2. Israëls uittocht uit Egypte en intocht in Kanaän
-
Rameses Israël wordt uit Egypte gedreven (Ex. 12; Num. 33:5).
-
Sukkoth Als de Hebreeën deze eerste legerplaats hebben verlaten, vergezelt de Heer hen overdag in een wolkkolom en ’s nachts in een vuurkolom (Ex. 13:20–22).
-
Pi-Hachiroth Israël trekt midden door de Rode Zee (Ex. 14; Num. 33:8).
-
Mara De Heer geneest de wateren van Mara (Ex. 15:23–26).
-
Elim Israël legert zich bij twaalf waterbronnen (Ex. 15:27).
-
Woestijn Sin De Heer stuurt manna en kwakkels om Israël te voeden (Ex. 16).
-
Rafidim Israël strijdt tegen Amalek (Ex. 17:8–16).
-
Berg Sinaï (berg Horeb of Jebel Musa) De Heer openbaart de tien geboden (Ex. 19–20).
-
Woestijn Sinaï Israël vervaardigt de tabernakel (Ex. 25–30).
-
Kampen in de woestijn Zeventig oudsten worden geroepen om Mozes bij te staan in het regeren van het volk (Num. 11:16–17).
-
Ezeon-Geber Israël trekt in vrede door het land van Ezau en van Ammon (Deut. 2).
-
Kades-Barnea Mozes stuurt verspieders naar het beloofde land; Israël verzet zich en trekt het land niet binnen; Kades heeft vele jaren gediend als Israëls voornaamste legerplaats (Num. 13:1–3, 17–33; 14; 32:8; Deut. 2:14).
-
Oostelijke woestijn Israël vermijdt een conflict met Edom en Moab (Num. 20:14–21; 22–24).
-
De Arnon Israël vernietigt de Amorieten die hen bestrijden (Deut. 2:24–37).
-
Berg Nebo Mozes neemt het beloofde land in ogenschouw (Deut. 34:1–4). Mozes houdt zijn laatste drie redevoeringen (Deut. 1–32).
-
Vlakten van Moab De Heer draagt Israël op om het land te verdelen en de bewoners te verdrijven (Num. 33:50–56).
-
De Jordaan Israël steekt de Jordaan over op het droge. Bij Gilgal worden stenen van de bodem van de Jordaan geplaatst als gedenkteken van het scheiden van de wateren van de Jordaan (Joz. 3:1–5:1).
-
Jericho De kinderen van Israël veroveren en vernietigen de stad (Joz. 6).