Zendingsroepingen
7. Aanhangsel


7

Aanhangsel

7.0

Inleiding

Volg de aanvullende richtlijnen in dit aanhangsel voor zover nodig en gepast voor jouw zendingsgebied en de plaatselijke omstandigheden.

7.1

Taken van jonge zendeling-leiders

De toegewezen functies en taken van jonge zendeling-leiders zijn onder meer, maar hoeven zich niet te beperken tot, de hieronder vermelde.

Senior collega

In een zendelingenkoppel fungeert een van de zendelingen als de senior collega. De senior collega:

  • Neemt de leiding over het werk in een toegewezen werkgebied.

  • Geeft aanmoediging zodat het zendelingenkoppel studeert, bidt, het dagschema volgt en correcte verslagen bijhoudt.

  • Draagt ertoe bij dat zijn of haar collega een betere zendeling wordt.

  • Heeft oog voor de effectieve vaardigheden, talenten en inspanningen van zijn of haar collega en benoemt die ook.

  • Geeft het goede voorbeeld in de samenwerking met plaatselijke leiders en leden om het zendingswerk te coördineren.

Trainer

Elke nieuwe zendeling krijgt een collega die als trainer en senior collega fungeert. Een trainer:

  • Werkt met de nieuwe zendeling samen en traint hem of haar met liefde, geduld, naastenliefde en empathie.

  • Waardeert de bijdragen en inzichten van de nieuwe zendeling als een gelijkwaardige collega.

  • Besteedt elke dag extra tijd aan de training van zijn of haar collega tijdens de gezamenlijke studie (zie ‘For New Missionaries: Additional Companion Study’ in ‘Introduction: How Can I Best Use Preach My Gospel?’ in Preach My Gospel [2018], IX–X).

  • Bestudeert dagelijks de normen in dit handboek met zijn of haar collega.

  • Neemt samen met de nieuwe zendeling Voorzorgsmaatregelen voor veilig technologiegebruik en Wennen aan het zendingsleven door.

  • Geeft het goede voorbeeld in de samenwerking met plaatselijke leiders en leden om het zendingswerk te coördineren.

Districtsleider

Een mannelijke zendeling fungeert als de leider in een district, dat uit verschillende werkgebieden bestaat. De districtsleider:

  • Geeft leiding, instrueert, en vergadert wekelijks met de zendelingen.

  • Voert doopgesprekken (zie 2.3.6).

  • Gaat op uitwisseling met mannelijke zendelingen in zijn district (zie 2.3.1).

  • Werkt met plaatselijke leiders en leden om het zendingswerk te coördineren.

  • Brengt rechtstreeks verslag uit aan de zoneleider.

Zustertrainingsleidsters en zoneleiders

Een koppel zusters fungeert als zustertrainingsleidsters in een of meer zones. Ze zijn verantwoordelijk voor de opleiding en het welzijn van de zendelingzusters die hun zijn toegewezen. Ze maken ook deel uit van het district en de zone, en assisteren de zendingspresident, de zoneleiders en districtsleiders tijdens trainingsvergaderingen en zoneconferenties.

Een koppel mannelijke zendelingen fungeert als zoneleiders in een bepaalde zone. Ze zijn verantwoordelijk voor de opleiding en het welzijn van alle zendelingen die aan hun zone zijn toegewezen. Ook zij assisteren de zendingspresident tijdens trainingsvergaderingen en zoneconferenties.

Zustertrainingsleidsters en zoneleiders:

  • Geven in de hun toegewezen zone of zones leiding en training aan uitwisseling van zendelingen. Zustertrainingsleidsters gaan op uitwisseling met zusters, en zoneleiders gaan op uitwisseling met mannelijke zendelingen.

  • Werken met plaatselijk leiders en leden samen om het zendingswerk te coördineren.

  • Nemen deel aan de zendingsleidingsraad.

  • Brengen rechtstreeks verslag uit aan de zendingspresident.

Zoneleiders voeren ook doopgesprekken (zie 2.3.6).

Assistenten van de president

Twee mannelijke zendelingen fungeren als assistenten van de zendingspresident. Assistenten:

  • Gaan op uitwisseling met de zoneleiders en andere mannelijke zendelingen (zie 2.3.1).

  • Geven op aanwijzing van de zendingspresident instructie tijdens de zendingsleidingsraad en zoneconferenties.

  • Kunnen advies geven inzake overplaatsing van zendelingen of toewijzing van leidersfuncties, maar de uiteindelijke beslissing ligt niet bij hen.

  • Brengen rechtstreeks verslag uit aan de zendingspresident.

7.2

Richtlijnen voor dienstverlening

Volg de richtlijnen voor dienstverlening in de volgende alinea’s.

7.2.1

Officieel georganiseerde dienstverleningsprojecten

De zendingsleiders weten welke organisaties dienstverleningsprojecten coördineren. Voor de Verenigde Staten is JustServe.org een goed uitgangspunt.

Houd bij deelname aan een georganiseerd dienstverleningsproject de volgende normen in gedachte:

  • Werk alleen overdag.

  • Neem niet aan dienstverleningsprojecten deel in de productiefste zendingsuren, tenzij de zendingspresident iets anders aangeeft.

  • Neem zo mogelijk deel aan dienstverlening in de gemeenschap.

  • Neem niet aan dienstverleningsprojecten deel op de voorbereidingsdag en zorg dat ze niet botsen met districtsraden of zoneconferenties.

  • Onderwijsafspraken mogen niet wijken voor dienstverleningsprojecten, tenzij de zendingspresident dat vraagt.

  • Blijf tijdens het project bij je collega.

  • Draag je naamplaatje als dat toegelaten en gepast is, zelfs als je werkkleding draagt.

  • Neem niet deel aan projecten die geld kosten of waarvoor je wordt betaald.

  • Doe geen toezeggingen voor langetermijnprojecten zonder de toestemming van je zendingsleiders.

7.2.2

Veiligheid tijdens dienstverlening

Gebruik je gezond verstand en volg de ingevingen van de Heilige Geest om je veiligheid tijdens dienstverlening te garanderen. De volgende richtlijnen zijn nuttig:

  • Neem alleen aan dienstverlening deel als je daar lichamelijk toe in staat bent.

  • Gebruik geen elektrisch gereedschap. Bestuur geen machines (zoals een tractor) en ga niet in een aanhangwagen of laadbak zitten.

  • Zorg voor gepaste kleding, bijvoorbeeld een overhemd of trui met lange mouwen. Denk ook aan werkhandschoenen.

  • Werk niet op plekken waar je van een grote hoogte zou kunnen vallen, zoals op een dak of in een boom.

  • Werk niet op plekken waar je vast kunt komen te zitten (zoals in een diepe geul) of gewond kunt raken.

  • Werk niet in een school, kinderdagverblijf of ergens waar je alleen bent met kinderen. Hierbij hoort ook het jeugdwerk of de kinderkamer (zie 3.5.2).

Bekijk deze video voor meer informatie over dienstverlening.

7.3

Respect voor anderen

Behandel iedereen vriendelijk en met respect. Volg ook de richtlijnen in dit hoofdstuk.

7.3.1

Te mijden gespreksonderwerpen

Toon respect voor anderen en houd jezelf veilig door gespreksonderwerpen te mijden die voor problemen zouden kunnen zorgen. Praat bijvoorbeeld niet over de plaatselijke en nationale politiek van het land waar je dient, en doe geen politieke uitspraken. Hieronder volgen nog enkele andere tips:

  • Maak nooit grapjes over terrorisme of terroristische aanslagen.

  • Raad mensen nooit aan om naar een ander land te emigreren, ook niet voor werk of school.

  • Geef of beloof mensen in je zendingsgebied geen financiële hulp of steun bij een visumaanvraag, werkvergunning, onderwijs, verblijfsvergunning of adoptie.

7.3.2

Plaatselijke wetten en gebruiken

Houd je aan de plaatselijke wetten en gebruiken inzake het verspreiden van materiaal. Eerbiedig de grens- en douanebepalingen en de vereisten voor paspoorten en visums. Vraag raad aan je zendingsleiders als je de plaatselijke wetten, gebruiken en etiquette niet kent.

Bekijk deze video voor meer informatie over gepast gedrag.

7.4

Tempelbezoek

Denk aan het volgende als je naar de tempel gaat:

  • Blijf bij je collega.

  • Je mag deelnemen aan alle verordeningen die in de tempel worden verricht. Fungeer echter niet als plaatsvervanger voor een huwelijkspartner in een verzegeldienst of als getuige in een begiftigingsdienst. Daarmee voorkom je dat je geestelijke gevoelens voor romantische gevoelens aanziet.

  • Maak je geen zorgen over tempelkleding, die wordt kosteloos aan zendelingen ter beschikking gesteld.

  • Respecteer de gedragsregels inzake telefoongebruik. Je mag je telefoon meenemen naar de tempel om verordeningskaartjes af te drukken. Maar neem in de tempel geen foto’s, voer geen telefoongesprekken en verstuur geen berichtjes.

  • Neem geen fototoestel of lectuur mee de tempel in, zelfs je patriarchale zegen niet.

  • Het is niet gepast om als zendelingen in de celestiale zaal samen te drommen of in gebed te knielen.

Zorg ervoor dat je het garment altijd draagt zoals het hoort. Vraag je zendingsleiders om raad als je vragen hebt over het dragen van het garment of over tempelbezoek.

7.5

Technologie

Volg de onderstaande richtlijnen voor het gebruik van technologie.

7.5.1

Algemene normen voor het gebruik van technologie naleven

Concentreer je op de mensen, niet op de technologie. Geef mensen je volledige aandacht als je met ze praat. Het is storend en onbeleefd om je e-mail te checken, berichtjes te beantwoorden of op sociale media te kijken als je in gezelschap bent.

Het volgende is toegestaan:

  • Gebruik van wifi in kerken en andere gebouwen van de kerk.

  • Gebruik van openbare computers, bijvoorbeeld in een bibliotheek of internetcafé.

  • Als iemand daar toestemming voor geeft, mag je zijn of haar computer bij de les gebruiken.

  • Je mag een koptelefoon gebruiken voor toegestane zendingsactiviteiten, zoals praten met je familie of zendingsinstructie volgen.

Blijf van de technische installaties van de wijk of ring af. Beheer geen website, blog of account op sociale media.

Bekijk deze video voor meer informatie over het gebruik van mobiele apparaten in het zendingswerk.

7.5.2

Technologie veilig gebruiken

Doorloop de onlinecursus Voorzorgsmaatregelen voor veilig technologiegebruik, terwijl je in het opleidingscentrum voor zendelingen bent. Volg ook deze richtlijnen voor een veilig gebruik van technologie met een zendingsdoel:

  • Gebruik technologische hulpmiddelen met een doel, bijvoorbeeld om activiteiten te plannen waardoor mensen naar de Heiland worden geleid.

  • Gebruik ze niet als middel tegen stress of verveling.

  • Streef naar influisteringen van de Heilige Geest en geef er gehoor aan. Een hechte band met de Geest van de Heer is het beste middel tegen ongepast gebruik van technologie.

  • Zorg ervoor dat je collega je scherm altijd kan zien. Gebruik je telefoon of tablet niet als je alleen bent, zoals in de badkamer.

  • Werk met je collega samen om mensen online te vinden of onderwijzen. Lees elkaars berichten na of stel berichten samen op. Zo wissel je ideeën uit en ben je samen verantwoordelijk voor het vervolg. NB: Dit geldt niet voor de briefwisseling met je familie (zie 3.9.1.), het zendingskantoor of de zendingspresident.

  • Besteed tijdens je individuele en gezamenlijke studie geregeld aandacht aan Voorzorgsmaatregelen voor veilig technologiegebruik.

7.5.3

Bij pornografie wegblijven

Er zijn veel verschillende soorten pornografie. Denk van tevoren goed na en neem verstandige beslissingen, zodat je pornografie uit de weg kunt gaan (zie Voorzorgsmaatregelen voor veilig technologiegebruik). Als je er toch mee in contact komt, wend je ogen dan af, schakel het toestel uit of loop weg. Hieronder vind je nog enkele nuttige tips om pornografie te vermijden:

  • Houd je ver van websites, publicaties en plekken waar de kans groot is dat je suggestieve dingen of pornografie gaat horen, lezen of zien.

  • Let er eens op wanneer je in de verleiding komt om technologie ongepast te gebruiken, bijvoorbeeld als je moe bent of je verveelt.

  • Besluit vooraf wat je in dergelijke situaties gaat doen. Je zendingsleiders kunnen je daarbij helpen. Je kunt ook meer informatie vinden op ChurchofJesusChrist.org/addressing-pornography.

Iedereen die pornografie wil vermijden of een verslaving wil overwinnen, kan hulp en genezing vinden in de verzoening van Jezus Christus. Als je het moeilijk hebt, praat dan met je zendingspresident. Hij zal je liefdevol steunen, raad geven en helpen.

7.5.4

Technologie gebruiken om te onderwijzen

In gebieden waar dat toegelaten is, kun je technologie gebruiken om via het internet contact te houden met leden en mensen die je onderwijst, ze te helpen, en evangelieboodschappen met ze te delen.

  • Leer anderen hoe ze het evangelie efficiënt kunnen uitdragen. Steun kerkleden die technologische hulpmiddelen willen gebruiken om aan zendingswerk te doen.

  • Blijf via het internet in contact met mensen die je onderwijst die buiten je gebied wonen, en help ze met hun bekering.

  • Werk in dergelijke gevallen samen met de zendelingen van het gebied waar die mensen wonen. Samen kun je ze dichter bij onze hemelse Vader en Jezus Christus brengen.

  • Gebruik bij het onderwijzen eventueel foto’s, video’s en ander materiaal uit de Mediabibliotheek en andere officiële websites van de kerk. Gebruik geen materiaal dat niet door de kerk is goedgekeurd (zoals video’s van leden of plaatselijke units).

  • Als je boodschappen op sociale media post, concentreer je dan op het evangelie en je ervaringen als zendeling, en niet zozeer op je reizen.

Volg deze richtlijnen om de privacy en persoonlijke gegevens van mensen te beschermen:

  • Vergeet nooit dat de volledige naam, foto’s (zie 3.7), contactgegevens en persoonlijke omstandigheden van mensen vertrouwelijk zijn. Als je deze informatie doorgeeft of online post, riskeer je wetten ter bescherming van persoonlijke gegevens te overtreden. Wees vooral voorzichtig in je brieven of e-mails naar je familie, want zij zouden die weleens online kunnen posten.

  • Zorg dat je toestemming hebt van de mensen die in foto’s of video’s voorkomen, voordat je die doorstuurt of online post. Zorg dat je de toestemming van de ouders hebt voordat je foto’s of video’s van hun kinderen deelt (zie 3.7).

Bekijk deze video voor meer informatie over het beschermen van de privacy van anderen.

7.5.5

Gebruik van e-mail

Als zendeling krijg je een nieuwe e-mailaccount. Gebruik die account voor al je mails, behalve je wekelijkse brief aan de zendingspresident. Die stuur je via de website Missionary Portal.

7.5.6

Gebruik van sociale media

Sociale media kunnen handig zijn om het evangelie uit te dragen. Zorg dat je alleen sociale media gebruikt die in jouw zendingsgebied zijn toegestaan, want de wetgeving rond sociale media verschilt van land tot land.

Houd je aan de normen voor het gebruik van sociale media in jouw zendingsgebied en aan de volgende richtlijnen:

  • Zorg dat je accounts op sociale media je doel en roeping als zendeling uitstralen.

  • Laat met je profielfoto en de mensen en groepen die je volgt, zien dat je een zendeling van de Heer bent.

  • Maak geen tweede account op sociale media aan omdat je je bestaande account niet wilt aanpassen. Daarmee zou je gebruiksvoorwaarden voor de meeste socialenetwerksites overtreden.

  • Zet ‘elder’ of ‘zuster’ niet in de naam van je account. Dergelijke aanspreektitels zijn op sommige socialenetwerksites niet toegestaan.

  • Gebruik je account voor persoonlijke contacten met mensen, en niet om ‘likes’ te verzamelen of boodschappen online te gooien.

  • Doe niet alsof je eigen berichten officiële bekendmakingen van de kerk zijn.

  • Bescherm je eigen privacy. Zet je dagschema en je locatie niet zomaar online. Let op welke mensen je aan je sociale netwerk toevoegt. Sommige mensen zijn erop uit om van zendelingen te profiteren.

  • Bescherm de privacy van anderen. Als je iets over iemand wilt posten, vraag dan (mondelinge of geschreven) toestemming voordat je zijn of haar naam of foto online zet (zie 3.7). In sommige zendingsgebieden is het vanwege plaatselijke wetten verboden om foto’s van mensen die je onderwijst te posten.

Bekijk deze video voor meer informatie over het beschermen van de privacy van anderen.

7.6

Moeilijke omstandigheden

Volg de onderstaande richtlijnen voor moeilijke omstandigheden.

7.6.1

Met negatieve omstandigheden omgaan

Net als de Heiland, de profeten en talloze zendelingen die je zijn voorgegaan, zul je op zending te maken krijgen met afwijzing en misschien nog andere vormen van onbeleefd gedrag. De volgende tips kunnen je helpen om met afwijzing om te gaan:

  • Negeer je gevoelens niet.

    • Het is oké om je frustratie en ontmoediging te uiten tegen je collega, jonge zendeling-leiders, zendingsleiders en naaste familieleden.

    • Soms helpt het om over een negatieve situatie te praten.

    • Maar blijf er niet in zwelgen en laat het je houding niet langdurig beïnvloeden.

  • Bekijk afwijzing vanuit het juiste perspectief.

    • Negatieve situaties bepalen niet wie jij bent, wat je roeping is, en hoe goed je bezig bent.

    • Doe geen algemene uitspraken als ‘niemand wil luisteren’.

    • Vergeet niet dat mensen keuzevrijheid hebben, en dat ze je boodschap kunnen aanvaarden of verwerpen.

    • Besef ook dat het leven en de omstandigheden van mensen kunnen veranderen. Dat iemand je afwijst, wil niet zeggen dat die persoon nooit interesse voor het herstelde evangelie zal tonen.

  • Wees lief voor jezelf en anderen.

    • Vind troost in gebed. Vergeet nooit dat de Heer jou, je omstandigheden en je behoeften kent.

    • Uit geen kritiek op jezelf, de omstandigheden of de betrokkenen.

    • Doe je best om positief te blijven.

  • Trek lering uit de ervaring. Vraag je af wat je de volgende keer anders kunt doen.

7.6.2

Met onmogelijke mensen omgaan

Misschien kom je negatieve of agressieve mensen tegen. Als iemand grof tegen je is, blijf dan beleefd en ga weg. Als je voelt dat er gevaar dreigt, ga dan meteen weg. Jouw veiligheid en die van je collega (zie 4.5) komen op de eerste plaats.

Onmogelijke mensen en negatieve situaties kunnen je stress bezorgen. Doe wat jij nodig hebt om met stress om te gaan (zie 4.3) en om je emotioneel en geestelijk welzijn veilig te stellen.

Onthoud dat elke vorm van verbale of emotionele agressie en lichamelijke mishandeling, ook van een collega, onaanvaardbaar is. Hiertoe horen woorden, gebaren of andere daden die bedoeld zijn om iemand bang te maken of te mishandelen.

Neem onmiddellijk contact op met je zendingspresident, zijn vrouw of een andere leider die je vertrouwt, als je signalen hoort of ziet van seksuele of lichamelijke intimidatie, geweldplegingen of bedreigingen, of als je er zelf mee te maken hebt (zie 7.8.2–7.8.4).

7.7

Lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen

Volg de richtlijnen voor gezondheid in de volgende alinea’s.

7.7.1

Contact opnemen met het zendingskantoor in geval van medische problemen

Stel niet zelf een diagnose, en vertrouw niet op de mening van anderen. Medisch advies van je collega, andere kerkleden, familie of vrienden kan nuttig zijn, maar neem altijd contact op met de medisch coördinator van je zendingsgebied als je vragen of problemen hebt, vooral als je ernstig gewond of ziek bent. Je zendingspresident zal je ringpresident en je familie op de hoogte brengen als je ernstig gewond of ziek bent.

Neem contact op met de medisch coördinator van je zendingsgebied als je:

  • Ziek bent en meer dan een normale verkoudheid of symptomen van voorbijgaande aard hebt.

  • Ernstig gewond bent.

  • Hartslag in rust meer dan 100 slagen per minuut is.

  • Meer dan 38,3 graden Celsius (101°F) koorts hebt, als je langer dan twee dagen 38,3 graden Celsius koorts hebt, of als de koorts niet weggaat met medicatie.

  • Snel of veel gewicht verliest of bijkomt.

  • Erg veel dorst hebt en vaak moet plassen.

  • Aanhoudend moet braken, of als hoofdpijn, duizeligheid, hoest of huiduitslag niet vanzelf verdwijnen.

  • Voeten, benen, buik of gezicht opgezwollen zijn.

  • Bloed verliest of zwarte stoelgang hebt.

  • Langer dan twee dagen geconstipeerd bent of diarree hebt.

  • Kiespijn hebt.

  • Een ingegroeide teennagel hebt.

7.7.2

Zorg dragen voor lichamelijke gezondheid

Je zult meer uit je zending halen en de Heer beter kunnen dienen als je zorg draagt voor je lichamelijke gezondheid. Wees een ijverige zendeling, maar forceer jezelf niet om meer te doen dan je aankunt.

Hier zijn wat tips voor een goede lichamelijke gezondheid:

  • Doe regelmatig aan lichaamsbeweging.

  • Slaap voldoende.

  • Eet gezond, dus veel groenten, fruit en volle granen.

  • Drink voldoende water.

  • Was je handen regelmatig.

  • Gebruik zonnecrème en een insectenwerend middel als dat nodig is.

  • Zorg dat je je geregeld kunt ontspannen.

  • Geniet op je voorbereidingsdag van gezonde ontspanning.

7.7.3

Zorg dragen voor geestelijke gezondheid

Verdriet, angst, heimwee en ontmoediging zijn af en toe normale gevoelens als je op zending bent. Maar als die gevoelens en het gedrag dat eruit voortvloeit je belemmeren in je taken, moet je er iets aan doen. Let bijvoorbeeld op voor:

  • Stemmingswisselingen.

  • Extreme bezorgdheid of schuldgevoelens.

  • Neerslachtigheid.

  • Ongezonde eetgewoonten.

  • Seksuele gevoelens die je maar moeilijk onder controle krijgt.

Onthoud dat je je nooit hoeft te schamen voor gezondheidsproblemen, met inbegrip van emotionele en mentale problemen. Heb jij of heeft je collega hulp nodig, neem dan contact op met je zendingspresident, zijn vrouw of de medisch coördinator. Zij weten waar je terecht kunt met emotionele problemen. Er staan ook nuttige tips in Wennen aan het zendingsleven.

7.7.4

Behandeling van dieren- en insectenbeten

Dieren- en insectenbeten kunnen ernstige en zelfs dodelijke ziektes tot gevolg hebben. Neem onmiddellijk contact op met het zendingskantoor als een insectenbeet opzwelt of abnormaal pijnlijk is.

Preventie

Volg deze richtlijnen om teken-, muggen- en andere insectenbeten te vermijden:

  • Vermijd stilstaand water, want daar zitten vaak veel muggen.

  • Vermijd plekken waar veel bomen of struiken staan, want daar zitten vaak veel teken.

  • Draag kleding die je armen en benen bedekt, zelfs als het warm is.

  • Bekijk de video ‘Prevention of Mosquito-Borne Diseases’.

  • Smeer blote huid in met een insectenwerend middel en spuit eventueel insecticide op de buitenkant van je overkleding.

Behandeling

Volg deze richtlijnen als je door een teek, een mug of een ander insect of dier bent gebeten of gekrabd:

  • Behandel kleine insectenbeten met ijs of haal een crème bij de apotheker.

  • Laat teken veilig verwijderen door een dokter en laat je testen op de ziekte van Lyme.

  • Als je door een dier bent gebeten of gekrabd, was de wond dan grondig met water en zeep (liefst 15 minuten) en neem contact op met het zendingskantoor. Probeer te weten te komen wie de eigenaar van het dier is, zodat het zendingskantoor hondsdolheid en andere ernstige ziektes kan uitsluiten.

  • Neem onmiddellijk contact op met het zendingskantoor als een teken-, insecten- of dierenbeet opzwelt, abnormaal pijnlijk wordt, of als er een vlekvormige of abnormale huiduitslag ontstaat.

Bekijk deze video voor meer informatie over bescherming tegen insecten- en dierenbeten.

7.8

Gevaarlijke omstandigheden

Volg de veiligheidsrichtlijnen in de volgende alinea’s.

7.8.1

Voorbereiden op gevaarlijke omstandigheden

Met deze richtlijnen ben je voorbereid op gevaarlijke omstandigheden en weet je hoe je moet reageren:

  • Bid dagelijks om de bescherming van de Heer.

  • Luister naar en geef gehoor aan de influisteringen van de Geest, waardoor je voor gevaar gewaarschuwd kunt worden.

  • Zorg dat je het noodplan van je zendingsgebied kent. Volg het stappenplan voor noodsituaties.

  • Sla het telefoonnummer van de contactpersoon bij noodgevallen voor je gebied en land in je telefoon op. Zorg dat je telefoon altijd opgeladen is. Houd hem altijd bij je.

  • Ga niet naar plekken die in je zending als gevaarlijk worden beschouwd.

  • Draag geen uitpuilende tassen en doe niets wat de indruk wekt dat je waardevolle voorwerpen bij je hebt.

  • Wees alert op alles wat niet gebruikelijk is, bijvoorbeeld als iemand je observeert, indringende vragen stelt of je achtervolgt.

  • Probeer door je lichaamshouding te laten zien dat je zelfvertrouwen hebt en niet bang bent.

  • Spreek met je collega een codewoord af waarmee je aangeeft dat je een situatie meteen wilt verlaten. Gebruik het als je je ergens onveilig voelt.

Pas deze richtlijnen trouw toe, ook als anderen (zelfs andere zendelingen) je proberen te overtuigen je veiligheid op het spel te zetten om zendingswerk te doen.

7.8.2

Gevaarlijke omstandigheden herkennen

Neem onmiddellijk contact op met een van je zendingsleiders of een andere leider die je vertrouwt als je lichamelijke mishandeling of seksueel ongepast gedrag meemaakt, ziet of er weet van hebt. Dat kunnen geweldplegingen, bedreigingen of intimidatie zijn. Plaatselijke wetten kunnen een andere definitie hanteren, maar rapporteer alles wat je zorgen baart:

  • Geweldpleging is elke vorm van lichamelijke handeling of seksuele aanranding die met geweld wordt opgedrongen. Bijvoorbeeld: ongepaste of ongewenste aanrakingen, of lichamelijk geweld.

  • Lichamelijke bedreiging houdt in dat iemand wordt bedreigd met verwondingen of zelfs met de dood. Hiertoe horen mondelinge bedreigingen of elke vorm van bedreigend gedrag.

  • Seksuele intimidatie omvat obscene opmerkingen of gebaren, verzoeken om seksuele gunsten, en elke vorm van ongewenst seksueel gedrag. Hiertoe horen stalken (achtervolgen met de bedoeling bang te maken of te irriteren) of potloodventen (geslachtsdeel laten zien).

7.8.3

Reageren op geweldplegingen, bedreigingen of intimidatie

Als jij of je collega met een overvaller te maken krijgt:

  • Geef hem onmiddellijk wat hij vraagt. Hopelijk gaat de dief dan weg zonder jullie letsel toe te brengen. Je leven en welzijn zijn meer waard dan je bezittingen.

  • Blijf rustig en probeer niet negatief te reageren. Dat zou de situatie alleen maar erger maken.

Als jij of je collega bedreigd of geïntimideerd wordt en er meer op het spel staat dan alleen jullie bezittingen:

  • Jij bent de enige die kan beslissen wat op dat moment het beste is. Je kunt weglopen, jezelf verdedigen of gehoorzamen. Bijvoorbeeld:

    • Als je wegloopt, kun je mogelijk geweld vermijden.

    • Als je jezelf verdedigt, zou je je lichaam kunnen beschermen door te schreeuwen, slaan, krabben, bijten, stampen of bidden.

    • Als je verstijft of besluit te gehoorzamen, onthoud dan dat dit een normale reactie is en dat jou geen verwijt treft.

  • Probeer eventueel hulp in te roepen of iemands aandacht te trekken. Bijvoorbeeld:

    • Je kunt de hulp inroepen van iemand met enige vorm van plaatselijk gezag, zoals een buschauffeur.

    • Als je je op een openbare plek bevindt waar andere mensen zijn, en je kunt niet weglopen van lichamelijke of seksuele aanranding (bijvoorbeeld omdat je in een bus of trein zit), neem dan een assertieve houding aan om de betrokkene van verdere daden of intimidatie af te brengen. Je zou een zelfverzekerde lichaamshouding kunnen aannemen, de aanvaller recht in de ogen kijken, en je stem verheffen. Spreek de persoon aan, benoem het ongewenste gedrag, en zeg wat je wilt. Bijvoorbeeld: ‘Hé, jij met die gele trui, blijf van mijn lijf. Ga weg.’

    • Als er niemand anders in de buurt is, probeer dan te schreeuwen of te roepen om iemands aandacht te trekken, zodat ze je kunnen helpen.

7.8.4

Geweldplegingen, bedreigingen of intimidatie rapporteren

Als je met geweld, bedreiging of intimidatie te maken hebt gekregen (zie 7.8.2), neem dan onmiddellijk contact op met een van je zendingsleiders, iemand van het zendingskantoor of een andere leider die je vertrouwt. Je zendingsleiders weten waar je medische hulp of andere professionele hulpverlening kunt krijgen. Ze kunnen je eventueel ook overplaatsen of op een andere manier helpen. Het zou kunnen dat je naderhand in shock of getraumatiseerd raakt. Probeer alles op te schrijven wat je je van het incident herinnert, zodra je in veiligheid bent.

Onthoud dat je geweld nooit hebt uitgelokt, wat je ook aan het doen was. Je mag altijd raad vragen aan iemand die je vertrouwt en bij wie je je veilig voelt, zoals je zendingspresident, zijn vrouw, bevoegde instanties, of je familie of vrienden thuis. Jij beslist of je de politie wilt inschakelen.

Het is normaal dat je aan jezelf gaat twijfelen en dat je je afvraagt wat jij of je collega anders had kunnen doen. Vertrouw erop dat je tijdens dat crisismoment je best hebt gedaan. Mensen verwerken traumatische gebeurtenissen op verschillende manieren. De Heer zal je helpen genezen.

Bekijk deze video voor meer informatie over gevaarlijke omstandigheden en bedreigingen.

7.9

Veilige huisvesting

Volg de richtlijnen hieronder om je woning privé, veilig en schoon te houden.

7.9.1

Privacy en veiligheid

Volg deze richtlijnen om je woning privé en veilig te houden:

  • Installeer koolmonoxide- en rookmelders. Kijk ze geregeld na en vervang de batterijen volgens het schema dat de coördinator voor de huisvesting van zendelingen je bezorgt. Je mag deze levensreddende detectors niet uitschakelen.

  • Je mag geen kaarsen branden.

  • Doe ramen en buitendeuren op slot. Je zendingsleiders kunnen eventueel tips geven voor ventilatie.

  • Zorg dat de gordijnen of (rol)luiken dicht zijn als het donker is.

  • Maak je adres niet openbaar en vertel mensen die je onderwijst niet waar je woont.

  • Doe de deur niet open voor mensen die je niet kent of bij wie je je ongemakkelijk voelt.

  • Onderwijs mensen nooit bij jou thuis. Laat niemand binnen, behalve zendelingen of plaatselijke kerkleiders, op voorwaarde dat je zendingsleiders hun bezoek hebben goedgekeurd.

  • Je mag nooit in een huis wonen waar ongehuwde mensen van het andere geslacht wonen of waar de echtgenoot van jouw geslacht vaak weg is.

  • Breng het zendingskantoor onmiddellijk op de hoogte als je je zorgen maakt om je veiligheid, bijvoorbeeld als iemand het huis in de gaten houdt of je een onveilig gevoel geeft.

  • Alleen zendelingen van hetzelfde geslacht mogen de nacht in jouw woning doorbrengen, op voorwaarde dat het om een goedgekeurde uitwisseling gaat.

  • Doe de nodige investeringen om je woning veilig te houden. Vervang kapotte gloeilampen bijvoorbeeld zo snel mogelijk.

7.9.2

Schoonmaak en onderhoud

Zorg dat je woning schoon en opgeruimd is.

  • Zorg voor een wekelijkse (zie 2.5.1) en dagelijkse schoonmaakroutine.

  • Houd insecten buiten (zie 7.7.4).

  • Zorg dat je weet hoe je toestellen veilig moet gebruiken, zoals het fornuis en verwarmingstoestellen.

  • Je mag geen huisdieren hebben.

Je zult regelmatig inspectie krijgen om te zien of je woning geschikt, veilig en goed onderhouden is.

Bekijk deze twee video’s voor meer informatie over veilige huisvesting.

7.10

Veiligheid onderweg

Volg de veiligheidsrichtlijnen in de volgende alinea’s.

7.10.1

Te voet

Als je te voet onderweg bent:

  • Loop zo mogelijk tegen het verkeer in.

  • Blijf in goed verlichte straten als het donker is.

  • Wees niet altijd op hetzelfde uur op dezelfde plek. Volg geestelijke ingevingen om variatie in je routine aan te brengen.

Bekijk deze video voor meer informatie over veiligheid als je te voet onderweg bent.

7.10.2

Met de fiets

Als je met de fiets onderweg bent:

  • Houd je aan de verkeersregels en richtlijnen voor fietsers. Draag een goede helm, gebruik reflectoren en geef handsignalen.

  • Ga er nooit zomaar van uit dat je voorrang hebt.

  • Fiets zo min mogelijk bij slecht weer, in druk verkeer of als het donker is. Rijd niet te dicht bij elkaar.

  • Bewaar een veilige afstand van je collega, maar zorg dat je elkaar steeds kunt zien.

  • Zorg dat je fiets goed onderhouden is, en dat met name de koplamp, het achterlicht, de remmen en de reflectoren goed werken.

  • Zet je fiets altijd op slot.

Bekijk deze video voor meer informatie over veiligheid als je met de fiets onderweg bent.

7.10.3

Met de auto

Als je tijdens je zending mag autorijden, rijd dan alleen in auto’s van het zendingsgebied. Je mag alleen in een auto van het zendingsgebied rijden als je een rijbewijs hebt dat geldig is in het land waar je op zending bent, als je kunt aantonen dat je bekend bent met de richtlijnen voor gebruik van de zendingsauto’s, en als je toestemming van de zendingsleiders hebt. Volg ook deze richtlijnen:

  • Houd er rekening mee dat jij en je collega samen verantwoordelijk zijn voor de veiligheid, ongeacht wie er aan het stuur zit.

  • Draag je veiligheidsgordel, rijd defensief, gebruik de verlichting overdag bij slecht zicht en in het donker, en wees alert, of je nu de passagier of de bestuurder bent.

  • Zorg dat je niet afgeleid wordt als je achter het stuur zit. Gebruik dus geen telefoon of tablet in de auto en laat de radio uit.

  • Als je de passagier bent, wees dan even alert als de bestuurder.

  • Als je de passagier bent, ga dan op een veilige afstand buiten de auto staan en geef de bestuurder aanwijzingen als hij of zij achteruit moet rijden.

  • Omwille van je veiligheid en aansprakelijkheid mag je alleen voltijdzendelingen van jouw geslacht een lift geven.

  • Leg niet meer kilometers af dan toegestaan.

  • Knoei niet met de kilometerteller of met de veiligheidsfuncties van de auto.

  • Zorg dat de auto altijd schoon en goed onderhouden is.

  • Als je bij een ongeluk betrokken bent, raadpleeg dan What to Do If You Have an Accident, wat in het handschoenenkastje hoort te liggen. Neem contact op met de coördinator van zendingsvoertuigen zodra je in veiligheid bent.

Bekijk deze video voor meer informatie over veiligheid met de auto.

7.10.4

Met het openbaar vervoer

Als je het openbaar vervoer gebruikt:

  • Neem alleen de vormen van openbaar vervoer die in jouw zendingsgebied zijn toegelaten.

  • Leer de routes van het openbaar vervoer in je werkgebied kennen.

  • Ga zo dicht mogelijk bij de chauffeur zitten. Houd je tas altijd vóór je als dat veilig kan.

7.11

Priesterschapsverordeningen en -zegens

Volg de onderstaande richtlijnen voor het verrichten van verordeningen en zegens. De informatie in dit hoofdstuk is een samenvatting van hoofdstuk 20 van Handboek 2: de kerk besturen (2010).

NB: Zoals hieronder wordt uitgelegd, mogen sommige verordeningen alleen worden verricht met toestemming van de presiderende autoriteit die de juiste sleutels draagt.

7.11.1

Priesterschapsverordeningen: algemene richtlijnen voor Melchizedeks-priesterschapsdragers

Melchizedeks-priesterschapsdragers moeten altijd de gedragsnormen naleven en naar leiding van de Heilige Geest streven. Zij verrichten elke verordening en geven elke zegen op waardige wijze, en zorgen ervoor dat ze aan de volgende voorwaarden voldoen:

  1. Ze worden verricht in de naam van Jezus Christus.

  2. Ze worden verricht met het gezag van het priesterschap.

  3. Ze worden volgens de vastgestelde procedures verricht, zoals het gebruik van specifieke woorden of gewijde olie.

  4. Zo nodig verleent de presiderende functionaris met de juiste sleutels (doorgaans de bisschop, ringpresident of zendingspresident) volgens de instructies in dit hoofdstuk toestemming voor de verordening of zegen.

Wie een priesterschapszegen geeft, spreekt de woorden ook als zegen uit (‘Ik [of wij] zegen[en] u met …’) en niet als gebed (‘Hemelse Vader, zegen deze persoon met …’).

Als meerdere broeders aan een verordening of zegen deelnemen, laat ieder zijn rechterhand licht op het hoofd van de betrokkene rusten (of houdt die onder de baby die gezegend wordt) en legt zijn linkerhand op de schouder van de broeder links van hem.

Alleen broeders die het noodzakelijke priesterschap dragen en de kerknormen naleven, kunnen een verordening of zegen verrichten. Onder inspiratie van de Geest hebben bisschoppen en ringpresidenten de vrijheid om priesterschapsdragers die niet geheel normwaardig zijn toe te staan om aan bepaalde verordeningen en zegens deel te nemen of die te verrichten (zie Handboek 2: de kerk besturen, 20.1.2).

Het is af te raden om veel familieleden, vrienden en leiders bij de verordening of zegen te laten assisteren, omdat het sommige mensen vreemd zou kunnen overkomen en het verrichten van de verordening praktisch kan bemoeilijken.

7.11.2

Dopen

De zendingspresident draagt de sleutels voor de doop van bekeerlingen. Op aanwijzing van de presiderende autoriteit mag een waardige priester of Melchizedeks-priesterschapsdrager de verordening van de doop verrichten.

  1. Hij staat met de dopeling in het water.

  2. Hij houdt (ter wille van het gemak en de veiligheid) de rechterpols van de dopeling in zijn linkerhand. Die omklemt met zijn linkerhand de linkerpols van de doper.

  3. De doper heft zijn rechterarm in een rechte hoek op.

  4. Hij noemt de dopeling bij zijn of haar volledige naam en zegt: ‘Door Jezus Christus gemachtigd doop ik u in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest. Amen’ (Leer en Verbonden 20:73).

  5. Hij laat de dopeling zijn of haar neus met de rechterhand dichtknijpen (voor het gemak). De priesterschapsdrager legt zijn rechterhand op de rug van de dopeling en dompelt de persoon helemaal onder, inclusief de kleding.

  6. Hij helpt de dopeling uit het water.

Zoals in Handboek 2: de kerk besturen, 20.3.7 staat, moeten twee getuigen ervoor zorgen dat de doop correct wordt uitgevoerd. De doop moet worden overgedaan als het gebed niet precies volgens Leer en Verbonden 20:73 wordt uitgesproken of als een deel van het lichaam of de kleding niet volledig wordt ondergedompeld.

7.11.3

Bevestigen

De zendingspresident draagt de sleutels voor de bevestiging van bekeerlingen. De bisschop ziet echter toe op het verrichten van alle bevestigingen. Hij zorgt ervoor dat de bekeerlingen tijdens een avondmaalsdienst in de wijk waar zij wonen worden bevestigd, bij voorkeur op de zondag na de doopdienst. Bekeerlingen worden niet tijdens de doopdienst bevestigd.

Eén of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen aan de bevestiging deelnemen. Zij leggen hun handen licht op het hoofd van de betrokkene.

  1. De persoon die de verordening verricht, noemt de betrokkene bij zijn of haar volledige naam.

  2. Hij verklaart dat de verordening krachtens het Melchizedeks priesterschap wordt verricht.

  3. Hij bevestigt de betrokkene tot lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

  4. Hij gebruikt de woorden ‘Ontvang de Heilige Geest’ (niet ‘ontvang de gave van de Heilige Geest’).

  5. Hij geeft een zegen volgens de ingeving van de Geest.

  6. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

7.11.4

Wijden van olie

Een of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers wijden olijfolie voordat die gebruikt wordt voor het zalven van de zieken of bezochten. Er mag geen andere olie gebruikt worden. De olie wordt als volgt gewijd:

  1. De priesterschapsdrager houdt een open flesje olijfolie vast.

  2. Hij spreekt onze hemelse Vader aan.

  3. Hij verklaart dat hij handelt krachtens het Melchizedeks priesterschap.

  4. Hij wijdt de olie (niet het flesje) en bestemt deze voor het zegenen en zalven van de zieken en bezochten.

  5. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

7.11.5

Zegenen en zalven van zieken

Jezus verleende zijn apostelen priesterschapsgezag om ‘macht te hebben om de ziekten te genezen en de demonen uit te drijven’ (Markus 3:15). Melchizedeks-priesterschapsdragers bezitten hetzelfde gezag. Gebruik deze gave op gepaste wijze en vaak.

Alleen Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen zieken of bezochten zalven. Doorgaans wordt een zieke door twee of meer priesterschapsdragers gezalfd, maar iemand mag zo nodig alleen zalven en de zalving verzegelen.

Als er geen olie voorhanden is, kan er zonder zalving een zegen door het gezag van het priesterschap worden gegeven.

Een echtgenoot of vader die het Melchizedeks priesterschap draagt en de kerknormen naleeft, zalft doorgaans de zieken in zijn gezin.

Broeders zalven een zieke op diens verzoek of op verzoek van iemand die nauw met hem of haar betrokken is, zodat de zegen overeenkomstig hun geloof plaatsvindt. Melchizedeks-priesterschapsdragers die een ziekenhuis bezoeken, gaan niet op zoek naar mogelijkheden om zegens te geven.

Als iemand om meer dan één zegen voor dezelfde aandoening vraagt, hoeft de priesterschapsdrager na de eerste zegen niet nog eens te zalven. In plaats daarvan geeft hij met het gezag van het priesterschap een zegen door handoplegging.

Het zalven van zieken bestaat uit twee onderdelen: de zalving met olie en de verzegeling van de zalving.

Met gewijde olie zalven

De zalving met olie wordt door één Melchizedeks-priesterschapsdrager verricht.

  1. Hij doet een druppel gewijde olie op het hoofd van de betrokkene.

  2. Hij plaatst zijn handen licht op het hoofd van de betrokkene en noemt de persoon bij zijn of haar volledige naam.

  3. Hij verklaart dat hij handelt krachtens het Melchizedeks priesterschap.

  4. Hij verklaart dat hij zalft met olie die voor het zalven en zegenen van zieken en bezochten is gewijd.

  5. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

De zalving verzegelen

In de regel leggen twee of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers hun handen licht op het hoofd van de betrokkene om de zalving te verzegelen, maar een Melchizedeks-priesterschapsdrager mag dat zo nodig alleen doen. Om een zalving te verzegelen, gaat de Melchizedeks-priesterschapsdrager als volgt te werk:

  1. Hij noemt de betrokkene bij zijn of haar volledige naam.

  2. Hij verklaart dat hij de zalving krachtens het Melchizedeks priesterschap verzegelt.

  3. Hij spreekt een zegen uit naar de ingevingen van de Geest.

  4. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

7.11.6

Zegens tot troost en raad

Melchizedeks–priesterschapsdragers mogen mensen die daarom vragen een zegen tot troost en raad geven. Daartoe leggen één of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers hun handen licht op het hoofd van de betrokkene. De priesterschapsdrager die de zegen geeft, gaat als volgt te werk:

  1. Hij noemt de betrokkene bij zijn of haar volledige naam.

  2. Hij verklaart dat de zegen gegeven wordt krachtens het Melchizedeks priesterschap.

  3. Hij spreekt een zegen uit naar de ingevingen van de Geest.

  4. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

Zendelingen die een lid een zegen geven, melden dat rechtstreeks aan de bisschop, of via de quorumpresident ouderlingen of de wijkzendingsleider, die vervolgens de bisschop op de hoogte brengt.