Schriften
1Nephi 22


Hoofdstuk 22

Israël zal over het gehele aardoppervlak worden verstrooid — De andere volken zullen Israël in de laatste dagen verzorgen en met het evangelie voeden — Israël zal worden vergaderd en gered, en de goddelozen zullen branden als stoppels — Het koninkrijk van de duivel zal worden vernietigd en Satan zal worden gebonden. Ongeveer 588–570 v.C.

1 En nu geschiedde het, nadat ik, Nephi, deze dingen die op de aplaten van koper waren gegraveerd, had gelezen, dat mijn broers tot mij kwamen en mij zeiden: Wat betekenen die dingen die je hebt gelezen? Zie, moeten zij worden opgevat als dingen die geestelijk zijn, die zullen geschieden naar de geest en niet naar het vlees?

2 En ik, Nephi, zei tot hen: Zie, zij zijn door de stem van de aGeest aan de profeet bgeopenbaard, want door de Geest worden aan de cprofeten alle dingen bekendgemaakt die de mensenkinderen naar het vlees zullen overkomen.

3 Daarom hebben de dingen waarover ik heb voorgelezen betrekking op zowel astoffelijke als geestelijke zaken; want het schijnt dat het huis van Israël vroeg of laat zal worden bverstrooid over het gehele aardoppervlak, en ook onder alle natiën.

4 En zie, velen zijn er van wie zij die in Jeruzalem zijn, het bestaan reeds niet meer weten. Ja, het merendeel van alle astammen is bweggevoerd; en zij zijn her- en derwaarts verstrooid over de ceilanden van de zee; en niemand van ons weet waar zij zijn; wij weten alleen dat zij zijn weggevoerd.

5 En sedert zij zijn weggevoerd, zijn deze dingen aangaande hen geprofeteerd, en ook aangaande allen die hierna zullen worden verstrooid en verward wegens de Heilige van Israël; want tegen Hem zullen zij hun hart verstokken; daarom zullen zij onder alle natiën worden verstrooid en door alle mensen agehaat.

6 Niettemin, wanneer zij door de aandere volken zijn bverzorgd, en de Heer voor de andere volken zijn hand heeft opgeheven en hen als een standaard heeft opgericht, en hun ckinderen in hun armen en hun dochters op hun schouders zijn gedragen, zie, dan zijn deze dingen waarvan gesproken is stoffelijk; want aldus zijn de verbonden van de Heer met onze vaderen; en het heeft betrekking op ons in de toekomende tijden, en ook op al onze broeders die van het huis van Israël zijn.

7 En het betekent dat de tijd komt, nadat het gehele huis van Israël is verstrooid en verward, dat de Here God een machtige natie onder de aandere volken zal doen opstaan, ja, op het oppervlak van dit land; en door haar zal ons nageslacht worden bverstrooid.

8 En nadat ons nageslacht is verstrooid, zal de Here God ertoe overgaan een awonderbaar werk onder de bandere volken te verrichten, dat voor ons nageslacht van grote cwaarde zal zijn; daarom wordt erover gesproken alsof zij door de andere volken worden gevoed en in hun armen en op hun schouders worden gedragen.

9 En het zal ook van awaarde zijn voor de andere volken; en niet alleen voor de andere volken, maar voor bhet gehele chuis van Israël, wegens het bekendmaken van de dverbonden van de Vader van de hemel met Abraham, toen Hij zei: In uw enageslacht zullen alle geslachten van de aarde worden fgezegend.

10 En ik wil, mijn broers, dat jullie weten dat alle geslachten van de aarde niet kunnen worden gezegend, tenzij Hij zijn arm voor de ogen van de natiën aontbloot.

11 Daarom zal de Here God ertoe overgaan zijn arm voor de ogen van alle natiën te ontbloten door zijn verbonden en zijn evangelie te bewerkstelligen voor hen die van het huis van Israël zijn.

12 Daarom zal Hij hen wederom uit gevangenschap brengen, en zij zullen naar hun erflanden worden avergaderd; en zij zullen uit de donkerheid en uit de bduisternis worden gebracht; en zij zullen weten dat de cHeer hun dHeiland en hun Verlosser is, de eMachtige van Israël.

13 En het bloed van die grote en agruwelijke kerk, die de hoer van de gehele aarde is, zal op hun eigen hoofd neerkomen; want zij zullen onder elkaar boorlog voeren, en het zwaard van hun ceigen handen zal op hun eigen hoofd neerkomen en zij zullen dronken zijn van hun eigen bloed.

14 En alle anatiën die tegen u, o huis van Israël, oorlog zullen voeren, zullen tegen elkaar worden gekeerd, en zij zullen in de kuil bvallen die zij groeven om het volk van de Heer te verstrikken. En allen die tegen Zion cstrijden, zullen worden vernietigd, en die grote hoer, die de rechte wegen van de Heer heeft verdraaid, ja, die grote en gruwelijke kerk, zal in het dstof tuimelen en haar val zal groot zijn.

15 Want zie, zegt de profeet, de tijd komt spoedig dat Satan geen macht meer heeft over het hart van de mensenkinderen; want weldra komt de dag dat alle hoogmoedigen en zij die goddeloos handelen als astoppels zullen zijn; en de dag komt dat zij moeten worden bverbrand.

16 Want de tijd komt spoedig dat de volheid van de averbolgenheid van God op alle mensenkinderen wordt uitgestort; want Hij zal niet toestaan dat de goddelozen de rechtvaardigen vernietigen.

17 Daarom zal Hij de arechtvaardigen door zijn macht bbewaren, zelfs al moet de volheid van zijn verbolgenheid komen om de rechtvaardigen te bewaren, zelfs tot de verwoesting van hun vijanden door vuur toe. Daarom behoeven de rechtvaardigen niet te vrezen; want aldus zegt de profeet: Zij zullen worden gered, zo nodig zelfs door vuur.

18 Zie, mijn broers, ik zeg jullie dat deze dingen weldra moeten komen; ja, bloed en vuur en damp van rook moeten komen; en het moet op het oppervlak van deze aarde zijn; en het overkomt de mensen naar het vlees, indien zij hun hart tegen de Heilige van Israël verstokken.

19 Want zie, de rechtvaardigen zullen niet verloren gaan; want de tijd moet zeker komen dat allen die tegen Zion strijden, worden afgesneden.

20 En voorzeker de Heer zal voor zijn volk een weg bereiden, ter vervulling van de woorden van Mozes, toen hij zei: Een aprofeet zoals ik zal de Heer, uw God, doen opstaan voor u; naar hem zult u luisteren in alles wat hij u ook zal zeggen. En het zal geschieden dat allen die niet naar die profeet willen luisteren, uit het midden van het volk zullen worden bafgesneden.

21 En nu maak ik, Nephi, jullie bekend dat die aprofeet van wie Mozes sprak, de Heilige van Israël was; daarom zal Hij brichten in gerechtigheid.

22 En de rechtvaardigen behoeven niet te vrezen, want zij zijn degenen die niet beschaamd zullen worden gemaakt. Maar wel het koninkrijk van de duivel, dat onder de mensenkinderen zal worden opgericht, welk koninkrijk is gevestigd onder hen die in het vlees zijn —

23 want de tijd komt spoedig dat alle akerken die zijn gesticht om gewin, en alle die zijn gesticht om macht over het vlees te verkrijgen, en zij die zijn gesticht om bin trek te zijn in de ogen van de wereld, en zij die de lusten van het vlees en de dingen van de wereld najagen, en om allerlei ongerechtigheid te bedrijven, ja, kortom, allen die tot het koninkrijk van de duivel behoren, die zijn het die reden hebben om te vrezen en te beven en te csidderen; die zijn het die diep in het stof moeten worden gebracht; die zijn het die als stoppels moeten worden dverteerd; en dit is naar de woorden van de profeet.

24 En de tijd komt spoedig, dat de rechtvaardigen als akalveren uit de stal moeten worden weggeleid, en de Heilige van Israël moet regeren met heerschappij en kracht en macht en grote heerlijkheid.

25 En Hij avergadert zijn kinderen uit de vier hoeken van de aarde; en Hij telt zijn schapen, en zij kennen Hem; en er zal één kudde zijn en één bHerder; en Hij zal zijn schapen voeden, en in Hem zullen zij cweide vinden.

26 En wegens de rechtvaardigheid van zijn volk heeft aSatan geen macht; daarom kan hij bvele jaren lang niet worden losgelaten; want hij heeft geen macht over het hart van de mensen, want zij verblijven in rechtvaardigheid, en de Heilige van Israël cregeert.

27 En nu, zie, ik, Nephi, zeg jullie dat al deze dingen naar het vlees moeten geschieden.

28 Maar zie, alle natiën, geslachten, talen en volken zullen veilig in de Heilige van Israël verblijven, indien zij zich abekeren.

29 En nu eindig ik, Nephi, want ik durf vooralsnog niet verder over deze dingen te spreken.

30 Welnu, mijn broers, ik wil dat jullie bedenken dat de dingen die op de aplaten van koper zijn geschreven, waar zijn; en zij getuigen dat een mens gehoorzaam moet zijn aan de geboden van God.

31 Daarom behoeven jullie niet te veronderstellen dat ik en mijn vader de enigen zijn die hebben getuigd, en ze ook hebben geleerd. Welnu, indien jullie gehoorzaam zijn aan de ageboden en tot het einde volharden, zullen jullie ten laatsten dage behouden worden. En zo is het. Amen.