Jaarlijkse uitzendingen
De bekering van Gods kinderen


De bekering van Gods kinderen

Jaarlijkse instructie-uitzending seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs • 13 juni 2017

Ik ben blij dat ik aan deze instructiebijeenkomst kan deelnemen met u die in onze seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs leiding en les geeft, en uw dierbare huwelijkspartner. We zijn velen van u in de wereld tegengekomen, en u bent bijzonder. Daar zijn volgens mij verschillende redenen voor. Allereerst neemt de kerk alleen gekwalificeerd personeel aan dat een tempelaanbeveling waardig is. U hebt bewezen dat u les kunt geven en u bent op verschillende niveaus aanbevolen en goedgekeurd, onder andere door de onderwijsraad. De geroepen leerkrachten zijn wellicht niet zo grondig doorgelicht als de beroepsleerkrachten, maar ik heb gemerkt dat de plaatselijke leiders alleen de allerbeste mensen voor het seminarie en instituut roepen. Ten tweede verdiept u zich in de leer van Christus, die volgens Nephi ‘de enige en ware leer van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest’ is.1 Als u in deze leer les geeft, vormt dat een constante aanmoediging om die leer ook na te leven. Daarom bent u zo goed. Blijf dat doen!

Wij zijn een seminariefamilie! 32 jaar geleden werd ik als president van de ring Honolulu (Hawaï) geroepen. Ons jongste kind was toen 18 maanden oud en de oudste van onze vier kinderen was 11. Ik had een veeleisende baan en we konden alles nauwelijks aan. Toen werd ik benaderd door iemand in onze ring die verantwoordelijk voor het seminarie was. Omdat hij de omstandigheden van ons jonge gezin kende, vroeg hij aarzelend: ‘Denkt u dat, uh, het mogelijk is dat, uh, zuster Hallstrom, uh, seminarieles geeft?’ Nou, wij waren het niet gewend om een roeping te weigeren, dus we haalden diep adem en zeiden: ‘Natuurlijk.’

De periode die toen aanbrak eiste veel van ons gezin, maar bracht ons ook veel. Mijn vrouw, Diane, stond elke weekdag om half vijf op, zodat ze om zes uur op het seminarie kon zijn. Ik moest de kinderen wakker maken, wassen en aankleden, ontbijt klaarmaken en alles in orde maken zodat ik, wanneer Diane om zeven uur voor de deur stond, naar mijn werk kon gaan en zij de oudere kinderen naar school kon brengen.

Dat hebben we acht jaar volgehouden en toen werd Diane als jongevrouwenpresidente geroepen. Na vijf jaar kwam de seminariecoördinator weer bij ons met het verzoek: ‘We hebben een hele moeilijke klas met oudere tieners. Zou zuster Hallstrom weer seminarieles kunnen geven?’ Dus werd er drie jaar aan de acht toegevoegd. Er was een roeping door president Hinckley nodig om haar te ontheffen. Ik werd als algemeen autoriteit geroepen en we werden naar Japan gestuurd. Dus pas op als u hoopt dat u ontheven wordt. Je weet maar nooit waar je terechtkomt!

Nu kijken we met genoegen en dankbaarheid op die moeilijke, hectische tijd terug. Diane hield heel veel van haar seminariecursisten (en zij van haar). Ze heeft onze kinderen ook seminarieles gegeven, en onze neven en nichten. Een van hen is nu instituutsdirecteur en ik hoop dat hij naar deze uitzending kijkt. Daarnaast heeft dat intense lesgeven Diane’s evangeliekennis en getuigenis versterkt. Dat is mij en ons gezin enorm tot zegen geweest. En ik kon tijd met onze kinderen doorbrengen op de momenten van de dag dat ik altijd beschikbaar was — in die vroege ochtenduren. Dat was een grote zegen voor mij en ik denk ook voor hen. U ziet dat onze grootste lasten soms onze grootste zegeningen kunnen worden.

Ik ben dankbaar dat ik me vandaag onder collega’s bevind waar ik veel bewondering voor heb. Als lid van de onderwijsraad en het bestuurscomité van de raad, heb ik twee keer per maand een vergadering met ouderling Kim B. Clark, onze geweldige commissaris, en Chad H. Webb, de uitstekende bestuurder van de seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs. U, werknemers of vrijwilligers in de seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs, wordt goed geleid. Zoals de meesten van u weten, wordt de onderwijsraad van de kerk geleid door president Thomas S. Monson. En president Henry B. Eyring en president Dieter F. Uchtdorf maken ook deel uit van die raad. Ouderling Dallin H. Oaks is ook lid van de raad en hij is de voorzitter van het bestuurscomité. Verder zijn ouderling Jeffrey R. Holland, zuster Jean B. Bingham en zuster Bonnie L. Oscarson lid van de raad en het bestuurscomité. Ik ben altijd onder de indruk van het belang dat aan onderwijs in de kerk gehecht wordt en van de hulpbronnen die we krijgen.

Nu wil ik graag iets zeggen tegen u die zo’n grote rol speelt in het geestelijke onderwijs aan de jongeren in de kerk. Ik heb de diepzinnige leer van Christus al genoemd. Hoe helpt de kerk haar leden om deze leer beter te begrijpen en na te leven? Een andere manier om deze vraag te stellen is: wat zijn de apostolische prioriteiten van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen?

Een van de manieren waarop we deze prioriteiten kunnen ontdekken, is ‘het heilswerk’ begrijpen. De beknoptste definitie van het heilswerk is in Handboek 2 te vinden. Bedenk dat het handboek door het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen is goedgekeurd. Er staat: ‘De leden van de Kerk van Jezus Christus zijn uitgezonden “om in zijn wijngaard te werken voor het heil van de zielen der mensen” (LV 138:56). Dit heilswerk bestaat uit zendingswerk, behoud van bekeerlingen, heractivering, tempelwerk en familiegeschiedenis, en evangelieonderwijs.’2

Een ander inzicht in deze prioriteiten biedt de uitspraak in het handboek van de kerk onder de titel ‘Het doel van de kerk.’ Daar staat: ‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is door God ingesteld om Hem te helpen de verlossing en verhoging van zijn kinderen tot stand te brengen. De kerk nodigt allen uit om tot Christus te komen en in Hem vervolmaakt te worden (zie Moroni 10:32; zie ook LV 20:59). De uitnodiging om tot Christus te komen is gericht tot iedereen die op aarde leeft, heeft geleefd of nog zal leven.’3

In het handboek staat ook: ‘Bij de vervulling van het doel om personen en gezinnen op de verhoging voor te bereiden, richt de kerk zich op door God voorgeschreven taken. Die taken bestaan uit hulp aan de leden om het evangelie van Jezus Christus na te leven, de vergadering van Israël door middel van zendingswerk, de zorg voor de armen en behoeftigen, en de verlossing van de doden door de bouw van tempels en het verrichten van plaatsvervangende verordeningen.’4

Aldus zijn ‘het heilswerk’ en deze ‘door God voorgeschreven taken’ eigenlijk hetzelfde. Alles wat we in de kerk doen, waaronder (en wellicht vooral) het onderwijs van onze jongeren, moet daardoor aangestuurd worden.

Alles wat we doen — voor onszelf, ons gezin en in onze roeping — is uiteindelijk om in ‘het heilswerk’ en de ‘door God voorgeschreven taken’ te onderwijzen zodat we aan de bekering van de zoons en dochters van God kunnen bijdragen. We moeten net als Aäron en zijn broers Ammon, Omner en Himni lesgeven: ‘volgens de geest van openbaring en van profetie, en de macht Gods’, zodat zovelen als er geloven ‘in [onze] prediking en zich tot de Heer beke[ren], […] nooit afvallig [worden].’5

Het Eerste Presidium heeft tegen de ouders en de jeugdleiders gezegd: ‘U bent door de Heer geroepen om jongeren bij hun bekering tot het evangelie te helpen.’6 Als we het onderwijs van de Heiland volgen, weten we dat onze jongeren met veel meer diepgang zullen leren. En dat zal tot hun bekering leiden.

Het onderwijzen van onze jongeren is ze niet eenvoudigweg de geschiedenis bijbrengen, maar ze in de leer onderwijzen waardoor ze tot handelen worden aangezet. Wij moeten ‘een werktuig in de handen Gods’7 zijn, zodat ze niet alleen horen, maar dat ze zullen voelen en vervolgens zullen handelen. Wij moeten elkaar ‘onderrichten en opbouwen’8 zodat we onszelf ‘ertoe verbinden om in alle heiligheid […] te handelen.’9 Wij moeten ‘geloof tot bekering’10 verkondigen.

Hoe gaat het ons lukken om zo te onderwijzen? Het patroon dat in de kerk van de Heer is vastgesteld, is dat we volledig deelnemen aan gemeenschappelijke aanbidding, aanbidding in het gezin en persoonlijke aanbidding. Daar wil ik graag wat dieper op ingaan.

Gemeenschappelijke aanbidding

Gemeenschappelijke aanbidding vindt plaats als we als kinderen van God, als broeders en zusters, als gemeenschap van heiligen bij elkaar komen. Dat zijn soms grote bijeenkomsten, zoals een ring- of algemene conferentie, en soms kleine bijeenkomsten, zoals een quorum-, jongevrouwen- of ZHV-bijeenkomst, of een seminarie of instituutsklas. Ook deze bijeenkomst is een vorm van gemeenschappelijke aanbidding. In al die bijeenkomsten bidden we, geven we les, getuigen we en bouwen we elkaar op. En dat doen we om ons begrip van onze Vader in de hemel, Jezus de Christus en de Heilige Geest te vergroten. Vervolgens hebben we de taak om die toenemende kennis in wijsheid om te zetten; om voortdurend de kloof te verkleinen tussen wat we weten en hoe we leven.

Aanbidding in de tempel is een heilige vorm van gemeenschappelijke aanbidding vanwege de verordeningen en verbonden die ons met de Godheid verbinden. Wat voor binding hebt u met de tempel en uw verbonden? Maakt u geregeld gebruik van deze heilige vorm van gemeenschappelijke aanbidding om uw kennis en wijsheid te versterken? Draagt u ertoe bij dat uw cursisten een binding met de tempel hebben? Moedigt u de jongeren aan om een tempelaanbeveling voor beperkt gebruik waardig te zijn en te hebben, en die te gebruiken als dat geografisch mogelijk is? Als ze aan het heilswerk deelnemen door familienamen op te zoeken en naar de tempel te gaan om zich voor hun voorouders te laten dopen en bevestigen, kunnen ze geestelijke leiding ontvangen.

De belangrijkste gemeenschappelijke aanbidding, buiten de tempel, is de avondmaalsdienst. Naast de activiteiten die deel uitmaken van de meeste kerkbijeenkomsten, is deze dienst op de verordening van het avondmaal gericht. Als we de dienst beginnen en eindigen, en als we ons op het avondmaal voorbereiden, zingen en bidden we. Nemen we volledig deel? Zijn we met ons verstand en hart aanwezig? Of dwalen we soms af? Is onze telefoon uitgeschakeld, sturen we sms- of Twitterberichten (of, voor de oudere mensen onder ons, e-mailen we) tijdens de verordening of tijdens de dienst? Als iemand een toespraak houdt, vooral als hij of zij geen getalenteerd spreker is, luisteren we dan aandachtig? Of denken we: ‘Dat weet ik allemaal wel’?

Als we ons aan dergelijke zaken schuldig maken, beperken we — en weerhouden we wellicht — de Geest om met ons te communiceren. En dan vragen we ons af waarom we tijdens de avondmaalsdienst en andere bijeenkomsten van de kerk niet opgebouwd worden?

Gemeenschappelijke aanbidding is een geweldige mogelijkheid om ons, en de jongeren, op het pad van bekering te leiden.

Aanbidding in het gezin

Gemeenschappelijke aanbidding moet aanbidding in het gezin bevorderen. In 1999 heeft het Eerste Presidium ouders en kinderen dit advies gegeven: ‘Wij raden ouders en kinderen aan de hoogste prioriteit te geven aan gezinsgebed, gezinsavond, evangeliestudie en -onderwijs, en opbouwende gezinsactiviteiten. Zelfs als andere werkzaamheden en bezigheden waardevol en nuttig zijn, moet men niet toestaan dat die de plaats gaan innemen van de taken die God aan ouders en gezin heeft toegewezen.’11 Uiteraard zijn deze beginselen in de loop der jaren door veel kerkleiders op verschillende manieren herhaald.

We leven in een drukke wereld. Tijdens mijn reizen voor de kerk vraag ik weleens aan plaatselijke leiders — en dat zijn goede leden van de kerk — of ze gezinsgebed en gezinsavond houden. Bestudeert u als gezin het evangelie? Vaak krijg ik een beschaamde blik met de uitleg: ‘We hebben het zo druk. De school en buitenschoolse activiteiten, muziek- en andere lessen, het sociale leven en de kerkactiviteiten van de kinderen houden ze volop bezig. Mijn vrouw en ik hebben het druk met ons werk, de kerk en andere verplichtingen. Wij zijn maar heel weinig als gezin bij elkaar.’ De intentie van de raad van het Eerste Presidium is dat we, als we het zo druk hebben met goede dingen dat de belangrijkste dingen erbij inschieten, op zoek naar een oplossing moeten gaan.

Als kinderen worden opgevoed door bekeerde ouders die een patroon van aanbidding in het gezin hebben gevestigd, zijn ze beter in staat om op jonge leeftijd de invloed van de Heilige Geest te voelen en dat rechtschapen voorbeeld voor eeuwig te volgen. Dan wordt het onderwijs in de kerk op de juiste manier gebruikt, als ondersteuning van het onderwijs dat thuis plaatsvindt.

Naast de consequente en effectieve aanbidding in ons eigen gezin, behoren leerkrachten van jongeren hun cursisten op gepaste en gevoelige wijze aan te moedigen tot aanbidding in het gezin waar zij toe behoren. Sommige jongeren komen uit een gezin waar dat al gebeurt. Dan kunt u rustig langs de kantlijn staan en ze aanmoedigen. Anderen komen uit een gezin waar dat om wat voor reden dan ook niet gebeurt. De cursist is misschien het enige lid van de kerk thuis (of het enige actieve lid), of de enige in een gezin dat wel naar de kerk gaat, maar dat toch nog niet goed begrijpt hoe belangrijk aanbidding in het gezin is. Zonder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van kerkleiders en ouders over te nemen, kunnen we een voorbeeld van rechtschapen patronen zijn en daarin onderwijzen. Dan kunnen onze jongeren ontdekken hoe ze thuis een bron van inspiratie kunnen zijn op het gebied van consequente aanbidding in het gezin.

Persoonlijke aanbidding

Bekering is uiteindelijk heel persoonlijk. Gemeenschappelijke aanbidding leidt tot aanbidding in het gezin en die leidt weer tot persoonlijke aanbidding. Daaronder vallen persoonlijk gebed, persoonlijke evangeliestudie en persoonlijk overpeinzen wat voor relatie we met de Godheid hebben. ‘Want hoe kent iemand de meester (…) die een vreemde voor hem is, en ver is van de gedachten en overleggingen van zijn hart?’12

Ouderling D. Todd Christofferson heeft gezegd: ‘De reden waarom het belangrijk is om waardering voor heilige zaken te hebben, is eenvoudig: wie geen waardering heeft voor heilige zaken, raakt ze kwijt. Zonder eerbied voor die zaken, zal zijn houding steeds nonchalanter en zijn gedrag steeds lakser worden. Hij zal afdrijven van de ankerplaats die zijn verbonden met God zouden kunnen bieden. Zijn gevoel dat hij rekenschap moet afleggen tegenover God zal afnemen en vervolgens vergeten worden. Daarna geeft hij alleen nog maar om zijn eigen gemak en het bevredigen van zijn ongebreidelde verlangens. Uiteindelijk gaat hij heilige zaken verachten, en zelfs God, en daarna zal hij zichzelf verachten.’13

We zijn gaan begrijpen dat de grootste voorspellende factor voor geestelijk succes (gemeten door verlening van het Melchizedeks priesterschap, ontvangst van de begiftiging, vervulling van een zending, het sluiten van een tempelhuwelijk en het vestigen van een rechtschapen gezin) voor een jonge man of vrouw persoonlijke geestelijke ervaringen in hun jeugd zijn —wanneer zij de invloed van de Heilige Geest voelen. Dat is meer dan actief in de kerk zijn; dat is actief in het evangelie zijn!

Het doel van elke les die u geeft, elke bespreking die u leidt, elk persoonlijke gesprek dat u hebt, is dat de Heilige Geest de daadwerkelijke leraar is. De Heiland heeft gezegd: ‘De Trooster, de heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.’14 De Heilige Geest is in staat om de boodschap voor iedereen zo persoonlijk te maken dat hij of zij ‘door de Geest der waarheid’ wordt verlicht.15 Dus als we in het heilswerk en de door God voorgeschreven taken onderwijzen, doen we dat op een manier die opbouwend en inspirerend is, waardoor onze cursisten een sterker geloof in onze hemelse Vader, Jezus Christus en zijn verzoening krijgen.

Tegen u, geweldige godsdienstleerkrachten, zeggen we: dank u! Dank u! Dank u! Namens de leiders van de kerk zeggen we: dank u! Leef waardig, zorg voor uw gezin en dien de Heer. Zorg vooral voor de waardevolle opkomende generatie. Als we ons onder apostolische leiding en sleutels met het heilswerk en de door God voorgeschreven taken bezighouden, worden we opgebouwd en gemotiveerd.

Ik getuig van de heerlijkheid van ons hemelse erfgoed en dat we ‘het eeuwige leven [kunnen] hebben, welke gave de grootste van alle gaven Gods is.’16 Ik getuig van de grote Jehova, die als Jezus is geboren, en Jezus de Christus wordt genoemd, de ‘Gezalfde’.17 Ik getuig van zijn onvergelijkbare verzoening, waardoor wij en onze cursisten de wereld kunnen overwinnen. We kunnen de moeilijkste aardse omstandigheden het hoofd bieden, met ‘volmaakt stralende hoop’.18 Met de zegeningen van het herstelde evangelie en de herstelde kerk hebben we alles wat nodig is om te horen, te voelen en te doen. In de naam van Jezus Christus. Amen.