2020
Ik wil naar huis
Februari 2020


‘Ik wil naar huis’

Afbeelding
woman waving to man at a gas station

Illustratie, Allen Garns

Toen mijn man en ik in een plaatselijke broodjeszaak aan het lunchen waren, kwam er een man binnen die er verward, onverzorgd en verloren uitzag. Toen hij naar onze tafel liep, was ik verbaasd dat hij niet om geld vroeg. Hij vroeg alleen de weg naar Flagstaff (Arizona, VS). Mijn man en ik wezen hem de weg. Hij bedankte ons en vertrok.

Na de lunch gingen we naar huis. Al gauw zag ik de man naar een benzinestation lopen. Ik kreeg sterk de indruk dat ik hem moest helpen en vroeg mijn man om bij het tankstation te stoppen. Ik vond de man en introduceerde mezelf. Hij had droevige, vermoeide ogen. Zijn gezicht had diepe rimpels van een moeilijk leven.

Ik vroeg hoe hij van plan was om naar Flagstaff te gaan. Hij zei dat hij ging lopen. Ik wist dat dat onmogelijk zou zijn omdat Flagstaff bijna 200 kilometer ver was. Ik gaf hem wat geld en zei dat hij bij een nabijgelegen fastfoodrestaurant wat kon eten en dat ik terug zou komen om hem naar het busstation te brengen en voor hem een kaartje naar Flagstaff zou kopen.

Ik ging terug naar de auto en vertelde mijn man wat er gebeurd was. Vanwege zijn gezondheidsproblemen belde ik een vriendin en vroeg haar of ze met mij mee wilde gaan. Daar ging ze mee akkoord. We namen wat spullen, eten en water mee. Toen reden we naar het restaurant en haalden de man op.

Toen we naar het busstation reden, zei deze arme man herhaaldelijk: ‘Ik wil naar huis.’ Ik vroeg of hij in Flagstaff woonde. Hij zei van niet maar zijn dochter, die hij al enkele jaren niet had gesproken, woonde daar. Hij legde uit dat hij twee weken eerder uit de gevangenis was vrijgelaten. Hij en een andere vrijgelaten gevangene waren bij het busstation afgezet en elk had een kaartje gekregen. De andere gevangene had zijn kaartje gestolen en het weinige geld dat hij had. Sindsdien had hij door de straten gedoold. Niemand wilde hem helpen.

‘Ik wil naar huis’, zei hij weer.

We kwamen aan bij het busstation. Ik kocht zijn kaartje en gaf hem wat geld en de spullen die we hadden meegebracht. Hij bedankte ons en ging zitten. Toen we wegreden, kwamen de woorden van deze man opnieuw in mijn gedachten: ‘Ik wil naar huis.’

Willen we dat niet allemaal? We zijn allemaal weg uit het liefdevolle huis vanwaar we vertrokken toen we op aarde kwamen. We kunnen allemaal de weg kwijtraken. Maar Jezus Christus heeft ons de weg getoond, en door zijn zoenoffer heeft Hij de ultieme prijs voor onze zonden betaald. Net zoals deze man niet zonder hulp naar huis kon gaan, kunnen wij niet zonder de Heiland naar ons hemels huis terugkeren.