EnglishConnect voor zendelingen
Les 7: Verzoeken


‘Les 7: Verzoeken’, EnglishConnect 2 voor beginners (2022)

‘Les 7’, EnglishConnect 2 voor beginners

oudere mensen glimlachen

Lesson 7

Needs

Doel: Ik leer hulpvragen stellen en beantwoorden.

Personal Study

Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.

pictogram a
Study the Principle of Learning: Exercise Faith in Jesus Christ

Geloof in Jezus Christus oefenen

Jesus Christ can help me do all things when I exercise faith in Him.

Door Jezus Christus kan ik alles doen, als ik geloof in Hem oefen.

Jezus Christus is de Zoon van God. Hij heeft alle macht. In de Schriften lezen we over een man die zijn geloof in Jezus Christus oefende. Het kind van de man was erg ziek en niemand kon hem helpen. De vader vroeg aan Jezus om zijn kind te genezen. Jezus zei tegen hem:

‘Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. En meteen riep de vader van het kind onder tranen: Ik geloof, Heere! Kom mijn ongeloof te hulp. […] En Jezus pakte [het kind] bij de hand en richtte hem op; en hij stond op’ (Markus 9:23–24, 27).

Net als deze man kun je met de hoop en het geloof beginnen die je al hebt. Dan kun je je geloof door gebed en Schriftstudie ontwikkelen. Je kunt ook je geloof ontwikkelen als je Engels probeert te leren. Je kunt beginnen met wat je al weet. Concentreer je op wat je in het Engels kunt doen, en gebruik dat zoveel mogelijk. Probeer elke dag in het Engels te luisteren, lezen, spreken en schrijven. Als je in geloof handelt en je best doet, kan Hij je geloof helpen groeien.

portret van Jezus Christus

Ponder

  • Hoe kun je geloof in Jezus Christus oefenen?

  • Hoe kun je je geloof ontwikkelen als je Engels leert?

pictogram b
Memorize Vocabulary

Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer tijdens je dagelijkse oefenen woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ te gebruiken.

Can you … ?

Kun je … ?

Could you … ?

Zou je … ?

Will you … ?

Wil je … ?

Would you … ?

Zou je misschien … ?

I need you to …

Ik wil dat je nu …

I want you to …

Ik wil dat je …

I have to …

Ik moet …

I need to …

Ik moet nu …

I want to …

Ik wil …

please

alsjeblieft

Verbs

carry the groceries

de boodschappen dragen

clean this room

deze kamer schoonmaken

cook dinner

eten koken

do the dishes

de afwas doen

do the laundry

de was doen

drop off food

eten brengen

fix the computer

de computer repareren

go to the store

naar de winkel gaan

help me

mij helpen

make an appointment

een afspraak maken

send an email

een e-mail versturen

take Lisa to school

Lisa naar school brengen

pictogram c
Practice Pattern 1

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.

Q: Will you please (verb)?A: No, I can’t (verb) because I need to (verb).

Beleefd verzoek

patroon 1 vraag wil je alsjeblieft werkwoord

Noot: als je iemand vraagt iets te doen, is het beleefd om please te zeggen.

Answers

patroon 1 antwoord nee ik kan niet werkwoord, want ik moet nu werkwoord

Examples

rommelige slaapkamer

Q: Will you please clean this room?A: No, I can’t clean this room because I need to do the laundry.

Q: Would you please do the dishes?A: Yes, I will do the dishes.

Q: Could you please fix the computer?A: Sorry, I can’t fix the computer because I have to go to the store.

Q: Can you please cook dinner?A: Yes, I can.

pictogram d
Practice Pattern 2

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer meer over de patronen in deze les te weten te komen. Je kunt een boek of website over grammatica raadplegen.

A: I need you to (verb).B: No, I can’t (verb) because I have to (verb).

Dringend verzoek

patroon 2 vraag ik wil dat je nu werkwoord

Answers

patroon 2 antwoord nee, ik kan niet werkwoord, want ik moet werkwoord

Examples

twee vrouwen op een scooter

A: I need you to take Lisa to school.B: OK, I can take Lisa to school.

A: I want you to cook dinner.B: Sorry, I can’t cook dinner because I have to help Lisa.

A: I need you to make an appointment.B: OK, I will make an appointment.

pictogram e
Use the Patterns

Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.

Additional Activities

Doe de lesactiviteiten en toetsen online op englishconnect.org/learner/resources of in het EnglishConnect 2 Werkboek.

Act in Faith to Practice English Daily

Blijf dagelijks Engels oefenen. Gebruik je ‘Persoonlijke studietracker’. Bekijk je studiedoel en evalueer je leerinspanningen.

Conversation Group

Discuss the Principle of Learning: Exercise Faith in Jesus Christ

(20–30 minutes)

portret van Jezus Christus

pictogram 1
Activity 1: Practice the Patterns

(10–15 minutes)

Neem met een partner de woordenlijst door.

Oefen patroon 1 met een partner:

  • Oefen het stellen van vragen.

  • Oefen het beantwoorden van vragen.

  • Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.

Herhaal dit voor patroon 2.

pictogram 2
Activity 2: Create Your Own Sentences

(10–15 minutes)

Kijk naar de afbeeldingen. Stel en beantwoord vragen over elke afbeelding. Wissel elkaar af.

Example

vrouw wast kleren
  • A: Can you do the laundry?

  • B: No, I can’t do the laundry because I have to go to work.

Image 1

melk uit het schap pakken

Image 2

vrouw doet de afwas

Image 3

de vloer dweilen

Image 4

stel haalt de boodschappen uit de auto

Image 5

moeder en dochter koken

pictogram 3
Activity 3: Create Your Own Conversations

(15–20 minutes)

Speel elke situatie na. Partner A vraagt iets. Partner B antwoordt. Zeg zoveel mogelijk. Wees creatief! Wissel elkaar af.

Example

gezinsleden praten

Partner A is een ouder. Partner B is een kind. De ouder vraagt het kind om zijn of haar kamer op te ruimen.

  • A: I need you to clean your room, please.

  • B: OK, I will.

  • A: Thank you.

Situations

  • Partner A is een student. Partner B is een docent. De student heeft hulp nodig bij zijn of haar huiswerk.

  • Partner A is een secretaris. Partner A is de baas. De secretaris moet een afspraak maken met de baas.

  • Partner A is de baas. Partner B is een kantoormedewerk(st)er. De baas wil dat de kantoormedewerk(st)er een belangrijke e-mail verstuurt.

  • Partner A en partner B zijn vriend(inn)en. De ene vriend(in) wil dat de andere vriend(in) helpt om zijn of haar auto te repareren.

  • Partner A en partner B zijn getrouwd. De ene partner wil dat de andere partner helpt met koken.

  • Partner A heeft een huis. Partner B is een elektricien. De huiseigenaar wil dat de elektricien een paar kapotte lampen repareert.

Evaluate

(5–10 minutes)

Evalueer je vooruitgang aan de hand van de doelen en je inspanningen om dagelijks Engels te oefenen.

Evaluate Your Progress

I can:

  • Ask for help.

    Om hulp vragen.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht
  • Make requests.

    Iemand vragen iets te doen.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht
  • Understand and respond to requests for help.

    Een verzoek begrijpen en erop in kunnen gaan.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht

Evaluate Your Efforts

Evalueer je inspanningen inzake:

  1. Het leerbeginsel bestuderen.

  2. De woorden uit het hoofd leren.

  3. De patronen oefenen.

  4. Dagelijks oefenen.

Een doel stellen. Overweeg de studiesuggesties in de ‘Persoonlijke studietracker’.

Bespreek je doel met een partner.

Act in Faith to Practice English Daily

‘De Heer vergt geen volmaakt geloof om ons toegang tot zijn volmaakte macht te geven. Maar Hij vergt wél van ons dat we geloven. […] Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.’ (Russell M. Nelson, ‘Christus is opgestaan – met geloof in Hem kunt u bergen verzetten’, Liahona, mei 2021, 102, 104.)