6
Los problemen op
-
Nadenken:Waarom zou de Heer toestaan dat wij met problemen en moeilijkheden worden geconfronteerd?
-
1:54
āSolve Problems and Make Decisionsā [Los problemen op en neem beslissingen] (Geen video? Lees de volgende pagina.)
-
Bespreken:Wat deed het schaap om het varken te helpen met het oplossen van zijn probleem? (Bedenk hoe ze hem hielp om vast te stellen wat nou eigenlijk het probleem was, naar zijn opties te kijken en vervolgens een besluit te nemen en dat uit te voeren.)
-
Bespreken:Wat deed de broeder van Jared om zijn probleem op te lossen?
-
Oefenen:Hieronder staan drie stappen die u kunt doen om allerlei problemen met gebed en geloof op te lossen. Lees en bespreek ze met een groepslid. Ieder bedenkt een probleem waar hij voor staat en doet de stappen.
Los problemen op
ā¶
Bedenk
Wat is het ware probleem?
ā·
Bestudeer de opties
Wat zouden oplossingen kunnen zijn?
Welke is de beste?
āø
Neem een besluit en handel
Bid om leiding. Neem een besluit. Handel vervolgens in geloof. Goede resultaten? Zo niet, probeer dan de stappen 1ā3 nogmaals.
Geef het niet op!
-
Oefenen:Bedenk een probleem waar u als gezin voor staat en schrijf het hier op:
Werk het probleem gedurende de week met uw gezin uit. En onthoud: geef het niet op! Het kost tijd om problemen op te lossen en veranderingen aan te brengen.
-
Toezeggen:Zeg toe om gedurende de week de volgende dingen te doen. Vink de vakjes aan van taken die u hebt uitgevoerd:
-
Oefen met de stappen om het hiervoor genoteerde probleem op te lossen.
-
Breng uw gezinsleden dit beginsel bij.
-
Blijf de hiervoor besproken fundamentele beginselen in praktijk brengen.
-
Tip voor de begeleider
Maak discussies energiek. Betrek iedereen erbij.
Los problemen op en neem beslissingen
Als u de video niet kunt bekijken, wijs dan rollen toe en lees dit script voor.
VARKEN: Ik heb honger! De boer is er niet. Zijn zoon is lui en ik krijg niets te eten! Wat moet ik nou doen?
SCHAAP: Varken? Varken! Wat is het probleem?
VARKEN: Probleem? Probleem? Dat is duidelijk, toch? Ik heb honger!
SCHAAP: Tja. Dat is niet jouw probleem.
VARKEN: Wat? Wat bedoel je? Ik heb honger! En die luie jongen doet zijn werk niet.
SCHAAP: Juist, maar dat is zĆjn probleem. Jouw probleem is: waar kun jij wat te eten vinden?
VARKEN: Ik? Iets te eten vinden?
SCHAAP: Precies. Wat zijn je opties?
VARKEN: Nou, ik zou hier gewoon kunnen blijven wachten!
SCHAAP: Dat is ƩƩn optie. Hoe goed werkt die?
VARKEN: Tja⦠Ahum⦠Als ik hier uit kon, dan kon ik misschien iets te eten vinden in de berg afval.
SCHAAP: Dat is nog een optie. Ik zag dat de jongen je poort niet dicht heeft gedaan.
VARKEN: Ja, maar ik ben hier nog nooit uit geweest. En misschien is er wel helemaal niets te eten.
SCHAAP: Het is waarschijnlijk tijd om een besluit te nemen en iets te doen ā blijven, of in actie komen.
VARKEN: OkĆ©. Het is mĆjn probleem, toch?
SCHAAP: Precies.
VARKEN: En de berg afval is mijn beste optie.
SCHAAP: Als je dat vindt.
VARKEN: Dus ik moet een beslissing nemen en iets doen.
SCHAAP: Daar lijkt het wel op.
VARKEN: Goed⦠oké. ⦠goed⦠daar ga ik. [Begint te eten.] Hé, schaap, dit is prima spul.
SCHAAP: Goed gedaan, varken!