunt niet gewoon een lijstje afvinken. Hij heeft gezegd: ‘Ik beloof jou dat als je oprecht en onophoudelijk het geestelijke werk doet dat nodig is om die essentiële, geestelijke vaardigheid te ontwikkelen om de influisteringen van de Heilige Geest te gaan herkennen, je alle leiding zult krijgen die je ooit nodig zult hebben.’1

Er doet een verhaal de ronde over een 14-jarige die de dag na de algemene conferentie tegen haar moeder zei dat er in de nieuwe leidraad niets over meerdere piercings staat. Ze wilde op donderdag graag wat accessoires aan haar oren toevoegen. De moeder haalde diep adem en zei naar verluidt tegen haar: ‘Je weet hoe wij erover denken, maar dit gaat niet om wat wij willen; jij hebt de kans om je hemelse Vader te vragen wat Hij wil. Jij moet je inzetten, het uitzoeken, erover bidden en op antwoord wachten.’ De 14-jarige kreeg haar antwoord en met de hulp van haar moeder veranderde ze haar leven.

Na mijn zending ging ik bij het Amerikaanse leger. Ik meldde me aan bij het inlijvingscentrum in Oakland, waar ik in mijn nieuwe militaire familie werd opgenomen. Mijn nieuwe vrienden hadden niets met mij of met elkaar gemeen. Maar een dag later hadden we allemaal hetzelfde kapsel en hetzelfde uniform. En toen we die avond onze kazerne binnenliepen, leken we wel een rij afgeborstelde klonen. In de daaropvolgende maanden van onze opleiding kon ik de mannen die ik in het inlijvingscentrum had gezien niet meer uit elkaar houden. We trainden samen, klaagden samen en vertrouwden elkaar, en er waren geen -ieten onder ons. Ik leerde een levensles over het belang van uniformen: wat we dragen, kan ons verdelen of verenigen. Uit onze kleding blijkt aan welke kant we staan, en wat er van ons kan worden verwacht.

Laatst las ik iets over een hospik in de marine die na een vuurgevecht in het Midden-Oosten enkele gewonde mariniers naar een helikopter had gebracht. Daarna ging hij weer naar het slagveld en keerde met nog een gewonde soldaat terug. Enkele plaatselijke soldaten bespotten hem: ‘Hé, marinier’ – en dat bedoelden ze als een belediging – ‘Hé marinier, zie je niet dat hij een vijand is?’ Hij zei eenvoudigweg: ‘Hé, ik ben marinier; zie je niet dat hij gewond is?’ Zijn uniform oversteeg de vijandelijkheden.

De profeet heeft onze jongeren voor het bataljon van de Heer uitgenodigd. Als je je bij een leger aansluit, trek je een uniform aan. Bij gevaar of een ramp kan de bevolking aan het uniform van een bataljon zien dat er hulp is gearriveerd. Rechtschapen legers bevrijden de onderdrukten, er worden bloemen op hun pad geworpen, er vloeien tranen, er is hulp gearriveerd. Zendelingen dragen een uniform. Gods leger kan zijn opdracht het best vervullen als het zich een beetje onderscheidt van de mensen die het wil verheffen en bevrijden.

In de leidraad staat: ‘[Onze hemelse Vader] weet dat je iets in de wereld kunt betekenen en dat houdt vaak in dat je anders bent dan de wereld.’2

Toen we nog bij het leger waren, gingen mijn vriend Rich en ik met verlof en kwamen we in Jeruzalem terecht. We liepen in onze jeans en polo door de straten van Jeruzalem, waarop een winkelier opmerkte dat we vast bij het BYU Jerusalem Center hoorden. We zeiden van niet; dat we gewoon Amerikaanse soldaten waren.

‘Ja, maar jullie horen ook bij het Jerusalem Center.’

‘Waarom denkt u dat?’

‘Dat kunnen we van verre aan jullie zien.’

We keken elkaar aan. We zagen er net zo uit als de Israëlische soldaten die langs ons liepen. Zij droegen dezelfde kleren en hadden hetzelfde kapsel. Alles was hetzelfde. Toch was er kennelijk iets.

Door de eeuwen heen hebben de volgelingen van de Heer meestal onder andere volken met andere culturen, waarden en prioriteiten geleefd. Hoe respecteren we dan onze naasten en leven we tegelijk doelbewust de unieke cultuur van het evangelie na? Ons is gevraagd een licht voor de wereld te zijn terwijl de Heer Israël voor de laatste keer ter voorbereiding op zijn wederkomst vergadert. Kerkleden stralen vaak een licht uit dat wij zelf niet zien, maar anderen wel. Ik veronderstel dat dit het licht van Christus is. Soms schijnt het zwakjes, maar het schijnt, ondanks onze gevallen staat. Christus is immers de kracht van de jeugd. Alles wat we doen om dat licht te verminderen, camoufleren of verbergen, werkt het doel van ons leven in deze tijd tegen.

De leidraad Voor kracht van de jeugd kan ons helpen om dat licht uit te stralen. We vinden er inspiratie in om onze unieke door God aangewezen doelen te bereiken door onze keuzes en onze levensstijl. Het is een compliment dat God ons tot zijn eigendom heeft gemaakt. Het kan inhouden dat we ons van de menigte onderscheiden omdat we door onze keuzes laten zien wie we volgen. Onze taak in het kerkelijk onderwijs, in het programma Kinderen en jongeren en in het koninkrijk van God op aarde is niet alleen deze generatie ervan te weerhouden haar geloof te verliezen en in een slechte levenswijze te vervallen; de profeet roept jongemannen en jongevrouwen op om de wereld te hernieuwen.

De profeet van de Heer roept vrouwen die kunnen standhouden en leiding geven in een wereld waarin veel vrouwen erop aandringen om hun rechtmatige plaats in de wereld in te nemen, met de bedoeling om relevant en bepalend te zijn. Maar voor velen lijkt godsdienst haaks te staan op hun ambities. En toch zullen de vrouwen van Zion zich met de macht der goddelijkheid kleden en verandering teweegbrengen.

Hij wil ook dat wij krachtige mannen voortbrengen die alle eigenschappen van Gods zoons ontwikkelen die in de Schriften worden beschreven. Is er op aarde slechts plaats voor één opperbevelhebber Moroni? Dat hoor ik president Russell M. Nelson niet zeggen als hij over deze koninklijke generatie spreekt. Hij heeft tot hen gezegd: ‘Onze hemelse Vader heeft veel van zijn edelste geesten – of zal ik zeggen: zijn sterkste team – voor deze slotfase bewaard. Die edele geesten – die beste spelers, die helden – zijn jullie!’3

Ik dank u nogmaals voor de onmisbare kracht tot blijvende bekering die u voor de jongeren van de kerk en het koninkrijk van de Heer bent. In de naam van Jezus Christus. Amen.