Zendingsroepingen
Voorzorgsmaatregel 4


Voorzorgsmaatregel 4

Wees eensgezind

De Heer heeft gezegd: ‘Ik zeg u: Zijt één; en indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet’ (LV 38:27). Draag bij tot de eenheid, gehoorzaamheid, hartelijkheid, waakzaamheid, verantwoordelijkheid en het medeleven in je zendingsgebied zodat jullie elkaar kunnen sterken, aanmoedigen en steunen. Alle zendelingen dienen aangespoord te worden om volgens deze voorzorgsmaatregelen te leven. En ze moeten het gevoel hebben dat ze zo nodig om hulp kunnen vragen. Dankzij die vertrouwensband kunnen jij en de andere zendelingen afzondering voorkomen, goede gewoonten ontwikkelen en versterken, en elkaar tegen verleiding beschermen.

Ontwikkel goede gewoonten. Vraag daarbij om hulp van je medezendelingen en wees bereid om hen ook te helpen. Wees als collega’s en als district eensgezind in elkaars bescherming en versterking: ‘En indien iemand onder u sterk is in de Geest, laat hij dan diegene meenemen die zwak is, opdat deze in alle zachtmoedigheid zal worden opgebouwd, zodat ook hij sterk kan worden’ (LV 84:106). Wees ook één met de Heer en vertrouw op Hem terwijl je ernaar streeft om volgens de voorzorgsmaatregelen te leven.

Praat met je collega en de leden van je district als je twijfelt of je de technologie misbruikt. Vraag je collega of een leidinggevende zendeling om hulp als je in verleiding komt. Denk eraan: bijna alle overtredingen die met het internet of pornografie te maken hebben, vinden plaats wanneer mensen alleen zijn. Gebruik je apparaat dus niet als je alleen bent. Dat betekent ook dat je het apparaat niet gebruikt als je naar het toilet gaat of in de badkamer bent, en evenmin als je collega naar het toilet gaat of de badkamer gebruikt. Sta je collega en andere zendelingen toe je op verbeterpunten te wijzen. Elkaar helpen is een goede aanpak om geestelijke kracht te ontwikkelen en een gelegenheid om liefde te tonen.

Dit soort gesprekken tussen zendelingen kan moeilijk zijn. Daarom is het goed dat je de volgende beginselen in gedachten houdt als je andere zendelingen helpt of om hulp vraagt:

Afbeelding
twee zendelingzusters op stoep

Gebruik mobiele apparaten eensgezind met je collega.

  • ‘Collega’s […] versterken elkaar in moeilijke tijden. Zij beschermen elkaar tegen lichamelijk gevaar, valse beschuldigingen en verleidingen. Heb liefde en respect voor uw collega.’ (Handboek zendeling [2006], 30.)

  • Ga er altijd vanuit dat iemand anders goede bedoelingen heeft. Bijvoorbeeld: als je collega zich niet aan de voorzorgsmaatregelen houdt, ga er dan vanuit dat hij of zij zich daar niet van bewust is. Ga er niet vanuit dat hij of zij de regels opzettelijk overtreedt.

  • Praat niet met medezendelingen over de overtredingen die je in het verleden begaan hebt. Om anderen te helpen, hoef je ze niet te vertellen wat je gedaan hebt of waarom jij makkelijk in de verleiding komt. Praat met je zendingspresident als je je afvraagt of je tempelwaardig bent. Denk eraan: ‘U bent allereerst trouw verschuldigd aan de Heer, vervolgens aan uw zendingspresident en dan aan uw collega.’ (Handboek zendeling32.)

  • Als je iets persoonlijks van een andere zendeling te weten komt, of je ziet hem of haar iets doen, hou dat dan vertrouwelijk en ga niet over hem of haar roddelen. Behandel de zendeling gewoon liefdevol en stel geen nieuwsgierige vragen. ‘Alle zendelingen — vooral [leidinggevende zendelingen] en de zendelingen die in het [zendingskantoor] werkzaam zijn — moeten persoonlijke zaken vertrouwelijk houden.’ (Mission President’s Handbook [2006], 20.)

  • Als blijkt dat sommige zendelingen de voorzorgsmaatregelen niet naleven, spreek je ze erover aan zonder ze te bedreigen of veroordelen. Wees vriendelijk en begripvol, en stel vragen zoals: ‘Kun je me duidelijk maken waarom je dat gedaan hebt?’ Stel vervolgens samen een plan op. Vraag: ‘Wat moeten we volgens jou doen?’ en ‘Hoe kunnen we elkaar helpen?’

  • Volg de procedure op pagina 15 van dit boekje: (1) onderken het probleem, (2) besluit te handelen, en (3) blijf je verbeteren.

  • Als een zendeling het moeilijk heeft om deze veiligheidsmaatregelen na te leven, neem je contact op met de zendingspresident of een leidinggevende zendeling. Vraag hoe je de zendeling het beste kunt helpen.

  • Zendelingen die de technologie misbruiken, weten meestal wel dat wat ze doen fout is. Als ze om hulp vragen, moeten ze medeleven, steun en liefde voelen, en geen schaamte of schuldgevoelens. Wees kalm en streef altijd naar de leiding van de Geest.

  • Bespreek met je collega en district hoe jullie elkaar kunnen helpen. Als je merkt dat je het moeilijk krijgt, praat je met je collega of een leidinggevende zendeling. Met hun hulp kun je:

    • Een nieuwe plan opstellen.

    • Extra voorzorgsmaatregelen afspreken.

    • Ze vragen je te helpen om je verantwoordelijkheid op te nemen.

    • Bespreken welke omstandigheden je moet veranderen, zodat je je op je doel kunt concentreren.

Weet dat de Heer jou en iedere zendeling die Hij roept, vertrouwt. Hij heeft je een collega en leiders gegeven om je te beschermen en steunen. Hij weet wat je doormaakt en is bereid om je te helpen terwijl jij Hem in dit grote werk helpt. Als je eensgezind met de andere zendelingen samenwerkt, bevorder je niet alleen het zendingswerk. Je bereidt jezelf ook voor op je toekomstige gezin en kerktaken.

Afbeelding
twee zendelingen gebruiken computers