2011
Ze gaf me niet op
2011 februari


Ze gaf me niet op

Toen ik in 1990 lid werd van de kerk, werd ik begeleid door enkele fijne families, kreeg ik een roeping en had ik het gevoel dat ik erbij hoorde. Maar een jaar later verhuisde ik naar een nieuwe wijk en begon ik af te dwalen. Ik ging niet meer naar de bijeenkomsten en ging uit met een man die geen lid van de kerk was.

Ik geloofde nog wel dat de kerk waar was. Ik dacht gewoon dat ik niet goed genoeg meer was voor de kerk. En toen kreeg ik Kathy als huisbezoekster.

De eerste maanden belde Kathy me iedere maand om een afspraak te maken. Omdat ik haar bezoeken bleef mijden, begon ze me in plaats daarvan de huisbezoekboodschap te mailen. Ik kreeg de boodschap elke maand zo netjes op tijd dat ik er de klok bij wijze van spreken op gelijk kon zetten. Dit ging vier jaar zo door, ook toen ik al met mijn vriend was getrouwd en twee kinderen had gekregen.

Sommige maanden gooide ik de boodschap ongelezen weg. Andere maanden las ik hem en gooide hem daarna weg. En toen verliet mijn man me op een dag. Toen ik alleen achterbleef met een peuter en een baby die ik in mijn eentje moest opvoeden, had ik plotseling antwoorden nodig. Toen mijn maandelijkse huisbezoekboodschap weer kwam, besloot ik om voor het eerst in lange tijd weer naar de kerk te gaan.

Ik voelde me niet op mijn gemak en had het gevoel dat mijn zonden op mijn voorhoofd stonden geschreven. Een zuster die ik nog kende uit mijn tijd in de jonge alleenstaanden heette me welkom en we gingen samen zitten. Plotseling verscheen Kathy. Ik keek de andere kant op, want ik schaamde me dat ik nooit had geantwoord op haar vriendelijke boodschapjes. Ze glimlachte naar me, kletste even met mijn buurvrouw en ging toen bij haar man zitten.

Toen ik de dag daarop van mijn werk thuiskwam, stond er een boodschap van Kathy op het antwoordapparaat. Ik kon haar niet terugbellen. Ik wist gewoon dat ze me wilde zeggen dat ik niet meer naar de kerk mocht komen omdat mijn zonden te groot waren. Ik vond het naar dat Kathy me dat moest vertellen, maar ik wist dat het waar was. Er was voor mij geen plaats onder de rechtvaardigen. Ik kon haar niet terugbellen, maar de volgende avond belde ze weer.

‘Ik wil mijn verontschuldigingen aanbieden’, zei ze.

Waarom zou Kathy zich bij mij moeten verontschuldigen?

‘Ik herkende je zondag in de kerk niet’, zei ze. ‘Na de avondmaalsdienst vroeg ik de zuster naast je wie je was. Maar toen was je al weg. Het was zo fijn om je te zien.’

Ik was met stomheid geslagen.

‘Ik hoop dat je de volgende keer in de kerk bij me wilt zitten’, zei Kathy nog.

‘Ja, graag’, zei ik, terwijl ik plotseling door emoties werd overweldigd.

We zaten de volgende zondag bij elkaar — en heel veel zondagen daarna. Zij was mijn inspiratie om een betere moeder te worden, een beter lid van de kerk en een betere huisbezoekster. Ze luisterde altijd geduldig zonder te oordelen, net zoals de Heiland volgens mij zou doen.

Kathy zat naast me op de dag dat ik mijn begiftiging ontving en de dag dat ik in de tempel met mijn nieuwe echtgenoot trouwde. Ze bleef mijn huisbezoekster totdat we uit de wijk verhuisden. Haar dienstbaarheid heeft mijn gezin gezegend op manieren die zij zich vast nooit heeft kunnen indenken — en allemaal omdat ze mij niet opgaf.