2019
Te zijn of te zijn geweest, dat is de vraag
Oktober 2019


Te zijn of te zijn geweest, dat is de vraag

We zullen moeten oordelen. Daar ontkomen we niet aan. Maar we mogen geen vooroordelen hebben of mensen een etiket opplakken.

Afbeelding
variety of different people

Illustraties David Green

Mijn vrouw en ik bezochten enkele jaren geleden Slot Kronborg in Helsingør (Denemarken). Dit kasteel is beroemd geworden dankzij William Shakespeares toneelstuk Hamlet. Terwijl we door de kasteelgangen wandelden, moesten we aan allerlei scènes en dialogen uit het toneelstuk denken. In het bijzonder kwamen Hamlets beroemde woorden: ‘Te zijn of niet te zijn, dat is de vraag’ naar boven.

Maar toen dacht ik aan een veel relevantere vraag die we onszelf kunnen stellen: ‘Te zijn of te zijn geweest, dat is de vraag.’

Houd rekening met verbetering

We plakken anderen helaas vaak een etiket op. We zeggen misschien iets in de trant van:

  • ‘Ouderling De Bruin is een luie zendeling.’ In plaats daarvan behoren we te zeggen: ‘Ouderling De Bruin werkt de laatste tijd niet echt hard, maar hij kan het vast beter doen.’

  • ‘Marie is niet gelovig.’ We kunnen ook zeggen: ‘Marie toont geen belangstelling voor godsdienst, maar ze voelt misschien de Geest als ik tot haar getuig.’

Als we zeggen dat iemand iets is, plakken we hem of haar met ons vooroordeel uiteindelijk een etiket op. We oordelen dan zonder ruimte voor verandering en verbetering te laten. Maar als we zeggen is geweest, geven we aan dat we groei en vooruitgang wel mogelijk achten.

Is het verkeerd om te oordelen?

De meeste Bijbelvertalingen geven een lering van de Heiland als volgt weer: ‘Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt’ (Mattheüs 7:1). Maar de Bijbelvertaling van Joseph Smith verduidelijkt dit: ‘Oordeel niet onrechtvaardig, […] maar oordeel met een rechtvaardig oordeel.’

We mogen – en moeten zelfs – een oordeel vellen als we situaties beoordelen, evalueren en onderscheiden, en beslissingen nemen. Het is ook van groot belang dat we in onze omgang met mensen rechtvaardig oordelen.

We moeten bijvoorbeeld behoedzaam overwegen met wie we gaan trouwen, iemands bedoelingen zien te doorgronden of iemands capaciteiten voor een werkopdracht beoordelen.

We dienen de daden of eigenschappen van mensen altijd volgens de normen van de Heer te beoordelen, zoals die in de heilige Schriften en de woorden van de profeten zijn vervat. We dienen bovenal zeker te zijn dat we met onze oordelen niemand onvriendelijk wegzetten, snel over één kam scheren of onterecht een etiket opplakken.

In staat om te veranderen

We oordelen onrechtvaardig als we anderen onjuist typeren, in het bijzonder als we daarmee impliceren dat ze niet kunnen veranderen. We moeten in onze omgang met anderen altijd bedenken dat ieder van ons dankzij het zoenoffer van de Heer in staat is om vooruitgang te maken. Denk na over deze voorbeelden van de Heiland:

  • Hij zei tegen de overspelige vrouw: ‘Ga heen en zondig niet meer’ (Johannes 8:11).

  • Hij zei tegen een van de mannen die naast Hem gekruisigd werden: ‘Heden zult u met Mij in het paradijs zijn’ (Lukas 23:43).

  • Toen Hij was opgestaan, zag Hij Petrus’ potentieel nog steeds en coachte Hij hem, ook al had Petrus Hem drie keer verloochend (zie Mattheüs 26:34 en Johannes 21:15–17).

  • Hij riep Saulus, die de heiligen had vervolgd, tot bekering. Saulus, die Paulus werd, gehoorzaamde en werd rechtschapen. (Zie Handelingen 9:3–6.)

De Heer Jezus Christus maakt Zich sterk voor tweede kansen – plus derde en vierde kansen. Hij leerde ons ‘tot zeventig maal zevenmaal’ te vergeven (Mattheüs 18:22). Hij is de enige die op deze aarde een volmaakt leven heeft geleid. Maar dankzij zijn leven, zijn leringen, zijn zoenoffer, zijn opstanding, en door de verordeningen van zijn evangelie, kunnen wij op een dag ook volmaakt worden. Als we zo over onze broeders en zusters spreken dat daaruit ons ongeloof in hun vermogen om te veranderen blijkt, spreken we daarmee ook ons ongeloof in de Heiland en zijn verzoening uit.

Buitenkant en binnenkant

We ontkomen er niet aan dat we vaak op basis van een eerste indruk oordelen (en worden geoordeeld). We lopen echter het gevaar dat we onrechtvaardig oordelen als we uitsluitend op basis van een eerste indruk oordelen en iemands ware karakter niet in ogenschouw nemen.

‘Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan’ (1 Samuel 16:7). Jezus vergeleek de huichelaars in zijn tijd met ‘witgepleisterde graven, die vanbuiten wel mooi lijken, maar vanbinnen zijn ze vol […] onreinheid’ (Mattheüs 23:27).

De Heiland zei niet dat een positieve en fatsoenlijke buitenkant geen waarde heeft, maar dat iemands wezenlijke karakter (morele en geestelijke gesteldheid) veel belangrijker is. Denk aan onze majestueuze tempels – het terrein is prachtig, maar de verordeningen die binnen plaatsvinden, zijn veel belangrijker.

Zendelingen dienen zich ook aan bepaalde normen voor kleding en uiterlijk te houden. Ze zijn schoon, kleden zich netjes en gebruiken fatsoenlijke taal. Daarmee zijn ze een goed voorbeeld voor mensen die met het evangelie van Jezus Christus in aanraking komen door wat ze bij de zendelingen zien en van ze horen.

Onderscheidingsvermogen gebruiken

Willen we rechtschapen oordelen, dan is het belangrijk dat we ons onderscheidingsvermogen gebruiken. In de Gids bij de Schriften staat dat onderscheidingsvermogen betekent ‘iets begrijpen of weten door de macht van de Geest. [Hiermee wordt] onder andere de ware aard van de mensen begrepen, alsmede de bron en betekenis van geestelijke manifestaties’ (‘Onderscheid, gave van’).

Soms doen mensen die van binnen slecht zijn zich op een voor de wereld aantrekkelijke manier voor. Ze proberen ons zo te overtuigen dat ze onze navolging waard zijn. Zij zijn ‘in hun eigen ogen wijs […] en naar hun eigen mening verstandig’ (Jesaja 5:21; zie ook 2 Nephi 15:21). De Heiland was in staat om dergelijk schijnvertoon te doorzien, en kon een sterk karakter en oprecht hart bij zelfs de meest armoedigen en verdrukten onderscheiden.

Alma gebruikte dat onderscheidingsvermogen toen hij sprak tot hen die ‘wegens hun armoede […] door alle mensen veracht’ werden en toch gezegend waren omdat zij zich verootmoedigd hadden en ‘nederig van hart’ waren (zie Alma 32:5–8).

We moeten bedenken dat ‘de dingen van de Geest van God […] geestelijk beoordeeld worden’ (1 Korinthe 2:14). Als we anderen zien zoals onze Vader in de hemel ze ziet, kunnen we met ons onderscheidingsvermogen rechtschapen oordelen.

Rechtvaardig oordelen

Beoordelen, evalueren en onderscheiden doen we elke dag om tot een oordeel te komen. De Heer verwacht evenwel dat we dat rechtvaardig doen. Als discipelen van de Heer Jezus Christus dienen we in woord en daad te laten zien dat we barmhartig, liefdevol en hulpvaardig zijn.

We moeten voor een rechtvaardig oordeel meer letten op het karakter dan op het uiterlijk van mensen. Maar we dienen ook te beseffen dat we elke dag weer een eerste indruk op anderen maken door ons uiterlijk en door de woorden die we gebruiken. De meeste mensen zullen graag meer over ons karakter en de boodschap van het herstelde evangelie willen weten als ons uiterlijk de grote waarde van onze boodschap onderstreept.

Onze Heer en Meester, Jezus Christus, heeft ons het volmaakte voorbeeld gegeven om te volgen in ons streven rechtvaardig te oordelen. We dienen – net zoals Hij – wat we aan de buitenkant zien te wegen mét wat er in iemands binnenkant omgaat.