Bibliotheek
Seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs — fundamentele leerstellingen


Fundamentele leerstellingen

Seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs

1. De Godheid

De Godheid bestaat uit drie afzonderlijke personen: God de eeuwige Vader, zijn Zoon, Jezus Christus, en de Heilige Geest. (Zie Handelingen 7:55–56). De Vader en de Zoon hebben een tastbaar lichaam van vlees en beenderen, en de Heilige Geest is een persoon van geest. (Zie LV 130:22–23.) Ze zijn één in doel en in leer. Ze zijn volmaakt verenigd in de uitvoering van het goddelijke heilsplan van onze hemelse Vader.

God de Vader

God de Vader is de Allerhoogste in het heelal. Hij is de Vader van onze geest. Hij is volmaakt, almachtig en alwetend. Hij is ook volmaakt barmhartig, lankmoedig en liefdevol.

Jezus Christus

Jezus Christus is de Eerstgeborene van de Vader in de geest en de Eniggeborene van de Vader in het vlees. Hij is Jehova van het Oude Testament en de Messias van het Nieuwe Testament.

Hij heeft een zondeloos leven geleid en de zonden van het hele mensdom volmaakt verzoend. Zijn leven geeft volmaakt aan hoe alle mensen zouden moeten leven. (Zie 3 Nephi 27:27). Hij was de eerste persoon op aarde die uit de dood is opgestaan. Jezus Christus zal in macht en heerlijkheid wederkomen en gedurende het millennium op aarde regeren.

Alle gebeden, zegens en priesterschapsverordeningen worden in zijn naam gedaan.

De Heilige Geest

De Heilige Geest is het derde lid in de Godheid. Hij is een persoon van geest, zonder een lichaam van vlees en beenderen. Er wordt vaak naar Hem verwezen als de Geest, de Geest van God, de Geest des Heren, of de Trooster.

De Heilige Geest getuigt van de Vader en de Zoon, openbaart alle waarheid, en heiligt wie zich bekeren en zich laten dopen. (Zie Moroni 10:5.)

2. Heilsplan

In het voorsterfelijk bestaan heeft onze hemelse Vader een plan voorgesteld dat ons de kans biedt om aan Hem gelijk te worden en de onsterfelijkheid en het eeuwige leven te beërven. (Zie LV 14:7; Mozes 1:39). In de Schriften wordt dit plan het heilsplan, het grote plan van geluk, het verlossingsplan of het plan van barmhartigheid genoemd.

Het heilsplan omvat de schepping, de val, de verzoening van Jezus Christus, en alle wetten, verordeningen en leerstellingen van het evangelie. Morele keuzevrijheid — het vermogen om zelfstandig te kiezen en te handelen — neemt ook een belangrijke plaats in het plan van onze hemelse Vader in. Dankzij dit plan kunnen we door de verzoening vervolmaakt worden, een volheid van vreugde ontvangen en voor eeuwig in de tegenwoordigheid van God wonen. Onze familiebanden kunnen in de eeuwigheid blijven bestaan.

Het voorsterfelijk leven

Wij zijn kinderen van onze hemelse Vader en woonden vóór onze geboorte in geestgedaante bij Hem. In dat voorsterfelijk bestaan namen we samen met andere geestkinderen van onze hemelse Vader deel aan een raadsvergadering. In die raadsvergadering presenteerde onze hemelse Vader zijn plan en verbond de voorsterfelijke Jezus Christus zich ertoe de Heiland te zijn.

Gezegend met de gave van keuzevrijheid namen we belangrijke beslissingen, zoals de beslissing om naar het plan van onze hemelse Vader te leven. (Zie 2 Nephi 2:27.) We bereidden ons voor op ons leven op aarde, waar we ons verder konden ontplooien.

Wie onze hemelse Vader en Jezus Christus navolgde, werd toegelaten tot dit aardse leven om zich daarmee voor te bereiden op het eeuwige leven. Lucifer, een andere geestzoon van God, verzette zich tegen het plan. Hij werd de Satan, en hij en zijn volgelingen werden uit de hemel geworpen en hun werden een lichaam en het sterfelijk leven ontzegd.

Het sterfelijk leven

Het sterfelijk deel van ons bestaan is een leertijd waarin we ons kunnen voorbereiden op het eeuwige leven en kunnen bewijzen of we onze keuzevrijheid gebruiken om alles te doen wat de Heer ons heeft geboden. Onze geest heeft zich met ons lichaam verenigd, waardoor we ons kunnen ontwikkelen op manieren die in ons voorsterfelijk leven niet mogelijk waren.

Het leven na de dood

Na onze dood gaat onze geest naar de geestenwereld in afwachting van de opstanding. De geesten van de rechtvaardigen worden ontvangen in een staat van geluk, die we paradijs noemen. Vele getrouwen zullen het evangelie prediken aan hen in de gevangenis in de geestenwereld.

Gevangenis is de benaming voor een voorlopige plek in het hiernamaals voor hen die zonder kennis van de waarheid zijn gestorven of die in dit leven God ongehoorzaam zijn geweest. Daar worden de geesten van gestorvenen in het evangelie onderricht en krijgen ze de kans om zich te bekeren en de heilsverordeningen te accepteren die voor hen in de tempel worden verricht. Wie daar het evangelie aanvaarden, mogen tot de opstanding in het paradijs wonen.

De opstanding is de hereniging van onze geest en ons lichaam van vlees en beenderen. (Zie Lucas 24:36–39). Na de opstanding zullen geest en lichaam nooit meer gescheiden worden en zullen we onsterfelijk zijn. Iedereen die geboren wordt, zal herrijzen omdat Jezus Christus de dood heeft overwonnen. (Zie Job 19:25–26; 1 Korintiërs 15:20–22.) De rechtschapenen staan eerder op dan de goddelozen en komen voort in de eerste opstanding.

Het laatste oordeel vindt na de opstanding plaats. Jezus Christus zal eenieder oordelen om de eeuwige heerlijkheid vast te stellen die hij of zij ontvangt. Hij zal Zich bij dit oordeel baseren op de gehoorzaamheid van iemand aan Gods geboden. (zie Openbaring 20:12–13).

Er zijn drie koninkrijken van heerlijkheid. (Zie 1 Korintiërs 15:40–42.) Het celestiale koninkrijk is het hoogste van de drie koninkrijken. Wie kloekmoedig in het getuigenis van Jezus zijn en gehoorzaam aan de beginselen en verordeningen van het evangelie zullen in de tegenwoordigheid van God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, verblijven.

Het middelste van de drie koninkrijken van heerlijkheid is het terrestriale koninkrijk. Dit koninkrijk is bestemd voor alle eerzame mensen die niet kloekmoedig waren in het getuigenis van Jezus.

Het telestiale koninkrijk is het laagste van de drie koninkrijken van heerlijkheid. Dit koninkrijk is bestemd voor hen die tijdens hun sterfelijk leven goddeloosheid boven rechtschapenheid verkozen. Deze mensen ontvangen hun heerlijkheid nadat zij uit de gevangenis zijn bevrijd.

3. De schepping en de val

De schepping

Vader in de hemel is de hoogste Schepper. Jezus Christus heeft de hemelen en de aarde onder de leiding van de Vader geschapen. De aarde werd niet uit het niets geschapen, maar werd uit bestaand materiaal geformeerd. Jezus Christus heeft ontelbare werelden geschapen.

De schepping van de aarde was een wezenlijk onderdeel van Gods plan. Het was op aarde dat we een stoffelijk lichaam konden krijgen, getoetst en beproefd konden worden en goddelijke eigenschappen konden ontwikkelen.

We dienen de natuurlijke rijkdommen van de aarde wijs, verstandig en met dankzegging te gebruiken.

Adam was de eerste mens op aarde. God schiep Adam en Eva naar zijn beeld. (Zie Genesis 1:26–27.) Ieder mens — man en vrouw — is geschapen naar het beeld van God.

De val

De overtreding van Adam en Eva en de daaropvolgende veranderingen, met inbegrip van de lichamelijke en geestelijke dood, worden de val genoemd.

In de hof van Eden gebood God Adam en Eva niet van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad te eten, want dat zou de geestelijke en lichamelijke dood tot gevolg hebben. De geestelijke dood is de verbanning uit Gods tegenwoordigheid. De lichamelijke dood is de scheiding van het sterfelijk lichaam en de geest.

Daar Adam en Eva dit gebod overtraden en van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad aten, werden zij uit de tegenwoordigheid van God geworpen — zij ondergingen de geestelijke dood. Ze werden ook sterfelijk — dat wil zeggen, onderhevig aan de lichamelijke dood.

Daar wij nakomelingen van Adam en Eva zijn, overerfden wij hun gevallen staat. Bijgevolg krijgen we te maken met de moeilijkheden van het leven en de verleidingen van de boze. (Zie Mosiah 3:19.)

De val maakt wezenlijk deel uit van het heilsplan van onze hemelse Vader. Zij heeft een tweeledige richting — neerwaarts maar toch ook voorwaarts. Enerzijds zijn er de lichamelijke en geestelijke dood, maar anderzijds ook het leven op aarde, met daarin besloten leer- en groeimogelijkheden.

Als gevolg van de val konden Adam en Eva en hun nageslacht vreugde en verdriet ervaren, goed en kwaad kennen, en kinderen krijgen. (Zie 2 Nephi 2:22–25.)

4. De verzoening van Jezus Christus

De verzoening houdt in de straf voor zonden op zich te nemen en tegelijk de gevolgen van de zonden voor boetvaardige zondaars weg te nemen, waardoor hij of zij de kans krijgt om zich met God te verzoenen. Jezus Christus was de enige die de verzoening voor de hele mensheid tot stand kon brengen. Zijn verzoening bestond uit het lijden voor de zonden van het mensdom in de hof van Getsemane, het vergieten van zijn bloed, zijn lijden en dood aan het kruis en zijn opstanding uit het graf. (Zie Jesaja 53:3–5; LV 19:16–19.) De Heiland kon de verzoening tot stand brengen, omdat Hij Zich vrij van zonden had gehouden en de macht over de dood bezat. Van zijn sterfelijke moeder erfde Hij het vermogen om te sterven. Van zijn onsterfelijke Vader erfde hij het vermogen om zijn leven weer op te nemen.

Door de opstanding van Jezus Christus zal iedereen uit de dood opstaan en aan de gevolgen van de dood ontkomen. Door de verzoening zullen degenen die zich bekeren, de geboden onderhouden, de heilsverordeningen ontvangen, en hun verbonden nakomen de geestelijke dood overwinnen en de gave van het eeuwige leven ontvangen.

Als onderdeel van zijn verzoening heeft Jezus de pijnen, ziekten en zwakheden van alle mensen doorgemaakt. (Zie Alma 7:11–12.) Hij begrijpt ons lijden, omdat Hij dat zelf heeft ervaren.

5. Bedeling, afval en herstelling

Een bedeling

Een bedeling is een tijdperk waarin de Heer de leerstellingen en verordeningen van zijn evangelie en zijn priesterschap openbaart. Het is een tijdperk waarin de Heer minimaal één bevoegde dienstknecht op aarde heeft die het heilige priesterschap draagt en die de goddelijke volmacht heeft om het evangelie onder de inwoners van de aarde te verbreiden. De huidige bedeling van de volheid der tijden is de laatste bedeling. Die is begonnen met de openbaring van het evangelie aan Joseph Smith.

Voorgaande bedelingen zijn in verband gebracht met Adam, Henoch, Noach, Abraham, Mozes en Jezus Christus. Daarnaast zijn er nog andere bedelingen geweest, bijvoorbeeld onder de Nephieten en de Jaredieten.

Het heilsplan en het evangelie van Jezus Christus zijn in elke bedeling geopenbaard en verkondigd.

De afval

Als mensen zich afkeren van de beginselen van het evangelie en geen priesterschapssleutels hebben, zijn zij afvallig geworden.

Door de hele wereldgeschiedenis heen zijn er periodes van algehele afval geweest. Een voorbeeld is de grote afval, die optrad nadat de Heiland zijn kerk had gevestigd. (Zie 2 Tessalonicenzen 2:1–3). Na de dood van Jezus’ apostelen verbasterden mensen de beginselen van het evangelie en brachten ongeoorloofde wijzingen aan in de kerkorganisatie en de priesterschapsverordeningen. Deze wijdverbreide verdorvenheid noopte de Heer ertoe het gezag en de sleutels van het priesterschap van de aarde weg te halen.

Gedurende de grote afval moest men het stellen zonder de goddelijke leiding van levende profeten. Er ontstonden vele kerken, maar niemand bezat het gezag om de gave van de Heilige Geest te verlenen of andere priesterschapsverordeningen te verrichten. Delen van de heilige Schriften waren verdraaid of verloren gegaan, zodat de mensen de ware kennis Gods ontbeerden.

Deze afval bleef bestaan tot onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon aan Joseph Smith verschenen en de aanzet gaven tot de herstelling van de volheid van het evangelie.

De herstelling

Met de herstelling bracht God de waarheid en de verordeningen van zijn evangelie wederom op aarde. (Zie Jesaja 29:13–14; Openbaring 14:6–7.)

Ter voorbereiding op de herstelling verwekte God edele mannen in de periode die de Reformatie wordt genoemd. Zij probeerden de leerstellingen, gebruiken en organisatie van de kerk terug te brengen in haar oorspronkelijke, zuivere staat. Zij hadden echter noch het priesterschap noch de volheid van het evangelie.

De herstelling is in 1820 begonnen, toen God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus aan Joseph Smith verschenen en met hem spraken. (Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:15–20.) Enkele belangrijke gebeurtenissen van de herstelling waren de vertaling van het Boek van Mormon, de herstelling van het Aäronisch en Melchizedeks priesterschap, en de oprichting van de kerk op 6 april 1830.

Het Aäronisch priesterschap is op 15 mei 1829 door Johannes de Doper op Joseph Smith en Oliver Cowdery bevestigd. Het Melchizedeks priesterschap en de sleutels van het koninkrijk zijn in 1829 hersteld, toen de apostelen Petrus, Jakobus en Johannes die aan Joseph Smith en Oliver Cowdery verleenden.

De volheid van het evangelie is hersteld en De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is ‘de enige ware en levende kerk op de ganse aardbodem’ (LV 1:30). De kerk zal uiteindelijk de hele aarde vullen en eeuwig bestaan. (Zie Daniël 2:44–45.)

6. Profeten

Een profeet is iemand die door God is geroepen om in zijn naam te spreken. (Zie Amos 3:7). Profeten getuigen van Jezus Christus en verkondigen zijn evangelie. Zij maken Gods wil en ware karakter bekend. Zij hekelen zonde en wijzen op haar gevolgen. Soms voorzeggen zij gebeurtenissen die in de toekomst liggen.

Wij steunen de president van de kerk als profeet, ziener en openbaarder, en de enige persoon op aarde die voor de hele kerk openbaring ontvangt. We steunen ook de raadgevers in het Eerste Presidium en de leden van het Quorum der Twaalf Apostelen als profeten, zieners en openbaarders. (Zie LV 1:38).

7. Het priesterschap

Het priesterschap is de oneindige macht en het eeuwige gezag van God. Door het priesterschap bestuurt God de hemelen en de aarde die Hij heeft geschapen. Door deze macht verlost en verhoogt Hij zijn kinderen, brengt Hij ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand’ (Mozes 1:39).

God verleent het priesterschapsgezag aan de mannelijke leden van de kerk die zich aan de normen van de kerk houden, zodat zij in zijn naam het heil van zijn kinderen teweeg kunnen brengen. De priesterschapsdragers krijgen het gezag om het evangelie te prediken, de heilsverordeningen te bedienen en Gods koninkrijk op aarde te besturen. Deze volmacht krijgen zij van de leiders die priesterschapssleutels bezitten.

Het Aäronisch priesterschap

Het Aäronisch priesterschap wordt vaak het voorbereidende priesterschap genoemd. De ambten in het Aäronisch priesterschap zijn diaken, leraar, priester, en bisschop. Tegenwoordig kunnen mannelijke leden die dat waardig zijn vanaf hun twaalfde het Aäronisch priesterschap krijgen.

Het Aäronisch priesterschap omvat de sleutels ‘van de bediening van engelen en van het evangelie van bekering en van de doop’ (LV 13:1.)

Het Melchizedeks priesterschap

Het Melchizedeks priesterschap is het hogere of grotere priesterschap waarmee men in geestelijke zaken bedient. Dit grotere priesterschap is aan Adam gegeven en is altijd op aarde als de Heer zijn evangelie heeft geopenbaard.

Het werd eerst ‘het heilig priesterschap naar de orde van de Zoon van God’ (LV 107:3) genoemd. Later werd het bekend als het Melchizedeks priesterschap, genoemd naar een grote hogepriester die in de tijd van de profeet Abraham heeft geleefd (zie Genesis 14:18; LV 107:2).

De ambten in het Melchizedeks priesterschap zijn: ouderling, hogepriester, patriarch, zeventig en apostel. De president van de kerk is de president van de Melchizedekse priesterschap.

8. De eerste beginselen en verordeningen

‘Wij geloven dat de eerste beginselen en verordeningen van het evangelie zijn: ten eerste, geloof in de Heer Jezus Christus; ten tweede, bekering; ten derde, doop door onderdompeling tot vergeving van zonden; ten vierde, handoplegging voor de gave van de Heilige Geest’ (Geloofsartikelen 1:4).

Geloof

Geloof is hoop ‘op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn’ (Alma 32:21). Geloof is een geestelijke gave die verkregen wordt door naar het woord van God te luisteren. Geloof kan toenemen door te bidden, de Schrift te bestuderen, en Gods geboden te onderhouden.

Geloof is meer dan passief iets voor waar aannemen, het komt tot uitdrukking in onze manier van leven.

Wil geloof iemand tot eeuwig heil brengen, dan moet het Jezus Christus tot kern hebben. Geloof in Jezus Christus houdt in volledig op Hem te vertrouwen en zich te verlaten op zijn oneindige verzoening, macht en liefde. Het houdt in zijn leringen te geloven en te beseffen dat hoewel wij niet alles begrijpen, Hij dat wel doet.

Heiligen der laatste dagen hebben ook geloof in God de Vader, de Heilige Geest, het priesterschapsgezag en andere belangrijke aspecten van het herstelde evangelie. Door ons geloof kunnen wij geestelijk en lichamelijk genezen worden en de kracht krijgen om door te gaan, problemen op te lossen en verleiding te weerstaan. Het verschaft ons ook vrede. De Heer zal naar uw geloof grote wonderen in uw leven teweegbrengen.

Door geloof krijgt iemand vergiffenis van zonden en kan hij uiteindelijk in Gods tegenwoordigheid vertoeven.

Bekering

Bekering is een verandering in ons denken en van ons hart die ons een nieuwe kijk op God, op onszelf en op de wereld geeft. Zij omvat afkering van zonde en toenadering tot God voor vergiffenis. Zij wordt ingegeven door liefde voor God en het oprechte verlangen om zijn geboden te bewaren.

Onze zonden maken ons onrein — ongeschikt om bij onze hemelse Vader te wonen. Onze hemelse Vader heeft door middel van de verzoening van Jezus Christus in de enige manier voorzien waarop wij vergeving van onze zonden kunnen krijgen. (Zie Jesaja 1:18).

Bekering bestaat uit berouw voor begane zonden, bekentenis aan onze hemelse Vader en zo nodig aan anderen, verzaking van de zonden, indien mogelijk herstelling van de schade die onze zonden anderen hebben toegebracht, en naleving van de geboden van God. (Zie LV 58:42–43.)

De doop

De doop door onderdompeling door iemand die daartoe het gezag bezit is de eerste heilsverordening van het evangelie en is noodzakelijk als iemand lid wil worden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Zonder de doop kan niemand het celestiale koninkrijk betreden. (Zie Johannes 3:5.)

Het woord dopen komt uit het Hebreeuws en betekent ‘onderdompelen’. Onderdompeling is symbolisch voor de dood van iemands zondige leven en de wedergeboorte tot een geestelijk leven, gewijd aan de dienst aan God en zijn kinderen. Ook staat het symbool voor de dood en de opstanding.

Daar niet alle mensen op aarde in de gelegenheid zijn om bij leven het evangelie te omarmen, heeft de Heer de doop voor de doden ingesteld. (Zie 1 Korintiërs 15:29.) Daardoor kunnen de mensen die het evangelie in de geestenwereld aannemen in aanmerking komen voor Gods koninkrijk.

De gave van de Heilige Geest

Iemand die zich heeft laten dopen, krijgt de handen van een of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers opgelegd om te worden bevestigd als lid van de kerk. Als onderdeel van deze verordening, bevestiging genoemd, krijgt hij of zij de gave van de Heilige Geest. (Zie Johannes 3:5.)

De gave van de Heilige Geest verschilt van de invloed van de Heilige Geest. Vóór de doop kan iemand af en toe de invloed van de Heilige Geest voelen en dankzij die invloed een getuigenis van de waarheid ontvangen. Na ontvangst van de gave van de Heilige Geest heeft iemand recht op zijn voortdurende gezelschap op voorwaarde dat hij of zij zich aan de geboden houdt.

9. Verordeningen en verbonden

Verordeningen

In de kerk is een verordening een heilige, formele handeling met geestelijke betekenis. Elke verordening van God is bestemd om geestelijke waarheden over te brengen. De verordeningen tot heil worden verricht met het gezag van het priesterschap en op aanwijzing van wie priesterschapssleutels bezitten.

Sommige verordeningen zijn van wezenlijk belang voor onze verhoging en worden heilsverordeningen genoemd. Die bestaan uit de doop, de bevestiging, de ordening in het Melchizedeks priesterschap (voor mannen), de begiftiging in de tempel en de huwelijksverzegeling. Alle heilsverordeningen van het priesterschap gaan altijd van een verbond vergezeld.

Er zijn nog andere verordeningen, zoals het avondmaal, de patriarchale zegen en de ziekenzalving.

Verbonden

Een verbond is een heilige overeenkomst tussen God en de mens. God stelt de voorwaarden van het verbond en de mens stemt erin toe zich daaraan te houden; God belooft ons dan bepaalde zegeningen voor onze gehoorzaamheid. (Zie D&C 82:10; 84:33–39.)

Alle heilsverordeningen van het priesterschap gaan altijd van een verbond vergezeld. Wij sluiten bij onze doop een verbond met de Heer en hernieuwen dat verbond door aan het avondmaal deel te nemen. Broeders die het Melchizedeks priesterschap ontvangen, gaan de eed en het verbond van het priesterschap aan. In de tempel sluiten we nog meer verbonden.

10. De geboden

De geboden zijn de wetten en voorwaarden die God het mensdom geeft. We tonen onze liefde voor Vader in de hemel door zijn geboden te onderhouden. (Zie Johannes 14:15.) Gebodsbetrachting leidt tot zegeningen van de Heer. (Zie LV 130:20–21.)

De twee fundamenteelste geboden zijn ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’ En ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Matteüs 22:37, 39).

De tien geboden zijn een essentieel onderdeel van het evangelie. Het zijn eeuwige beginselen, noodzakelijk voor onze verhoging. (Zie Exodus 20:3–17.) De Heer heeft ze lang geleden aan Mozes geopenbaard en ze bevestigd in hedendaagse openbaringen. (Zie Mosiah 13:12–24.) Andere geboden zijn de wet van kuisheid, de wet van tiende, eerlijkheid, dagelijks gebed, dankbaarheid en het woord van wijsheid.

11. Het huwelijk en het gezin

‘Het huwelijk tussen man en vrouw is van Godswege geboden’ en ‘het gezin staat centraal’ in Gods plan voor het eeuwig heil van zijn kinderen.

‘Het heilige voortplantingsvermogen [mag] alleen gebruikt mag worden tussen een man en een vrouw die wettig met elkaar gehuwd zijn.’ Ouders moeten zich vermenigvuldigen en de aarde vervullen, ‘hun kinderen in liefde en rechtschapenheid [opvoeden]’ en ‘voorzien in hun stoffelijke en geestelijke behoeften.’

‘Man en vrouw hebben de plechtige taak om van elkaar te houden en voor elkaar te zorgen.’ ‘De vader [behoort] zijn gezin met liefde en in rechtschapenheid te presideren’ en ‘te voorzien in de levensbehoeften.’ ‘De taak van de moeder is op de eerste plaats de zorg voor de kinderen. Vader en moeder hebben de plicht om elkaar als gelijkwaardige partners met deze heilige taken te helpen.’

‘Het goddelijk plan van geluk’ leert dat de ‘familiebanden’ ook ‘na de dood’ blijven bestaan. De aarde is geschapen en het evangelie is geopenbaard, opdat er gezinnen konden worden gesticht en voor eeuwig verzegeld en verhoogd.

(Zie ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, De Ster, januari 1996, p. 93.)

Ga voor meer informatie over deze onderwerpen naar lds.org, Gospel Library, Gospel Topics; of raadpleeg Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004].