Jaarlijkse uitzendingen
Panelgesprek


Panelgesprek

Jaarlijkse instructie-uitzending S&I 2021

Dinsdag 19 januari 2021

Broeder Chad H Webb: Fijn dat u hier bent. Dit is broeder Rory Bigelow. Hij is onze adjunct-bestuurder bedrijfsvoering. Hij werkt in het kantoorgebouw van de kerk met onder andere personeelszaken en onroerend goed. Dit is Adam Smith, onze adjunct-bestuurder instructie. Hij werkt met de afdelingen instructie, leerplan, cursistendiensten enzovoort.

Ik wil u eerst even wat context geven en onze visie verduidelijken. Momenteel voldoen we in het seminarie en instituut (S&I) zeer goed aan de behoeften van veel cursisten. Maar onze cursisten zijn vaak actieve, toegewijde leden van de kerk. Anderen worden niet echt bereikt. En we zien dat het aantal inschrijvingen in S&I-programma’s wereldwijd daalt.

We hopen daar verandering in te brengen. We hopen dat S&I een belangrijkere rol kan spelen in de dringende noodzaak om een hele generatie jongeren en jongvolwassenen te ‘vergaderen’. U weet dat president Nelson heeft gezegd dat de vergadering van Israël het allerbelangrijkste werk in de wereld is. Dat houdt uiteraard zendingswerk en tempelwerk in, maar volgens president Nelson houdt het ook in dat we de mensen die we dienen, helpen om hun geloof en getuigenis te ontwikkelen. Hij zegt dat we met de vergadering van Israël helpen telkens als we iets doen dat iemand helpt om verbonden met God te sluiten en na te komen.

We maken ons zorgen omdat we jongeren en jongvolwassenen aan het verliezen zijn. Of misschien moeten we in de plaats van ‘verloren’ en ‘gevonden’ de meer Schriftuurlijke termen ‘verstrooid’ en ‘vergaderd’ gebruiken. Sommigen worstelen met hun geloof. We weten wie ze zijn; ze zijn niet verloren. Maar ze zijn door wereldse invloeden verstrooid en hebben afstand van ons genomen. Wij hebben de geweldige kans en dringende plicht om dit deel van Israël te vergaderen.

Dat doen we door ervaringen te creëren die tot bekering leiden, relevant zijn, en ze het gevoel geven dat ze erbij horen, en door die ervaringen voor zoveel mogelijk jonge mensen beschikbaar te maken. Maar we blijven wel onze oorsprong trouw. We gaan niet veranderen om te veranderen. We blijven door de macht van de Heilige Geest in het evangelie onderwijzen, zoals het in de Schriften staat. Maar om zulke ervaringen mogelijk te maken, moeten we enkele wijzigingen doorvoeren.

We moeten onze focus verleggen:

  • Van praten en vertellen naar betrekken en uitnodigen.

  • Van cursisten vertellen waar ze zich moeten bevinden naar hen tegemoet komen.

  • Van het ideaal prijzen naar ook de worsteling loven.

  • Van sociale activiteiten naar nuttige sociale interactie.

  • Van een focus op studiepunten en diploma’s naar een focus op geestelijke groei.

  • Van passieve leerlingen die met zich laten handelen naar actieve deelnemers die een werktuig van de Heilige Geest zijn.

We zullen spreken met programmabestuurders, seminariehoofden, instituutsdirecteurs en coördinatoren om de onderwijs- en studie-ervaringen en verwachtingen te verduidelijken, om instructie te geven, en uit te leggen aan de hand van welke indicatoren we kunnen zien dat we onze doelen behalen.

De instructie en informatiebronnen die u zult ontvangen en de wijzigingen die doorgevoerd worden, hebben als doel om Israël te vergaderen – door ervaringen te creëren die in de behoeften van alle jongeren en jongvolwassenen voorzien, en door die meer beschikbaar te maken. We zullen minstens de komende drie jaar aan dit doel werken. Daarna evalueren we onze vooruitgang en voeren we eventueel wijzigingen door.

Ik nodig u allen uit om samen met president Nelson aan het grootste werk op aarde deel te nemen – de dringende noodzaak om Israël te vergaderen, om de mensen te vergaderen die God zullen laten zegevieren. Er zullen geweldige dingen en zelfs wonderen plaatsvinden. Wat een zegen om daaraan mee te kunnen werken.

Dus voordat ik u naar veranderingen in het seminarie en instituut vraag, wil ik u vragen: ‘Wat zal er nooit veranderen?’

Broeder Rory Bigelow: Ik denk dat ons algehele doel hetzelfde blijft. We dragen ertoe bij dat jongeren en jongvolwassenen de leringen en verzoening van Jezus Christus beter begrijpen en erop leren vertrouwen. We willen dat ze in aanmerking komen voor en zich voorbereiden op de zegeningen die in het verschiet liggen. En dat zal nooit veranderen. We blijven ons op hen concentreren, en we blijven hen liefhebben. Zij zijn zo belangrijk. We willen ertoe bijdragen dat zij allemaal een goede ervaring in het seminarie en instituut hebben.

Broeder Adam Smith: Daar wil ik graag aan toevoegen dat we ons altijd op de behoeften van de cursist concentreren, zoals u al zei: dat we beseffen wat onze cursisten nodig hebben, dat de Schriften centraal staan bij alles wat we doen om aan hun behoeften tegemoet te komen. En dat de Heiland daarom ook centraal staat.

Er zijn volgens mij nog twee dingen die nooit zullen veranderen: dat we altijd trouw zijn aan profetische prioriteiten en aan de instructies die we van profeten en apostelen ontvangen. En dat we altijd ons best doen om de Heilige Geest bij ons te hebben, in ons eigen leven, als we een les voorbereiden en vooral als we de cursisten onderwijzen.

Broeder Webb: Fijn dat u dat zo duidelijk weergeeft. Dat is volgens mij heel belangrijk. De belangrijkste dingen zullen nooit veranderen. De kern van wie we zijn, zal nooit veranderen.

Deze uitzending is wel anders. In plaats van de gebruikelijke avond met een algemeen autoriteit hebben we nu deze wereldwijde instructie-uitzending. Kan een van u uitleggen waarom die verandering is aangebracht?

Broeder Bigelow: Er zijn verscheidene redenen. Maar deze twee zijn volgens mij het belangrijkst. Ten eerste hebben we ons onderricht al heel lang, sinds 1912, op een academische kalender in de Verenigde Staten gericht. In 1991 vond er een verandering plaats. In 1991 hadden we meer instituutscursisten buiten de Verenigde Staten dan in de Verenigde Staten.

Dus naarmate we internationaal steeds verder groeien, is het niet logisch om een kalender te hanteren die op een academisch jaar in de Verenigde Staten is gebaseerd. Dat is een van de redenen: een verlangen om in dat opzicht een kalender te gebruiken die meer op een jaarkalender dan op een academische kalender in het noordelijk halfrond is gericht.

De andere reden is volgens mij een verschuiving in onze filosofie wat betreft onderwijs. Het leek er heel lang op dat we een estafette liepen. Het hoofdkantoor bereidde een onderwijsplan met prioriteiten voor, en tijdens de conferentie voor gebiedsdirecteurs werd het stokje aan hen doorgegeven. Zij gaven dat in hun gebied weer door.

Nu bekijken we het geheel meer vanuit het perspectief van een gebiedsdirecteur, met gezamenlijk overleg waarbij we samen de richting bepalen. Nu we onze conferentie voor gebiedsdirecteurs van april naar oktober hebben verzet, zijn we in staat ons beter voor te bereiden om – net zoals nu, in januari – een wereldwijde instructie-uitzending te houden.

Broeder Webb: U begrijpt dat dit een andere verandering inhoudt. We hebben nog maar ongeveer half zoveel gebiedsdirecteurs. Daarom zijn ze nu veel meer bij onze raadsvergaderingen betrokken dan voorheen. Zo kunnen we beter in de behoeften van elk gebied in de wereld voorzien. De gebieden zijn beter in die raden vertegenwoordigd, en de communicatiestroom is veel vrijer, in de sfeer van een raadsvergadering. Dat is volgens mij ook heel belangrijk.

Goed, een andere verandering waar veel mensen vragen over stellen – en we waarderen de bereidheid van iedereen om deze verandering door te voeren – is de nieuwe kalender die Kom dan en volg Mij volgt in plaats van een academische kalender met ons leerplan. Broeder Smith, kunt u daar iets over zeggen?

Broeder Smith: Ja, graag. Rond maart 2019 besloten we om de eerste stappen te zetten waarbij het seminarie en instituut hetzelfde standaardwerk als Kom dan en volg Mij volgt. Ik heb een citaat van ouderling Clark meegenomen dat ik graag wil voorlezen omdat ik het zo indrukwekkend vind.

Toen die verandering wereldwijd bekend werd gemaakt, zei ouderling Clark: ‘De profeet van de Heer heeft tijdens de algemene conferentie gezegd: “Het is tijd voor thuisgerichte, kerkgesteunde evangelie-instructie.”1 En daardoor is alles veranderd.’

Daarom hebben we besloten om in het najaar van 2019 met het Nieuwe Testament te beginnen, en in januari 2020 met het Boek van Mormon. In het najaar van 2019 vroegen enkele seminaries of ze iets mochten uitproberen. Ze vroegen of ze het leerplan meer op het leesschema van Kom dan en volg Mij mochten afstemmen. Wij dachten dat we daardoor interessante gegevens konden verzamelen, dus gaven we ze toestemming.

We riepen de hulp in van enkele deskundigen, die met cursisten, ouders en seminarieleerkrachten overlegden en hun bevindingen vergeleken met de traditionele programma’s van negen maanden – waarbij ze wel het standaardwerk bestudeerden, maar volgens het leerplan van het seminarie en onze kalender van negen maanden.

We ontdekten door dat onderzoek iets wat heel inspirerend is. En ietwat verrassend. We kwamen erachter dat de cursisten het niet erg vonden dat er veel herhaald werd. We ontdekten ook dat hun begrip van het standaardwerk hetzelfde was.

De kanttekening bij het volgen van de kalender van Kom dan en volg Mij was dat de cursisten bepaalde gedeelten in het seminarie zouden missen als ze een zomer-, voorjaars- of najaarsvakantie hadden. Maar het begrip dat de cursisten van het standaardwerk hadden, bleek hetzelfde te zijn.

En er was een verschil dat onze aandacht trok. Er was een statistisch duidelijke toename in het aantal cursisten dat voorbereid naar de les van die dag kwam – een duidelijke toename in het aantal cursisten dat zinvolle opmerkingen maakte en actief aan de les deelnam.

En wat ik het indrukwekkendst vond, was de grote toename van het aantal cursisten dat thuis in de Schriften las. Dus toen we de resultaten en de vergelijkingen van dat onderzoek zagen, begrepen we echt dat die verandering de cursisten tot zegen zou zijn, en ook hun familieleden. Het was ook een bevestiging van iets dat ouderling Clark herhaaldelijk als commissaris van onderwijs had gezegd.

Hij zei dat de cursisten in onze lessen een diepe leerervaring moesten hebben die tot hun verdere bekering zou leiden. Door de aansluiting met Kom dan en volg Mij wordt de last om al het nodige materiaal te behandelen volgens mij iets verlicht. Daardoor blijven we altijd trouw aan de Schriften, en staan ze altijd centraal. Met behulp van Kom dan en volg Mij kunnen we een standaardwerk van begin tot eind doornemen. We weten dat we niet alles kunnen behandelen, maar we kunnen ons op de behoeften van de cursisten concentreren, en ze aan de hand van de Schriften en onder leiding van de Heilige Geest in contact met de Heiland brengen.

Maar we wilden het probleem niet negeren. Elke schoolkalender, waar ook ter wereld, heeft periodes van vakantie, meestal zo’n twee tot drie maanden per schooljaar. Dat betekent dat de cursisten twee tot drie maanden lang bepaalde gedeelten van de Schriften niet in het seminarie behandelen. En als leerkracht baart dat ons zorgen.

Hoewel kerkleerbeheersing vanaf het begin belangrijk is geweest, wordt er nu meer licht op geworpen en neemt het belang ervan toe. Als de leerkracht zich wekelijks op kerkleerbeheersing concentreert, ongeacht de schoolkalender over de hele wereld, leren de cursisten de belangrijkste elementen. Omdat leerkrachten zo goed zijn en het Schriftuurblok willen behandelen, wordt de kerkleerbeheersing vaak tot het einde bewaard, als er tijd voor is. En we hebben er zelden tijd voor. Er is zo veel lesstof.

En kerkleerbeheersing wordt soms als een randverschijnsel van het seminarie beschouwd. Maar kerkleerbeheersing is echt heel belangrijk. We kunnen onze doelen ermee bereiken en doen wat de profeten van ons verwachten. Dus als we ons op kerkleerbeheersing concentreren, kunnen we de kloof van de schoolkalender overbruggen, en zijn we in staat om Kom dan en volg Mij te volgen op een manier die de cursisten en hun familie tot zegen is.

Broeder Webb: Ik kan me nog herinneren dat we de resultaten van het onderzoek aan ouderling Johnson lieten zien en dat we deze mogelijkheid bespraken. Vanaf het allereerste begin wilde hij graag Kom dan en volg Mij volgen omdat het gezinnen tot zegen is en is afgestemd op de studie thuis. Maar net als wij maakte hij zich zorgen over de kloof die kan ontstaan als bepaalde onderwerpen gemist worden omdat de kinderen vakantie hebben. De laatste week van het leven van de Heiland kan in het seminarie gemist worden, of het eerste visioen, of andere belangrijke gebeurtenissen en beginselen van het evangelie.

Zoals u al zei, hebben we de mogelijkheid besproken om ons op kerkleerbeheersing te concentreren en die onderwerpen daarin te verwerken, ook als ze tijdens vakanties zijn overgeslagen. We hebben overwogen om enkele samenvattende lessen voor te bereiden om de kloof te overbruggen en de achterstand weg te werken in plaats van meteen met Kom dan en volg Mij verder te gaan door enkele overbruggingslessen te geven over wat ze gemist hebben, en daarna pas met Kom dan en volg Mij verder te gaan. Dan hebben we de voordelen die u zojuist hebt beschreven wanneer we Kom dan en volg Mij volgen, maar worden ook onze zorgen weggenomen over wat ze gemist hebben. En we moeten de personen en gezinnen vertrouwen die deze gedeelten bestuderen wanneer ze niet bij ons zijn, dat ze door een ervaring met de Heilige Geest zullen leren wat ze moeten leren. Hoe dan ook, dat was een heel goede uitleg. Bedankt.

Iets anders waar veel mensen vragen over stellen, is de verandering in de leesopdrachten – van de vereiste om de tekst van de cursus te lezen naar de dagelijkse gewoonte om de Schriften te bestuderen. Wat kunt u ons over die verandering vertellen?

Broeder Smith: We zijn allemaal op de hoogte van de vereisten om een seminariediploma te verdienen. We houden de presentie bij en moedigen ze aan om de tekst van de cursus te lezen. En dan hebben we onze leertoetsen. We veranderen de leesvereiste als volgt: in plaats van het lezen van de vier standaardwerken tijdens de vier jaar in het seminarie, worden de cursisten aangemoedigd om dagelijks in de Schriften te lezen.

We hebben veel tijd met onze gebiedsdirecteurs – en met veel regionale directeurs – uit de hele wereld doorgebracht. We hebben besproken wat er volgens ons moet gebeuren in het leven, verstand en hart van onze cursisten door hun ervaringen in het seminarie en instituut.

Toen we het seminarie bespraken en wat we hoopten dat er in het leven van een cursist zou gebeuren, overwogen we om toch weer een leesvereiste in het seminarie op te nemen. Maar we beseften dat waar we de nadruk op wilden leggen, wat het belangrijkst was, ons vermogen was om ertoe bij te dragen dat de cursist een levenslange, dagelijkse gewoonte ontwikkelt.

Ik heb nog een ander citaat meegebracht. Dit is volgens mij een goede samenvatting uit ons handboek Het evangelie leren en erin onderwijzen. ‘Er zijn maar weinig dingen die [leerkrachten kunnen doen om] het leven van hun cursisten blijvend positiever [te] beïnvloeden dan ze liefde voor de Schriften bijbrengen en ze die dagelijks laten bestuderen.’3 Dus als we willen dat een seminariediploma na vier jaar een nuttige, diepe en bekerende ervaring symboliseert, moet Schriftstudie daar een onderdeel van zijn.

Er zijn veel manieren waarop u de betrokkenheid van een cursist bij de Schriften kunt toetsen. Maar wij wilden meten wat het belangrijkst is, en dat is de hulp die wij de cursisten kunnen verlenen om een gewoonte van dagelijkse Schriftstudie te ontwikkelen. En dat hebben we gecombineerd met enkele goede hulpmiddelen die leerkrachten en inserviceleiders kunnen gebruiken. Ze zijn een goede aanvulling op de vereiste, brengen de cursisten vaardigheden bij en laten ze doelen stellen. En door de Heilige Geest en de Schriften kunnen ze echt aansluiting met onze hemelse Vader en de Heiland vinden. We denken dat deze vereiste tot het allerbelangrijkste leidt, dat wat een diploma moet weergeven.

Broeder Webb: Daarom moedigen we ze nog steeds aan om de tekst van de cursus te lezen. De dagelijkse leesvereiste, of -verwachting, wordt in het lesmateriaal gevonden.

Dus we hopen dat alle seminariecursisten nog steeds het lesmateriaal zullen lezen. We hopen dat ze nog steeds doelen zullen stellen om dat te doen, zoals u al zei. Maar de vereiste is nu 75 procent van de dagen in het desbetreffende semester. Wij bepalen niet wat het betekent om dagelijks te lezen. Maar als ze 75 procent van de tijd de Schriften bestuderen, zal dat een aanmoediging zijn om dat als onderdeel van het seminarie te ervaren.

Broeder Bigelow: Ik ben blij dat u aangeeft dat het doel en het verwachte resultaat wellicht anders zijn – dat ze dagelijks de Schriften bestuderen. In sommige gebieden zijn geen Schriften in gedrukte vorm beschikbaar. Dus we hebben een norm voor de hele wereld vastgesteld. En daarmee zeggen we: ‘We willen dat je door het woord je relatie met onze hemelse Vader verbetert.’ En dat zal gebeuren door de dagelijkse gewoonte om het woord van God te bestuderen.

Broeder Webb: Dus maak dagelijks gebruik van de mogelijkheid om zijn stem te horen.

Broeder Bigelow: Precies.

Broeder Webb: En daarmee geven we ook een opdracht aan de leerkracht, vindt u niet? Om persoonlijk met de cursisten hun ervaring te ontwikkelen, in overeenstemming met hun behoeften en vermogens. En we vertrouwen u. Daarom definiëren we niet precies wat dat in de praktijk betekent.

Broeder Bigelow: Precies.

Broeder Webb: Dank u. Die veranderingen zijn natuurlijk al bekendgemaakt en ingevoerd, en we waarderen uw inspanningen om ze zo goed mogelijk toe te passen, tot zegen van de cursisten. Een andere verandering, die iedereen bezighoudt, is de pandemie. Wat is er de afgelopen maanden met onze lessen gebeurd door de vele onderbrekingen en veranderingen met online onderwijs, en andere wijzigingen door de pandemie? Broeder Bigelow, wat hebben we volgens u van de pandemie geleerd? En wat zal er verder nog veranderen?

Broeder Bigelow: Allereerst – en u hebt dat eerder vandaag al gezegd – zijn we gaan beseffen dat we met geweldige mensen samenwerken. Als we daar de onderwijsinstellingen van de kerk, alle zendelingen, geroepen leerkrachten en voltijd- en parttime medewerkers aan toevoegen, zijn dat wereldwijd meer dan zestigduizend mensen. En ze zijn heel erg goed. Maar de pandemie heeft onze ogen geopend betreffende bepaalde vaardigheden die we misschien nog niet hadden.

Ik wil graag iets over een persoonlijke ervaring vertellen. Mijn vrouw en ik werden zo’n zeven jaar geleden geroepen om een zendingsgebied in Brazilië te presideren. Nadat we wat Portugees hadden gestudeerd, reisden we naar het zuiden. Ik was als jonge man in een Spaanstalig land op zending geweest, dus dit was een relatief nieuwe taal voor ons. Maar we dachten dat we redelijk Portugees konden spreken.

Ik kan me nog goed die eerste dag herinneren. We kwamen aan en de zendingspresident die ik zou vervangen, bracht ons naar het huis. De faciliteitenmanager was er ook. Toen we in de keuken waren, zei hij: ‘Kijk, u hebt nieuw water nodig.’ Hij legde zijn hand op de grote waterfles. Hij zei: ‘U hebt een nieuwe waterfles nodig.’ Ik raakte in paniek omdat ik niet wist hoe ik in het Portugees waterfles moest zeggen. Ik had wel andere dingen geleerd. We hadden gestudeerd. We dachten dat we de taal kenden. Ik zei tegen hem: ‘Kunt u dat voor me doen? Zou u dat willen doen?’ Hij zei: ‘Ja hoor.’

Wat hij niet zag, was dat toen hij opbelde, ik hem de rug toekeerde, een indexkaartje pakte en letterlijk opschreef hoe hij het water bestelde. Weet u, ik dacht dat mijn gezin en ik binnen twee weken zouden overlijden omdat ik geen water kon bestellen.

Dat was een moment waarop ik besefte dat ik niet wist wat ik dacht dat ik wist. En ik denk dat de pandemie dat voor ons is. Ons niveau van bekwaamheid op het gebied van online evangelieonderwijs, is niet waar het zou moeten zijn. Sommigen hebben zich snel aangepast. Hun vaardigheden waren gewoon aangeboren. En zij waren in staat om het te doen. Voor anderen was dat niet het geval.

We hebben volgens mij geleerd, en we moeten blijven leren, dat we onze vaardigheden moeten blijven ontwikkelen. We moeten manieren bedenken om ons vermogen te vergroten.

U zei iets in uw openingswoord. Ik blijf erop terugkomen omdat het volgens mij zo belangrijk is. Het citaat van ouderling Clark: ‘Welke mate van gehoorzaamheid of hoop of naastenliefde we ook hebben; welk niveau van beroepsvaardigheid we ook hebben; het is niet genoeg voor het werk dat in het verschiet ligt.’4

Een van de dingen die voor mij persoonlijk uit de pandemie zijn voortgekomen, is een diep verlangen om me te verbeteren, om er zeker van te zijn dat ik in deze veranderende wereld aan de stijgende verwachtingen van de Heer voldoe. Dus hoe ziet het online gebeuren eruit? Ik weet het niet. Broeder Smith, hoe gaat ons online onderwijs eruitzien? Ik denk dat u die vraag beter kunt beantwoorden.

Broeder Smith: Ik denk dat ik kan herhalen wat u hebt gezegd. Volgens mij hebben we twee uitermate belangrijke dingen van de pandemie geleerd, die we zeker gaan gebruiken. Ten eerste, zoals u al gezegd hebt, werken we samen met de beste mensen. Onze voltijdse leerkrachten en onze vrijwilligers die zo bereidwillig, voortreffelijk en toegewijd zijn. In moeilijke omstandigheden hebben ze uitstekend gepresteerd.

We hebben ook gezien waar we verbeteringen kunnen aanbrengen. We zijn volgens mij beter gaan beseffen wat voor vragen we moeten stellen om de antwoorden te krijgen die we nodig hebben.

In het kantoorgebouw van de kerk hebben we de afdeling digitaal leren opgericht. Dat is een afdeling met deskundige mensen die ons helpen met de ontwikkeling van online seminarie en instituut. We hebben het woord digitaal gebruikt omdat online zoveel verschillende betekenissen kan hebben. En wat we bedoelen, is elke vorm van onderwijs op afstand met gebruik van technologie. En dan maakt het niet uit of dat een videoconferentie, een hybride vorm of asynchroon is – er zijn zoveel verschillende zienswijzen.

Maar we hebben volgens mij geleerd wat voor vragen we moeten stellen. En we beginnen die vragen te stellen zodat we hulpmiddelen en een programma kunnen ontwikkelen, en een infrastructuur kunnen opzetten om een uitbreidend digitaal aanbod van seminarie- en instituutslessen te ondersteunen.

En als COVID voorbij is, en we hopen allemaal dat dit zo snel mogelijk zal gebeuren, zal dat zeker niet zo belangrijk meer zijn, maar belangrijker dan voorheen omdat we bepaalde cursisten hebben bereikt die we destijds niet konden bereiken. We zijn nu in staat om personen en gezinnen zoals nooit tevoren tot zegen te zijn, omdat we daar in zekere zin toe gedwongen zijn. En nu zien we de voordelen ervan. Nu weten we welke vragen we moeten stellen om vooruitgang te maken, en we doen ons uiterste best om die vragen te beantwoorden. Daarom ligt er volgens mij veel goeds in het verschiet.

Broeder Webb: Sommige mensen hebben gevraagd: ‘Zullen we ooit een toegewijd personeelsbestand voor online lessen hebben?’ Ik kan alleen maar zeggen dat we nog steeds met die vraag worstelen. Het is heel goed mogelijk dat we op een dag voltijdse seminarieleerkrachten hebben die alleen online lesgeven. Maar het is ook belangrijk dat we allemaal een fundamenteel begrip hebben van de manier waarop we effectief online les kunnen geven. Dat kan zomaar ineens van ons allemaal gevraagd worden. En als dat gebeurt, willen we dat zo goed mogelijk doen. Er zijn leerkrachten die dat al uitstekend doen. Er zijn leerkrachten die het aantal instituutscursisten hebben verviervoudigd omdat ze zulke effectieve online lessen geven. Belangrijker dan de organisatorische structuur is de vraag: kunnen we de nodige vaardigheden ontwikkelen zodat we effectief online lesgeven en de cursisten echt baat bij die lesmethode hebben?

En naarmate we daar meer over leren, zullen we daar meer informatie over verstrekken, zodat de leerkrachten hun uiterste best kunnen doen om effectieve godsdienstlessen te geven. Dat zijn volgens mij uitstekende opmerkingen. Dank u wel.

Broeder Bigelow: Deze aanpassing naar online lessen is volgens mij geen algeheel overboord gooien van wat we in het verleden hebben gedaan. Maar we moeten ons aanpassen. Misschien moeten we meer parttime instituuts- en seminarieleerkrachten aannemen. Online lesgeven biedt meer mensen een kans om les te geven, omdat het geen volledige belasting hoeft te zijn.

Broeder Webb: Maar niemand wordt tot die veranderingen gedwongen. We brengen die veranderingen geleidelijk aan, wanneer er zich nieuwe mogelijkheden aandienen. Ik wil een van die redenen graag in het kort bespreken. We hebben steeds meer vrouwelijke werknemers. En we zijn heel dankbaar voor de bijdrage die zij leveren. Sommigen van hen kiezen er vanwege familieomstandigheden of andere redenen voor om parttime of online les te geven.

Het is ook zo dat nu er meer vrouwelijke werknemers zijn, ze meer kansen op leidinggevend gebied krijgen. We hebben in het kantoorgebouw van de kerk tien afdelingsdirecteurs. Drie van hen zijn vrouw. En zij zijn niet benoemd of aangenomen omdat zij vrouw zijn. Zij waren de best gekwalificeerde kandidaten voor die posities en zij leveren een uitzonderlijke bijdrage aan het werk dat wij verrichten.

Maar dat is slechts een voorbeeld. Naarmate onze organisatie groeit, gebeurt dat ook met regionale directeurs, faculteitshoofden en programmabestuurders. En dat vertel ik omdat het een verandering in ons personeelsbestand is, en daar moeten we van op de hoogte zijn. De programmabestuurders moeten zich meer bewust zijn van de verschillende perspectieven. Ze moeten samen overleggen, van elkaars ervaring en gezichtspunten gebruik maken.

Het is volgens mij iets waar we ons bewust van moeten zijn als we van een gevarieerd personeelsbestand willen profiteren. Ik weet dat dit specifiek voor medewerkers geldt, maar het is ook van toepassing op beroepsleerkrachten, man en vrouw, met verschillende achtergronden, en geroepen leerkrachten. Zij hebben zoveel te bieden. We moeten naar hen luisteren en hun perspectief en ervaring begrijpen, zodat onze cursisten daar baat bij hebben.

Broeder Bigelow: Velen zijn hier misschien nog niet van op de hoogte, maar we beginnen met veldteams. Dat houdt in dat we schrijvers uit de hele wereld voor lesplannen hebben, en personen die instructies geven en teams die instructies geven, wellicht uit verschillende delen van de wereld. Dat stelt ons in staat om een beter zicht te krijgen op wat er in de wereld plaatsvindt, in plaats van ons beperkte inzicht.

Broeder Webb: Dank u. Broeder Smith, kunnen we even naar u teruggaan? Er is veel gaande met de vernieuwing van het instituut. Veel mensen hebben daar interesse in en hebben eraan bijgedragen. Kunt u ons daar iets over vertellen?

Broeder Smith: We hebben daar veel tijd en middelen aan besteed. En veel geweldige leiders en leerkrachten van het instituut hebben onder andere gekeken naar aanpassingen van de leslokalen, naar nieuwe cursussen en naar nieuwe titels van bestaande cursussen. En dat is allemaal uitstekend verlopen. Het belangrijkste dat we volgens mij kunnen doen, is luisteren naar de cursisten van het instituut, en vooral luisteren naar de cursisten die nu niet deelnemen. Misschien hebben ze een enkele keer deelgenomen, en misschien helemaal nog niet. Daarom willen we graag heel goed naar ze luisteren.

De belangrijkste vernieuwing die we kunnen toepassen is de manier waarop we lesgeven. Het is precies zoals u hebt gezegd, broeder Bigelow, het is geen complete ommekeer; het zijn slechts kleine aanpassingen in de dingen die we vaak doen. En broeder Webb, volgens mij was uw toespraak vorig jaar in juni, waarin u over leslokalen van bekering, relevantie en saamhorigheid sprak, precies de manier waarop we het instituut moeten vernieuwen.

Ik wil u iets vertellen wat een gebiedsdirecteur van een instituutsleerkracht me een keer heeft verteld. Hij bereidde zich voor op zijn eerste Zoomles van de cursus over het eeuwige gezin. Ter voorbereiding nodigde hij elk van zijn cursisten uit om zich in een korte video voor te stellen.

Een van de mannelijke cursisten besloot om zich als homoseksueel aan de klas voor te stellen. Hij vertelde dat hij moeite had met het standpunt van de kerk op het gebied van huwelijk en gezin. En deze leerkracht wist dat hij een les over de leer en beginselen van het gezin zou geven. Daarom besloot hij om er goed over na te denken en te bidden. Hij benaderde de jonge man oprecht en zei tegen hem dat hij een instituutsklas wilde lesgeven waarbij hij niet alleen de leer duidelijk kon maken en kon vertellen wat de profeten en apostelen hebben gezegd, maar dat hij ook een omgeving wilde creëren waar de cursisten zich veilig zouden voelen en niet geoordeeld zouden worden, waar ze met hun zorgen, problemen en vragen terecht zouden kunnen.

Omdat hij contact met hem opnam, vertelde deze jonge man aan de leerkracht dat hij van plan was om gedurende de les stil te zijn, omdat hij dat altijd deed. Als iemand in de kerk over het gezin spreekt, haakt hij af en zegt hij niets. Maar omdat deze leerkracht contact met hem opnam, was de cursist van plan om actief aan de les deel te nemen. En voor de klas werd het een prachtige les omdat deze jonge man zo actief deelnam. Zijn zorgen en vragen droegen bij aan zinvolle besprekingen. En dat kwam doordat het een omgeving was waar in waarheid werd lesgegeven, en waar oprechte een eerlijke vragen konden worden gesteld.

Na de les schreef de cursist de volgende woorden aan de leerkracht. En dat is volgens mij wat we willen bereiken met het vernieuwen van het instituut. Hij schreef:

‘Ik wil u graag bedanken voor de les. Ik was een beetje zenuwachtig, en ik wilde eigenlijk niets zeggen, maar tegen het einde stond ik op het punt om luid “dank u” uit te roepen. De les was geweldig. Ik vergelijk die met een les die ik kreeg toen ik aan een seminarieleerkracht had verteld dat ik homoseksueel was. Hij steunde me toen ik hem vertelde wat er in een andere klas was gebeurd. Zijn les en uw les waren vervuld van liefde en steun, en ze hebben mijn hele leven veranderd. Ik leef op en wil het evangelie blijven naleven. Ik wil toezeggen dat ik mijn best zal doen om volgens dat patroon te leven. Het kan ons leven veranderen. Dank u wel. En bedankt dat u mijn vragen hebt beantwoord en bereid was om mij te leren kennen en me te steunen. Ik heb mijn gevoelens opgeschreven omdat ik heel sterk de Geest kon voelen. Ik heb in mijn dagboek geschreven dat ik zo dankbaar en blij was. Tranen van vreugde stromen nu over mijn wangen. Hartelijk bedankt, uw broeder en een zoon van God.’

We zien dat deze leerkracht een zinvolle band met een cursist had, op een manier die hem hoop en moed gaf om tot de Heiland te komen en op zijn verbondspad verder te gaan. En dat alles omdat het leslokaal van deze leerkracht een plek van bekering, relevantie en saamhorigheid was.

Broeder Webb: U hebt die vraag uitstekend beantwoord. We gaan aan omgevingsveranderingen, lesplannen enzovoort werken. Ik hoop dat u nieuwe praktische manieren zult bedenken om het instituut te vernieuwen zodat meer cursisten gaan deelnemen. En als ze komen, hoop ik dat ze ook zo’n ervaring zullen hebben, dat ze zullen blijven en dat ze een band met onze hemelse Vader zullen hebben. Dat is het uiteindelijke doel van dit hele initiatief. Hartelijk bedankt.

Ik wil u nog een laatste vraag stellen, waarop u beiden antwoord kunt geven. We hebben veel dingen besproken waarvan iedereen al op de hoogte is, maar wat ze misschien nog niet weten, is dat er enkele veranderingen in het handboek Leren en onderwijzen zijn opgenomen – en andere dingen die te maken hebben met de instructies die met onze nieuwe handboeken te maken hebben. Dus wat vertelt u ze over de nieuwe dingen die in de instructies worden opgenomen?

Broeder Smith: We doen echt ons best om te focussen, te vereenvoudigen en te verenigen. En we zijn heel blij dat we de kans hebben om samen te werken met het algemeen zondagsschoolpresidium op de afdeling priesterschaps- en gezinszaken om één enkel handboek voor leerkrachten in de kerk samen te stellen. Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland en Het evangelie leren en erin onderwijzen worden gecombineerd, vereenvoudigd, en verduidelijkt om ons een heldere definitie van onderwijs te verschaffen, duidelijk te maken hoe een les ervaren moet worden, en wat cursisten mogen verwachten als ze bij ons zijn. Dat geldt voor geroepen leerkrachten en beroepsleerkrachten.

Om dat initiatief te steunen, creëren we een bibliotheek met instructiemateriaal. Dus als leerkrachten een definitie van een vaardigheid lezen, weten ze waar die vaardigheid wordt besproken en uitgelegd, waar ze niet alleen instructies kunnen vinden, maar ook een aanmoediging om die vaardigheid te oefenen en toe te passen. We hopen dat we onze leerkrachten kunnen helpen om een vaardigheid te vinden die ze willen ontwikkelen en ze de hulpmiddelen kunnen bieden om dat ook te doen. En daarnaast willen we manieren bedenken om dat te meten, om te zien of we onze doelen bereiken. Bereiken we ons doel in het leven van jonge mensen?

En we onderzoeken enkele effectieve en nuttige manieren waarop een leerkracht zichzelf kan meten en beoordelen. We willen verbeteren hoe leerkrachten door een toezichthouder worden bijgestaan, die de les kan bijwonen en ze kan helpen groeien, zich ontwikkelen en verbeteren, en die onze cursisten kan vragen wat hun ervaringen zijn en wat er in hun leven plaatsvindt. We hopen dat dit alles in een geest van aanmoediging, vooruitgang en groei zal plaatsvinden, als mogelijkheid om onze hulpmiddelen te gebruiken en betere leerkrachten te worden.

We weten allemaal dat we in de laatste dagen voor de wederkomst van de Heiland leven. De jonge mensen die onze lessen bijwonen maken deel uit van de beste mensen die de wereld ooit heeft gezien. Wij moeten goed zijn omdat zij zo goed zijn. Daarom willen we steeds beter worden.

Broeder Bigelow: Ik vind dat broeder Smith een interessant punt aanhaalt. Het gaat erom of wij kunnen vaststellen wat er volgens ons moet gebeuren. Kunnen we eraan werken om aan die verwachting te voldoen? Het is daarbij erg belangrijk om de resultaten te meten. We hebben zelfs manieren besproken om die metingen te laten zien, zodat we doelen kunnen stellen op basis van waar ze zich nu bevinden en wat ze willen bereiken.

Broeder Webb: Als we het over prestatiebeheer of zoiets hebben, en we een professionele term gebruiken, kunnen mensen denken: ik onderwijs in het evangelie, en dat maakt me zenuwachtig. U hebt allemaal uw cursisten lief en wilt ze tot zegen zijn. Daarom is het goed als iemand naast u staat om u daarbij te helpen, iemand die ook de cursisten tot zegen wil zijn, die u de spiegel voorhoudt betreffende het verloop van de les, en die u kan helpen met uw verlangen om vooruitgang te maken ter wille van de cursisten – niet omdat u allemaal volmaakte leerkrachten wilt zijn, maar omdat u de beste ervaring voor uw cursisten wilt creëren.

Daarom ben ik hier heel enthousiast over, en ik denk dat u dat ook bent – als u ziet wat we kunnen verwachten, dankzij het handboek, de bibliotheek met instructiemateriaal, en zelfs dankzij hetgeen we metingen noemen. Het zijn allemaal positieve en nuttige dingen waar u heel enthousiast over zult zijn. Dat hopen we in ieder geval, nietwaar?

Broeder Smith: Jazeker.

Broeder Webb: Wilt u nog iets zeggen voordat we sluiten?

Broeder Bigelow: Ik wil nog een ander aspect noemen dat volgens mij heel belangrijk is. We concentreren ons vaak op onze lessen en op het verbeteren van ons onderwijs. Maar we negeren soms het leiderschap of de bestuurstaken van seminariehoofd, coördinator, regionaal directeur of gebiedsdirecteur, wat uw positie ook is. Nu proberen we dat aspect niet te negeren. In de kern hebben we het beginsel van een taakomschrijving geplaatst, om bijvoorbeeld een hoofd duidelijk te maken wat er van hem of haar verwacht wordt. Dus als we het over metingen hebben, meten we niet alleen het onderwijs; we meten ook uw leiderschap. Toen mij enkele jaren geleden gevraagd werd om hoofd te worden, had ik graag gehad waar we het nu over hebben.

Ik had graag aan de medewerkers, de personen in mijn faculteit, de administratief medewerkers kunnen vragen: ‘Laat me weten hoe ik mijn werk doe’, volgens vastgestelde normen, ‘en laat me weten waar ik verbeteringen kan aanbrengen.’ Ik wil de allerbeste leider zijn, en de enige manier waarop ik dat kan bereiken, is als ik weet waar ik me nu bevind, wat mijn doel is, en hoe ik dat doel kan bereiken. Dus alles wat we besproken hebben, bevindt zich in de context van: laten we ertoe bijdragen dat meer jongeren en jongvolwassenen een positieve ervaring hebben. En laten we dat ook op mijn leiderschap toepassen.

Broeder Webb: Het is belangrijk om te weten dat sommige van die veranderingen vrij snel zullen plaatsvinden, in de komende maanden, en dat andere langer zullen duren.

Bedankt. Voordat we dit gedeelte van de uitzending afsluiten, wil ik graag nog iets over veranderingen in het algemeen zeggen. Wij kunnen wereldwijd allerlei nieuwe programma’s en hulpmiddelen creëren. Maar dat maakt helemaal geen verschil tenzij we eensgezind zijn en ons op de wil van onze hemelse Vader afstemmen. Het zal het allerbeste vergen van wat we te bieden hebben. Dan moeten we God op de eerste plaats zetten. Dan moeten we bereid zijn om veranderingen te accepteren en die opgewekt toe te passen. Als we de kracht willen hebben om levens ten goede te veranderen, moeten we vanuit een veranderd hart lesgeven en getuigen.

Mogen we onze harten verenigen en ons volledig voor de zaak van Christus inzetten. En mogen we steeds meer op Hem vertrouwen. Als we dat doen, kunnen we ons aan alle veranderingen aanpassen. De Heilige Geest zal ons doen inzien wat we in ons eigen leven en in ons onderwijs moeten veranderen. Dan zullen we ervaren dat God een God van wonderen is. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Russell M. Nelson, ‘Openingswoord’, Liahona, november 2018, 6–8.

  2. Het evangelie leren en erin onderwijzen: een handboek voor leerkrachten en leiders in seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs (2012), 20.

  3. Kim B. Clark, ‘Encircled about with Fire’ (toespraak tijdens een satellietuitzending seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs, 4 augustus 2015), ChurchofJesusChrist.org.