Schriften
Leer en Verbonden 107


Afdeling 107

Openbaring over het priesterschap, gegeven bij monde van de profeet Joseph Smith rond april 1835 te Kirtland (Ohio). Hoewel deze afdeling in 1835 is vastgelegd, bevestigen de geschiedkundige verslagen dat de verzen 60 t/m 100 grotendeels een openbaring waren die Joseph Smith op 11 november 1831 had ontvangen. Deze afdeling houdt verband met de vorming van het Quorum der Twaalf in februari en maart 1835. De profeet heeft haar waarschijnlijk voorgelezen in het bijzijn van hen die zich aan het voorbereiden waren om op 3 mei 1835 op hun eerste quorumzending te vertrekken.

1–6: er zijn twee priesterschappen: het Melchizedeks en het Aäronisch; 7–12: wie het Melchizedeks priesterschap dragen, hebben de bevoegdheid in alle functies van de kerk te officiëren; 13–17: de bisschap presideert de Aäronische priesterschap, die de uiterlijke verordeningen bedient; 18–20: het Melchizedeks priesterschap omvat de sleutels van alle geestelijke zegeningen; het Aäronisch priesterschap omvat de sleutels van de bediening van engelen; 21–38: het Eerste Presidium, de Twaalf en de Zeventig vormen de presiderende quorums, wier beslissingen in eenheid en gerechtigheid genomen moeten worden; 39–52: de patriarchale orde vastgesteld van Adam tot Noach; 53–57: de Heer verscheen aan de heiligen van weleer toen zij in Adam-ondi-Ahman vergaderd waren; 58–67: de Twaalf moeten de functionarissen van de kerk organiseren; 68–76: bisschoppen fungeren als gewone rechter in Israël; 77–84: het Eerste Presidium en de Twaalf vormen de hoogste rechtbank in de kerk; 85–100: presidenten in de priesterschap besturen hun respectieve quorums.

1 Er zijn in de kerk twee priesterschappen, namelijk het aMelchizedeks en het bAäronisch, waaronder het Levitisch priesterschap.

2 Waarom het eerste het aMelchizedeks priesterschap wordt genoemd, is omdat Melchizedek zulk een groot hogepriester was.

3 Voor zijn tijd werd het het heilig priesterschap naar de aorde van de Zoon van God genoemd.

4 Maar uit respect of aeerbied voor de naam van het Opperwezen, om een al te veelvuldige herhaling van zijn naam te vermijden, heeft de kerk in de dagen vanouds dat priesterschap vernoemd naar Melchizedek, ofwel het Melchizedeks priesterschap.

5 Alle andere bevoegdheden of functies in de kerk zijn atoevoegingen aan dat priesterschap.

6 Er zijn echter twee onderdelen of hoofdgroepen — de een is het Melchizedeks priesterschap en de ander is het Aäronisch of aLevitisch priesterschap.

7 Het ambt van aouderling valt onder het priesterschap van Melchizedek.

8 Het Melchizedeks priesterschap omvat het recht van presideren en bezit de macht en het agezag over alle ambten in de kerk, in alle tijdperken van de wereld, om geestelijke zaken te besturen.

9 Het aPresidium van de Hoge Priesterschap, naar de orde van Melchizedek, heeft het recht van officiëren in alle ambten van de kerk.

10 aHogepriesters naar de orde van het Melchizedeks priesterschap hebben het brecht, onder leiding van het presidium, in hun eigen positie te officiëren in de bediening van geestelijke zaken, en ook in het ambt van ouderling, priester (van de Levitische orde), leraar, diaken, en als lid.

11 Een ouderling heeft het recht, bij afwezigheid van de hogepriester, in zijn plaats te officiëren.

12 De hogepriester en ouderling moeten in geestelijke zaken handelen overeenkomstig de verbonden en geboden van de kerk; en zij hebben het recht in al die ambten van de kerk te officiëren als er geen hogere autoriteiten aanwezig zijn.

13 Het tweede priesterschap wordt het apriesterschap van Aäron genoemd, omdat het aan bAäron en zijn nakomelingen, door al hun geslachten heen, is verleend.

14 Waarom dit het lagere priesterschap wordt genoemd, is omdat het een atoevoeging is aan het grotere of het Melchizedeks priesterschap, en bevoegdheid bezit tot het bedienen van uiterlijke verordeningen.

15 De abisschap vormt het presidium van deze priesterschap, en draagt de sleutels of het gezag daarvan.

16 Niemand heeft wettelijk recht op dit ambt, op het dragen van de sleutels van dit priesterschap, tenzij hij een aletterlijke afstammeling van Aäron is.

17 Maar aangezien een hogepriester in het Melchizedeks priesterschap bevoegd is om in alle lagere ambten te officiëren, mag hij in het ambt van bisschop officiëren wanneer er geen letterlijke afstammeling van Aäron te vinden is, mits hij tot die macht wordt geroepen en aangesteld en ageordend onder de handen van het bpresidium van de Melchizedekse priesterschap.

18 De macht en het gezag van het hogere of Melchizedeks priesterschap bestaat in het dragen van de asleutels van alle geestelijke zegeningen van de kerk —

19 het voorrecht te hebben om de averborgenheden van het koninkrijk van de hemel te ontvangen, de hemelen voor zich geopend te hebben, deel te hebben aan de balgemene samenkomst en kerk van de Eerstgeborene, en de gemeenschap en tegenwoordigheid te genieten van God de Vader, en Jezus, de cMiddelaar van het nieuwe verbond.

20 De macht en het gezag van het lagere of Aäronisch priesterschap bestaat in het dragen van de asleutels van de bediening van engelen, en in het bedienen van uiterlijke bverordeningen, de letter van het evangelie, de cdoop van bekering tot dvergeving van zonden, overeenkomstig de verbonden en geboden.

21 Noodzakelijkerwijs komen er presidenten, of presiderende ambtsdragers, voort uit hen die geordend zijn tot de verschillende ambten in deze twee priesterschappen, of ze worden uit hun midden aangewezen.

22 Uit de aMelchizedekse priesterschap vormen drie bpresiderende hogepriesters, gekozen door de groep, aangewezen en tot dat ambt geordend, en cgesteund door het vertrouwen, het geloof en het gebed van de kerk, een quorum van het presidium van de kerk.

23 De atwaalf reizende raadsleden zijn geroepen om de twaalf bapostelen te zijn, of de bijzondere getuigen van de naam van Christus in de gehele wereld — waardoor zij zich in de plichten van hun roeping onderscheiden van de andere ambtsdragers in de kerk.

24 En zij vormen een quorum, in gezag en macht gelijk aan de voornoemde drie presidenten.

25 Ook de aZeventig zijn geroepen om het evangelie te prediken en om bijzondere getuigen te zijn voor de andere volken en in de gehele wereld — waardoor zij zich in de plichten van hun roeping onderscheiden van de andere ambtsdragers in de kerk.

26 En zij vormen een quorum, in gezag gelijk aan dat van de zojuist genoemde twaalf bijzondere getuigen of apostelen.

27 En ieder besluit dat door één van deze quorums wordt genomen, moet door de eenparige stemming daarvan tot stand komen; dat wil zeggen: elk lid van ieder quorum moet met de genomen besluiten instemmen, om hun besluiten onderling van gelijke kracht of geldigheid te laten zijn —

28 wanneer de omstandigheden een andere mogelijkheid uitsluiten, mag de aanwezige meerderheid een quorum vormen —

29 tenzij dat het geval is, hebben hun besluiten niet het recht op dezelfde zegeningen als de besluiten van een quorum van drie presidenten in vroeger dagen, die naar de orde van Melchizedek geordend waren, en rechtvaardige en heilige mannen waren.

30 De besluiten van deze quorums, of één daarvan, moeten genomen worden in alle arechtvaardigheid, in heiligheid en nederigheid van hart, zachtmoedigheid en lankmoedigheid, en in geloof en bdeugd en kennis, matigheid, geduld, godsvrucht, broederlijke vriendelijkheid en naastenliefde;

31 want de belofte luidt dat zij, indien deze dingen overvloedig bij hen aanwezig zijn, niet aonvruchtbaar zullen zijn in de kennis van de Heer.

32 En ingeval enig besluit van deze quorums in onrechtvaardigheid genomen is, kan het voor een algemene vergadering worden gebracht van de verschillende quorums, die de geestelijke gezagsdragers van de kerk vormen; op geen andere wijze kan er beroep worden aangetekend tegen hun besluit.

33 De Twaalf vormen een reizende presiderende hoge raad, om in de naam van de Heer te officiëren, op aanwijzing van het presidium van de kerk, in overeenstemming met de wet van de hemel; om de kerk op te bouwen en al haar aangelegenheden onder alle natiën te regelen, ten eerste ten behoeve van de aandere volken, en ten tweede ten behoeve van de Joden.

34 De Zeventig moeten handelen in de naam van de Heer, op aanwijzing van de aTwaalf of de reizende hoge raad, bij het opbouwen van de kerk en het regelen van al haar aangelegenheden onder alle natiën, ten eerste ten behoeve van de andere volken, en dan ten behoeve van de Joden —

35 waarbij de Twaalf, die de sleutels dragen, worden uitgezonden om de deur te openen door de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus, en wel ten eerste ten behoeve van de andere volken, en dan ten behoeve van de Joden.

36 De vaste ahoge raden in de ringen van Zion vormen een quorum dat bij al zijn besluiten evenveel gezag heeft inzake de aangelegenheden van de kerk als het quorum van het presidium, of als de reizende hoge raad.

37 De hoge raad in Zion vormt een quorum dat bij al zijn besluiten evenveel gezag heeft inzake de aangelegenheden van de kerk als de raden van twaalf in de ringen van Zion.

38 Het is de plicht van de reizende hoge raad, wanneer zij hulp nodig hebben bij het voldoen aan de verschillende verzoeken om het evangelie te prediken en te bedienen, een beroep te doen op de aZeventig, en niet op welke anderen dan ook.

39 Het is de plicht van de Twaalf in alle grote gemeenten van de kerk aevangelisten te ordenen, naargelang die hun door openbaring worden aangewezen —

40 de orde van dat priesterschap werd gevestigd om van vader op zoon te worden overgedragen, en behoort rechtens toe aan de letterlijke afstammelingen van het uitverkoren geslacht, aan wie de beloften waren gedaan.

41 Deze orde werd ingesteld in de dagen van aAdam en is door bafstamming op de volgende wijze doorgegeven:

42 van Adam op aSeth, die op de leeftijd van negenenzestig jaar door Adam werd geordend en drie jaar voor zijn (Adams) dood een zegen van hem ontving en van zijn vader de belofte van God kreeg dat zijn nakomelingen de uitverkorenen van de Heer zouden zijn en dat zij tot aan het einde van de aarde bewaard zouden blijven;

43 want hij (Seth) was een avolmaakt mens, en hij was zozeer het bevenbeeld van zijn vader dat hij in alle opzichten op zijn vader leek en alleen door zijn leeftijd van hem te onderscheiden was.

44 Enos werd op de leeftijd van honderdvierendertig jaar en vier maanden geordend door de hand van Adam.

45 God riep Kenan in de wildernis in zijn veertigste levensjaar; en hij ontmoette Adam terwijl hij op reis was naar de plaats Shedolamak. Hij was zevenentachtig jaar toen hij zijn ordening ontving.

46 Mahalaleël was vierhonderdzesennegentig jaar en zeven dagen oud toen hij geordend werd door de hand van Adam, die hem ook zegende.

47 Jered was tweehonderd jaar oud toen hij geordend werd onder de hand van Adam, die hem ook zegende.

48 aHenoch was vijfentwintig jaar oud toen hij geordend werd onder de hand van Adam; en hij was vijfenzestig toen Adam hem zegende.

49 En hij zag de Heer, en hij wandelde met Hem en bevond zich voortdurend voor zijn aangezicht; en hij awandelde met God driehonderdvijfenzestig jaar lang, zodat hij vierhonderddertig jaar oud was toen hij werd bopgenomen.

50 aMethusalach was honderd jaar oud toen hij geordend werd onder de hand van Adam.

51 Lamech was tweeëndertig jaar oud toen hij geordend werd onder de hand van Seth.

52 aNoach was tien jaar oud toen hij geordend werd onder de hand van Methusalach.

53 Drie jaar voor zijn dood riep Adam Seth, Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch en Methusalach, die allen ahogepriester waren, met de overigen van zijn nageslacht die rechtvaardig waren, naar de vallei bAdam-ondi-Ahman en schonk hun daar zijn laatste zegen.

54 En de Heer verscheen aan hen, en zij stonden op en zegenden aAdam en noemden hem bMichaël, de vorst, de aartsengel.

55 En de Heer schonk Adam vertroosting en zei tot hem: Ik heb u aan het hoofd gesteld; een menigte natiën zal uit u voortkomen en u bent voor eeuwig avorst over hen.

56 En Adam stond op te midden van de vergadering; en niettegenstaande hij door ouderdom gebogen was, avoorspelde hij, vervuld met de Heilige Geest, alles wat zijn nakomelingen zou overkomen tot aan het laatste geslacht.

57 Deze dingen werden in het boek Henoch opgeschreven, en er zal te zijner tijd van worden getuigd.

58 Het is ook de plicht van de aTwaalf alle andere ambtsdragers van de kerk te bordenen en te organiseren, overeenkomstig de openbaring die luidt:

59 Aan de kerk van Christus in het land Zion, als toevoeging aan de kerkelijke awetten met betrekking tot kerkelijke zaken —

60 Voorwaar, Ik zeg u, zegt de Heer der heerscharen: Er moeten apresiderende ouderlingen zijn om hen te presideren die het ambt van ouderling bekleden;

61 en ook apriesters om hen te presideren die het ambt van priester bekleden;

62 en ook aleraren om op gelijke wijze hen te presideren die het ambt van leraar bekleden, en ook diakenen —

63 aldus van diaken tot leraar, en van leraar tot priester, en van priester tot ouderling, ieder afzonderlijk volgens zijn aanstelling, overeenkomstig de verbonden en geboden van de kerk.

64 Dan komt het hoge priesterschap, het grootste van alle.

65 Daarom moet er iemand uit de hoge priesterschap worden aangewezen om die priesterschap te presideren, en hij zal president van de hoge priesterschap van de kerk worden genoemd;

66 of met andere woorden: apresiderende hogepriester van de hoge priesterschap van de kerk.

67 Van hem komt de bediening van verordeningen en zegens aan de kerk, door ahandoplegging.

68 Daarom, het ambt van bisschop is daaraan niet gelijk; want het ambt van abisschop bestaat uit het besturen van alle stoffelijke zaken;

69 niettemin moet een bisschop uit de ahoge priesterschap worden gekozen, tenzij hij een bletterlijke afstammeling van Aäron is;

70 want tenzij hij een letterlijke afstammeling van Aäron is, kan hij de sleutels van dat priesterschap niet dragen.

71 Niettemin kan een hogepriester, dat wil zeggen naar de orde van Melchizedek, worden aangesteld voor het bedienen van stoffelijke zaken, hebbende een kennis daarvan door de Geest van de waarheid;

72 en ook om arechter in Israël te zijn, om de zaken van de kerk te behartigen, om te oordelen over overtreders naar de getuigenverklaringen die hem zullen worden voorgelegd volgens de wetten, met behulp van zijn raadgevers, die hij gekozen heeft of zal kiezen uit de ouderlingen van de kerk.

73 Dat is de plicht van een bisschop die geen letterlijke afstammeling van Aäron is, maar geordend is tot het hoge priesterschap naar de orde van Melchizedek.

74 Aldus zal hij rechter zijn, ja, gewone rechter onder de inwoners van Zion, of in een ring van Zion, of in enige gemeente van de kerk waar hij tot deze bediening wordt aangesteld, totdat de grenzen van Zion worden uitgebreid en het nodig wordt nog andere bisschoppen of rechters in Zion of elders te hebben.

75 En voor zover er andere bisschoppen worden aangewezen, zullen zij datzelfde ambt uitoefenen.

76 Maar een letterlijke afstammeling van Aäron heeft wettelijk recht op het presidentschap van deze priesterschap, op de asleutels van deze bediening, om het ambt van bisschop zelfstandig uit te oefenen, zonder raadgevers, om als rechter in Israël op te treden, behalve wanneer een president van de hoge priesterschap, naar de orde van Melchizedek, wordt berecht.

77 En de beslissing van elk van die raden, overeenkomstig het gebod dat luidt:

78 En voorts, voorwaar, Ik zeg u: De belangrijkste aangelegenheden van de kerk, en de amoeilijkste gevallen van de kerk, moeten, voor zover de beslissing van de bisschop of de rechters niet bevredigend is, worden overgedragen en voorgelegd aan de raad van de kerk, in de tegenwoordigheid van het bPresidium van de Hoge Priesterschap.

79 En het presidium van de raad van de hoge priesterschap heeft de bevoegdheid andere hogepriesters te roepen, namelijk twaalf, om als raadgevers te assisteren; en aldus hebben het Presidium van de Hoge Priesterschap en zijn raadgevers bevoegdheid om te beslissen op grond van getuigenverklaringen volgens de wetten van de kerk.

80 En na deze beslissing zal het niet meer voor het aangezicht van de Heer in herinnering worden gebracht; want dit is de hoogste raad van de kerk van God, en een eindbeslissing met betrekking tot geschillen bij geestelijke aangelegenheden.

81 Er is niemand die tot de kerk behoort, die niet onderworpen is aan deze raad van de kerk.

82 En indien een president van de hoge priesterschap overtreedt, moet hij in herinnering worden gebracht voor de algemene raad van de kerk, die door twaalf raadgevers uit de hoge priesterschap wordt bijgestaan;

83 en hun uitspraak op zijn hoofd maakt een eind aan de discussie over hem.

84 Aldus is niemand gevrijwaard van de agerechtigheid en de wetten van God, opdat alle dingen ordelijk en in alle ernst voor zijn aangezicht zullen worden gedaan, volgens waarheid en gerechtigheid.

85 En voorts, voorwaar, Ik zeg u: Het is de plicht van een president van het ambt van adiaken om twaalf diakenen te presideren, in raadsvergadering met hen bijeen te komen, en hun hun plicht te bleren, elkaar opbouwend, zoals aangegeven is volgens de verbonden.

86 En het is ook de plicht van de president van het ambt van aleraar om vierentwintig leraren te presideren, en in raadsvergadering met hen bijeen te komen, hun lerende de plichten van hun ambt, zoals aangegeven in de verbonden.

87 Ook is het de plicht van de president van de priesterschap van Aäron om achtenveertig apriesters te presideren, en in raadsvergadering met hen bijeen te komen, om hun de plichten van hun ambt te leren, zoals aangegeven is in de verbonden —

88 deze president moet abisschop zijn; want dit is één van de plichten van dat priesterschap.

89 Voorts is het de plicht van de president van het ambt van aouderling om zesennegentig ouderlingen te presideren, en met hen in raadsvergadering bijeen te komen, en hun te leren overeenkomstig de verbonden.

90 Dit presidium verschilt van dat van de Zeventig en is bedoeld voor hen die niet over de gehele wereld areizen.

91 En voorts is het de plicht van de president van het ambt van het hoge priesterschap om de gehele kerk te apresideren, en te zijn zoals bMozes —

92 zie, hier is wijsheid: ja, aziener, bopenbaarder, vertaler en cprofeet te zijn, met alle dgaven van God die Hij schenkt aan het hoofd van de kerk.

93 En het is in overeenstemming met het visioen waarin de orde van de aZeventig wordt getoond, dat zij zeven presidenten zullen hebben om hen te presideren, gekozen uit de zeventigen;

94 en de zevende president van deze presidenten moet de zes presideren;

95 en deze zeven presidenten moeten andere zeventigen kiezen naast de eerste zeventigen waartoe zij behoren, en moeten hen presideren;

96 en nog andere zeventigen, tot zevenmaal zeventig toe, indien de arbeid in de wijngaard dat vereist.

97 En deze zeventigen moeten areizende dienaren zijn, ten eerste voor de andere volken en ook voor de Joden.

98 Terwijl andere ambtsdragers van de kerk, die geen deel uitmaken van de Twaalf, en evenmin van de Zeventig, niet de plicht hebben te reizen onder alle natiën, maar moeten reizen naar hun omstandigheden het toelaten, niettegenstaande zij even hoge en verantwoordelijke functies in de kerk bekleden.

99 Welnu, laat eenieder zijn aplicht leren kennen, en het ambt waartoe hij is aangewezen, met alle bijver leren uitoefenen.

100 Wie atraag is, zal niet bwaardig worden geacht om te blijven, en wie zijn plicht niet leert kennen en de goedkeuring niet waardig blijkt te zijn, zal niet waardig worden geacht om te blijven. Ja, amen.