Handboeken en roepingen
38. Kerkbeleid en -richtlijnen


‘38. Kerkbeleid en -richtlijnen’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2020).

‘38. Kerkbeleid en -richtlijnen’, Algemeen handboek.

38.

Kerkbeleid en -richtlijnen

38.1

Deelname in de kerk

Onze Vader in de hemel houdt van zijn kinderen. ‘Allen zijn voor God gelijk’ en Hij nodigt allen uit ‘om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid’ (2 Nephi 26:33).

Leidinggevenden en leden van de kerk krijgen vaak de vraag wie bijeenkomsten van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen mogen bijwonen, wie kerklid mogen worden en wie de tempel mogen bezoeken.

38.1.1

Aanwezigheid in kerkdiensten

De Heiland leerde dat zijn discipelen hun naasten moeten liefhebben (zie Mattheüs 22:39). Paulus moedigde nieuwe bekeerlingen aan om ‘niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen’ te zijn (Efeze 2:19). De Heiland leerde ook dat kerkleden niemand moeten ‘verwijderen uit […] openbare bijeenkomsten, die voor het oog van de wereld gehouden worden’ (Leer en Verbonden 46:3).

Iedereen is welkom om de avondmaalsdiensten, andere zondagse bijeenkomsten en sociale evenementen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bij te wonen. De presiderende functionaris ziet erop toe dat alle aanwezigen het gewijde karakter van de samenkomsten respecteren.

De aanwezigen verstoren of hinderen de eredienst of andere doeleinden van de samenkomst niet. Alle leeftijdseisen en gedragsnormen voor verschillende kerkbijeenkomsten en -evenementen worden in acht genomen. Dat betekent onder meer geen expliciete romantische uitingen en geen afleidende kleding of uiterlijk. Politieke meningen, seksuele geaardheid of andere persoonlijke kenmerken komen evenmin ter sprake op een wijze die afleidt van bijeenkomsten die op de Heiland gericht zijn.

De bisschop of ringpresident stelt eventueel ongepast gedrag onder vier ogen en in een geest van liefde aan de orde. Hij spoort de betrokkenen aan om ongepast gedrag na te laten en een gewijde sfeer te bevorderen voor alle aanwezigen, met de nadruk op aanbidding van onze hemelse Vader en de Heiland.

Kerkgebouwen blijven privé-eigendom waarop kerkbeleid van toepassing is. Personen die zich niet aan deze richtlijnen wensen te houden, worden op respectvolle wijze verzocht om geen kerkbijeenkomsten en -evenementen bij te wonen.

38.1.2

Kerklid worden

Lidmaatschap in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is weggelegd voor mensen die ‘naar voren treden met een gebroken hart en een verslagen geest’, ‘gewillig zijn de naam van Jezus Christus op zich te nemen’, en heilige doopverbonden willen sluiten en nakomen (Leer en Verbonden 20:37).

Zie 38.2.8.2 voor de doop van minderjarige kinderen van 8 jaar en ouder.

38.1.3

Tempelbezoek

Tempels zijn heiligdommen waarin men essentiële verordeningen ontvangt en heilige verbonden sluit. De tempel is voor kerkleden een huis van God. Gezien dit heilige karakter en de verbonden die er worden gesloten, mogen alleen kerkleden met een geldige tempelaanbeveling de tempel betreden. Leden komen voor een tempelaanbeveling in aanmerking als ze de vereiste geboden trouw onderhouden en het evangelie van Jezus Christus naleven. (Zie hoofdstuk 26.)

38.1.4

Deelname en zegeningen van ongehuwde leden

Alle leden, ook als zij nooit zijn getrouwd of geen familie in de kerk hebben, behoren het ideaal van een eeuwig gezin voor ogen te houden. Ze bereiden zich voor om waardig een tempelverzegeling aan te gaan en een liefhebbende vader of moeder te zijn. Voor sommigen gaan deze zegeningen pas in het leven hierna in vervulling, maar het uiteindelijke doel is voor iedereen gelijk.

Getrouwe leden die door omstandigheden in dit leven niet de zegeningen van het eeuwig huwelijk en het ouderschap kunnen ontvangen, zullen alle beloofde zegeningen in de eeuwigheid ontvangen als ze de verbonden nakomen die ze met God hebben gesloten (zie Mosiah 2:41).

38.1.5

Ongehuwde ouders onder 18 jaar

Een ongehuwde jongeman onder de 18 jaar die vader wordt, mag deelnemen in zijn Aäronische-priesterschapsquorum of in het ouderlingenquorum. Deze beslissing wordt overgelaten aan het gebedsvolle oordeel van de jongeman zelf, zijn ouders en de bisschop.

Een ongehuwde jongevrouw onder de 18 jaar die moeder wordt, mag deelnemen in de jongevrouwen of de ZHV. Deze beslissing wordt overgelaten aan het gebedsvolle oordeel van de jongevrouw zelf, haar ouders en de bisschop.

De volgende afwegingen spelen daarbij een rol:

  • Als de jongere met andere jongeren blijft deelnemen, heeft hij of zij tijdens de lessen en activiteiten het kind niet bij zich.

  • Oudere jongeren die het kind zelf grootbrengen, hebben mogelijk baat bij toetreding tot het ouderlingenquorum als toekomstige ouderling of tot de ZHV.

38.2

Beleid inzake verordeningen en zegens

Deze paragraaf bevat beleidsregels voor verordeningen en zegens. Sommige beleidsregels hebben te maken met bijzondere omstandigheden. Algemene informatie over verordeningen en zegens staat in hoofdstuk 18. In hoofdstuk 27 en 28 staat informatie over tempelverordeningen.

38.2.1

Verordeningen en zegens in een andere taal vertolken

Het is belangrijk dat iemand die een verordening of zegen ontvangt, begrijpt wat er gezegd wordt. Zo nodig kan een presiderend leider iemand vragen om een verordening of zegen te vertolken in een taal die de betrokkene verstaat. Vertolking in gebarentaal hoort daar ook bij.

Als iemand die een verordening of zegen ontvangt doof of slechthorend is, kan hij of zij een spraak-naar-tekst-applicatie gebruiken. Doven of slechthorenden kunnen ook een doventolk of een spraak-naar-tekst-applicatie gebruiken om de zegens te begrijpen die hun familieleden ontvangen.

Zie 38.2.10.5 voor informatie over schriftelijke vertalingen van patriarchale zegens. Zie 38.2.10.6 voor informatie over de vertolking van patriarchale zegens in gebarentaal.

38.2.2

Foto’s, opnamen en transcripties van verordeningen en zegens

Verordeningen en zegens zijn heilig. Daarom is het niet toegestaan om een verordening, zegen of doopdienst te fotograferen of als video op te nemen.

Een gezin mag een geluidsopname en transcriptie van vaderlijke zegens maken. Die zegens worden in 18.14.1 beschreven.

Patriarchale zegens worden uitgetypt. Om dat mogelijk te maken, maakt de patriarch of zijn typist(e) een geluidsopname van de zegen.

Andere verordeningen en zegens worden niet opgenomen of uitgetypt.

Zie 38.2.3 voor informatie over verordeningen streamen.

38.2.3

Verordeningen streamen

Wie een verordening willen bijwonen, zijn daar zo mogelijk fysiek bij aanwezig. Als leden en vrienden voor een verordening bijeenkomen, voelen ze de invloed van de Geest en versterkt dat hun onderlinge band.

Als een naast familielid echter niet fysiek aanwezig kan zijn, mag de bisschop of ringpresident toestemming geven om de verordening naar hem of haar te streamen. Streamen is bijvoorbeeld toegestaan als het naaste familielid:

  • Heel afgelegen woont of beperkt kan reizen.

  • Lichamelijke, psychische of emotionele gezondheidsproblemen heeft.

  • Een immuunstoornis heeft, of in een zorginstelling of ziekenhuis verblijft.

  • Vertolking in gebarentaal nodig heeft.

  • Een voltijdzending vervult. (Daarvoor is toestemming van de zendingspresident vereist.)

De bisschop mag toestemming geven voor het streamen van babyzegens, dopen, bevestigingen en ordeningen in het Aäronisch priesterschap. De ringpresident mag toestemming geven voor het streamen van ordeningen in het Melchizedeks priesterschap en de aanstelling van zendelingen.

De verordening van het avondmaal wordt niet gestreamd. Bij de livestream van een avondmaalsdienst wordt de bediening van het avondmaal niet uitgezonden. De bisschop mag een priester of Melchizedeks-priesterschapsdrager machtigen om het avondmaal persoonlijk te bedienen aan wie de dienst niet kunnen bijwonen.

Het streamen van verordeningen behoort geen afbreuk te doen aan de Geest. Er dient doorgaans slechts één apparaat te worden gebruikt. De technisch specialist van de wijk of ring bedient het apparaat. Zowel dat apparaat als degene die het bedient, worden onopvallend opgesteld.

Streams van verordeningen worden binnen een dag na de verordening verwijderd.

38.2.4

Verordeningen voor verstandelijk gehandicapten

Wanneer men een verordening overweegt voor iemand met een verstandelijke handicap, overleggen de betrokkene, zijn of haar ouders of voogden (indien van toepassing) en leidinggevenden met elkaar. Zij houden onder gebed rekening met de wensen en het begripsvermogen van de betrokkene. Als de betrokkene de kerknormen naleeft, de verordening wil ontvangen en laat zien voldoende verantwoordelijk en toerekeningsvatbaar te zijn, moet hem of haar geen verordening worden onthouden.

De bisschop wendt zich met vragen over specifieke personen tot de ringpresident. De ringpresident legt zo nodig contact met het kantoor van het Eerste Presidium.

Personen die door hun handicap niet toerekeningsvatbaar zijn, ‘[worden] behouden in het celestiale koninkrijk van de hemel’ (Leer en Verbonden 137:10). Zij hebben dan ook geen (plaatsvervangende) verordeningen nodig. De enige uitzondering is verzegeling aan ouders voor wie niet in het verbond geboren zijn.

Zie voor informatie over de verrichting van verordeningen voor personen met een verstandelijke handicap:

38.2.5

Verordeningen en zegens door en voor lichamelijk gehandicapten

Lichamelijk gehandicapten, die bijvoorbeeld ledematen missen, verlamd zijn of doof zijn, mogen verordeningen verrichten en zegens geven, en die ook ontvangen. De leiders treffen maatregelen zodat de betrokkenen voor zover mogelijk kunnen deelnemen. Als leiders vragen hebben waarmee ze geen raad weten, neemt de ringpresident contact met het kantoor van het Eerste Presidium op.

Doven of slechthorenden kunnen via gebarentaal communiceren als zij een verordening verrichten of ontvangen. Een priesterschapsleider die op een verordening toeziet, zorgt ervoor dat de ontvanger die met behulp van een tolk of andere middelen begrijpt (zie 38.2.1).

38.2.6

Verordeningen valideren of ratificeren

Hieronder staan redenen waarom een verordening mogelijk niet geldig is. Er staat ook hoe de verordening gevalideerd of geratificeerd kan worden.

In sommige gevallen moet een verordening opnieuw verricht worden. In dat geval registreert de administrateur de nieuwe datum op de lidmaatschapskaart, ook al klopt daardoor de volgorde van de verordeningsdatums niet meer.

38.2.6.1

Er is geen lidmaatschapskaart aangemaakt of het jaar ontbreekt of is onjuist

Om administratieve redenen wordt een verordening als ongeldig aangemerkt als het jaar waarin die verricht is op de lidmaatschapskaart ontbreekt of onjuist is. Bovendien is een doop ongeldig als er geen lidmaatschapskaart is aangemaakt. De verordening kan gevalideerd worden met het originele certificaat dat na de verordening is verstrekt. Met dit certificaat kan de bisschop een administrateur machtigen om de lidmaatschapskaart bij te werken.

Als het certificaat niet te vinden is, kan de verordening gevalideerd worden met een verklaring van twee personen die er getuige van waren. De twee getuigen moeten:

  • Minstens 8 jaar oud zijn geweest toen de verordening werd verricht.

  • De verordening gezien of gehoord hebben.

  • Op het moment dat zij getuigen een ingeschreven lid van de kerk zijn.

  • Hun getuigenverklaring op schrift stellen, waarin zij vermelden: (1) de volledige datum van de verordening, of (2) het jaar waarin de verordening is verricht en wie die verricht heeft.

  • Hun verklaring in de aanwezigheid van een lid van de bisschap of het ringpresidium ondertekenen.

Met deze verklaring kan de bisschop een administrateur machtigen om de lidmaatschapskaart aan te maken of bij te werken. De schriftelijke verklaring kan vervolgens vernietigd worden.

Als het certificaat of de getuigen niet te vinden zijn, moet de verordening opnieuw verricht worden.

Als het lid na de ongeldige verordening andere verordeningen heeft ontvangen, moeten die door het Eerste Presidium geratificeerd worden. De ringpresident stuurt daartoe een schriftelijk verzoek naar het kantoor van het Eerste Presidium.

38.2.6.2

Verordeningen zijn in afwijkende volgorde ontvangen

Een verordening is ongeldig als iemand die in afwijkende volgorde heeft ontvangen. De begiftiging van een man is bijvoorbeeld niet geldig als hij die heeft ontvangen voordat hem het Melchizedeks priesterschap is verleend. Het Eerste Presidium kan die verordening echter ratificeren. De ringpresident stuurt daartoe een schriftelijk verzoek naar het kantoor van het Eerste Presidium.

38.2.6.3

De verordening is vóór de gestelde leeftijd ontvangen

Een verordening is ongeldig als iemand die vóór de gestelde leeftijd heeft ontvangen. De doop is bijvoorbeeld ongeldig als iemand vóór zijn of haar 8e verjaardag is gedoopt.

Als er na de ongeldige verordening geen andere verordeningen zijn ontvangen, wordt die opnieuw verricht. Als er nog andere verordeningen zijn ontvangen, moeten die en de ongeldige verordening door het Eerste Presidium geratificeerd worden. De ringpresident stuurt daartoe een schriftelijk verzoek naar het kantoor van het Eerste Presidium.

38.2.6.4

De verordening is zonder het juiste gezag verricht

Een verordening is ongeldig als die is verricht door iemand die niet het juiste priesterschapsgezag had. Een bevestiging is bijvoorbeeld niet geldig als die is verricht door iemand die geen Melchizedeks-priesterschapsdrager was. Zo is die verordening ook niet geldig als de betrokken priesterschapsdrager het Melchizedeks priesterschap niet in de juiste volgorde of zonder de juiste goedkeuring heeft ontvangen (zie 38.2.6.2, zie ook 32.17).

Als er na de ongeldige verordening geen andere verordeningen zijn ontvangen, wordt die opnieuw verricht door iemand met het juiste gezag. Als er nog andere verordeningen zijn ontvangen, moeten die en de ongeldige verordening door het Eerste Presidium geratificeerd worden. De ringpresident stuurt daartoe een schriftelijk verzoek naar het kantoor van het Eerste Presidium. In sommige gevallen kan het Eerste Presidium opdracht geven om de verordeningen opnieuw te verrichten.

38.2.7

Kinderen een naam en een zegen geven

Zie 18.6 voor algemene informatie over kinderen een naam en een zegen geven.

38.2.7.1

Ernstig zieke baby’s

Als een pasgeboren baby ernstig ziek is, mag een Melchizedeks-priesterschapsdrager het kind in het ziekenhuis of thuis een naam en een zegen geven. Hij heeft dan geen machtiging van de bisschop nodig. Na het geven van de naam en zegen stelt hij de bisschop onmiddellijk op de hoogte, zodat er een lidmaatschapskaart voor het kind kan worden aangemaakt.

38.2.7.2

Kinderen van wie de ouders niet gehuwd zijn (inclusief gescheiden ouders)

Een kind kan een naam en een zegen krijgen als de bisschop mondelinge toestemming van de ouders of voogden krijgt. Toestemming is niet vereist van een ouder of voogd die geen wettelijke grond heeft om bezwaar tegen de zegen te maken.

38.2.7.3

Kinderen van wie de ouders geen lid van de kerk zijn

Soms vragen de ouders of voogden dat een kind een naam en zegen krijgt, ook al zijn ze geen lid van de kerk. In dat geval verkrijgt de bisschop mondeling toestemming van de ouders of voogden. Toestemming is niet vereist van een ouder of voogd die geen wettelijke grond heeft om bezwaar tegen de zegen te maken.

De bisschop legt uit dat:

  • Er een lidmaatschapskaart voor het kind wordt aangemaakt.

  • Wijkleden nu en dan contact met ze opnemen.

  • Hij of andere leidinggevenden in de wijk tegen de tijd dat het kind 8 jaar wordt zullen voorstellen dat het zich op de doop gaat voorbereiden.

38.2.8

Doop en bevestiging

Zie 18.7 en 18.8 voor algemene informatie over de doop en bevestiging.

38.2.8.1

Personen met een verstandelijke handicap

Iemand met een verstandelijke handicap mag zich laten dopen en bevestigen als hij of zij redelijkerwijs toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Hij of zij moet de doopverbonden kunnen begrijpen en nakomen.

De bisschop bezit de sleutels voor de doop van de betrokkene als hij of zij:

  • Een ingeschreven lid van 8 jaar of ouder is.

  • 8 jaar is en ten minste één ouder of voogd lid van de kerk is (zie 18.7.1.1).

De betrokkene, zijn of haar ouders of voogden (indien van toepassing) en de bisschop stellen in onderling overleg vast of de betrokkene gedoopt en bevestigd dient te worden.

Als de betrokkene een potentiële bekeerling is, bezit de zendingspresident de sleutels voor zijn of haar doop (zie 18.7.1.2). In dat geval stellen de zendelingen de zendingspresident op de hoogte. Hij overlegt met de betrokkene en zijn of haar ouders of voogden (indien van toepassing) om vast te stellen of hij of zij gedoopt en bevestigd dient te worden. Als de bisschop de betrokkene goed kent, kan de zendingspresident ook navraag bij hem doen.

Wie niet toerekeningsvatbaar zijn, hoeven zich niet te laten dopen, ongeacht hun leeftijd (zie Leer en Verbonden 29:46–50 en 38.2.4 in dit handboek).

Zie 33.6.10 voor informatie over de lidmaatschapskaarten van personen die ontoerekeningsvatbaar zijn.

38.2.8.2

Minderjarigen

Een wettelijk minderjarige mag zich laten dopen en bevestigen als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:

  1. De ouders of wettige voogden geven toestemming. Toestemming is niet vereist van een ouder of voogd die geen wettelijke grond heeft om bezwaar tegen de doop te maken. Uitzonderingen moeten door het Eerste Presidium worden goedgekeurd.

    Wie het doop-en-bevestigingsgesprek voert, verzoekt om een schriftelijke bevestiging van deze toestemming als hij meent dat dit misverstanden zal voorkomen. In sommige gebieden is schriftelijke toestemming vereist. Zendings- en gebiedsleiders kunnen richtlijnen verschaffen.

    Ouders of voogden dienen de aan het kind onderwezen leer te begrijpen. Ze zijn ook bereid om het kind te steunen bij het sluiten en nakomen van het doopverbond.

  2. De persoon die het gesprek voert, beoordeelt of het kind het doopverbond begrijpt. Hij moet ervan overtuigd zijn dat het kind zijn of haar best zal doen om dit verbond na te komen door de geboden te onderhouden, waaronder op zondag naar de kerk gaan.

Als een kind de achternaam van zijn of haar stiefvader gebruikt, mag het zich met die naam laten dopen en bevestigen. Dat geldt ook als hij of zij niet formeel geadopteerd is. Op de lidmaatschapskaart en het certificaat moet echter wel de wettige naam staan waaronder het kind bekend is bij de burgerlijke stand.

38.2.8.3

Gehuwden

Iemand die gehuwd is, wordt niet zonder toestemming van zijn of haar huwelijkspartner gedoopt.

38.2.8.4

Ongehuwd samenwonenden

Een paar dat samenwoont maar niet gehuwd is, moet gewillig zijn om de wet van kuisheid na te leven voordat een van beiden zich kan laten dopen. Dat houdt geloof tot bekering oefenen in zoals in Leer en Verbonden 20:37 wordt beschreven. Het betekent ook dat het stel niet meer samenwoont of, in het geval van een man en een vrouw, gaat trouwen.

38.2.8.5

Personen van wie het kerklidmaatschap is ingetrokken of die het hebben opgezegd

Personen van wie het kerklidmaatschap is ingetrokken of opgezegd, kunnen door de doop en bevestiging weer tot de kerk toetreden. Ze worden niet als bekeerling beschouwd. Een zendeling voert ook geen doopgesprek met hen. Zie 32.16 voor instructies.

38.2.8.6

Situaties waarin toestemming van de zendingspresident of het Eerste Presidium is vereist

Toestemming van de zendingspresident is vereist voordat iemand zich kan laten dopen als hij of zij ooit:

  • Een zwaar misdrijf heeft begaan (zie 38.2.8.7).

  • Bij een abortus betrokken is geweest (zie 38.6.1).

In die gevallen voert de zendingspresident een gesprek met de betrokkene. De zendingspresident mag zo nodig een van zijn raadgevers machtigen om het gesprek te voeren. Hij verleent die machtiging voor elk gesprek afzonderlijk. De raadgever die een gesprek voert, brengt verslag uit aan de zendingspresident, die vervolgens de doop en bevestiging goedkeurt of afwijst.

Toestemming van het Eerste Presidium is vereist voordat iemand zich kan laten dopen als hij of zij:

  • Een moord heeft gepleegd (zie 38.2.8.7).

  • Veroordeeld is voor een zedenmisdrijf (zie 38.2.8.7).

  • Voorwaardelijk vrij is of onder toezicht staat wegens een ernstig misdrijf of zware overtreding (waar doorgaans minimaal een jaar gevangenisstraf op staat), of een zedenmisdrijf (zie 38.2.8.7).

  • Bij een meervoudig huwelijk betrokken is geweest (zie 38.2.8.8).

  • Een transitie heeft afgerond om zijn of haar geboortegeslacht in het tegenovergestelde te veranderen (zie 38.2.8.9).

Als de betrokkene zich voor het eerst wil laten dopen, voert de zendingspresident een gesprek met hem of haar. Als hij vaststelt dat de betrokkene de kerknormen naleeft en de doop gerechtvaardigd vindt, dient hij via LCR een verzoek ter goedkeuring bij het Eerste Presidium in.

Als de betrokkene een voormalig lid is dat weer tot de kerk wil toetreden, voeren zowel de bisschop als de ringpresident een gesprek met hem of haar. Zij volgen de instructies in 32.16. Als ze beiden vaststellen dat de betrokkene de kerknormen naleeft en ze de doop gerechtvaardigd vinden, dient de ringpresident via LCR een verzoek bij het Eerste Presidium in.

Elk verzoek aan het Eerste Presidium moet alle relevante details bevatten die in de gesprekken zijn vastgesteld.

Zie 6.2.3 over de verantwoordelijkheid van de ring- of zendingspresident bij het indienen van verzoeken aan het Eerste Presidium.

38.2.8.7

Veroordeelden

Iemand die wegens een misdaad veroordeeld is, mag pas worden gedoopt als zijn of haar gevangenisstraf is uitgezeten. Dat geldt voor bekeerlingen en voor wie weer tot de kerk willen toetreden.

Iemand die veroordeeld is wegens een zedenmisdrijf, mag niet worden gedoopt en bevestigd voordat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling of proeftijd voorbij is. Alleen het Eerste Presidium mag een uitzondering hierop goedkeuren (zie 38.2.8.6). Deze personen worden aangemoedigd om nauw met plaatselijke priesterschapsleiders in contact te blijven. Ze doen er alles aan om met de hulp van de Heiland de doop en bevestiging waardig te zijn.

Voltijdzendelingen geven geen les aan mensen in een gevangenis of huis van bewaring.

Iemand die wegens moord of een zedenmisdrijf veroordeeld is, mag niet worden gedoopt, tenzij het Eerste Presidium toestemming geeft (zie 38.2.8.6). Dat geldt ook voor iemand die heeft bekend een moord te hebben gepleegd, zelfs als dit in vertrouwen aan een priesterschapsleider is gedaan. Abortus, politie- of militaire acties in dienstverband vallen niet onder moord zoals dat hier wordt gebruikt.

Als de betrokkene zich voor het eerst wil laten dopen, volgt de zendingspresident de instructies in 38.2.8.6. Als de betrokkene een voormalig lid is dat weer tot de kerk wil toetreden, volgen de bisschop en de ringpresident de instructies in dezelfde paragraaf (zie ook 32.16).

38.2.8.8

Volwassenen die bij een meervoudig huwelijk betrokken zijn

Een volwassene die het meervoudig huwelijk heeft aangemoedigd, verkondigd of uitgeoefend, moet door het Eerste Presidium worden gefiatteerd, voordat hij of zij gedoopt mag worden.

Als de betrokkene zich voor het eerst wil laten dopen, volgt de zendingspresident de instructies in 38.2.8.6. Als de betrokkene een voormalig lid is dat weer tot de kerk wil toetreden, volgen de bisschop en de ringpresident de instructies in 38.2.8.6 (zie ook 32.16).

Het verzoek beschrijft de eerdere betrokkenheid van de kandidaat bij het meervoudig huwelijk. Het beschrijft ook zijn of haar bekering en de huidige gezinssituatie.

38.2.8.9

Personen die zich als transgender identificeren

Een transgenderpersoon mag zich laten dopen en bevestigen als hij of zij geen vrijwillige medische of chirurgische ingreep nastreeft in een poging om van geboortegeslacht te veranderen (een ‘geslachtsoperatie’ of ‘geslachtsverandering’).

De zendingspresident overlegt met het gebiedspresidium om individuele situaties met tact en christelijke liefde te benaderen.

Iemand die een vrijwillige medische of chirurgische ingreep heeft ondergaan om van geboortegeslacht te veranderen, moet van het Eerste Presidium toestemming hebben om zich te laten dopen. De zendingspresident kan hiertoe een verzoek indienen als hij een gesprek met de betrokkene heeft gehad, heeft vastgesteld dat hij of zij de kerknormen naleeft, en hij de doop gerechtvaardigd vindt. De betrokkene komt dan echter niet voor het priesterschap, een tempelaanbeveling en sommige kerkroepingen in aanmerking. Hij of zij mag zich wel op andere manieren in de kerk inzetten.

Zie 38.6.23 voor meer informatie.

38.2.9

Priesterschapsordening

Zie 18.10 voor algemene informatie over priesterschapsordeningen.

38.2.9.1

Nieuwe leden

Als een broeder zich laat dopen en bevestigen, komt hij in aanmerking om tot een ambt in het Aäronisch priesterschap te worden geordend als hij aan het eind van het jaar ten minste 12 jaar is. De bisschop voert spoedig na zijn bevestiging een gesprek met hem, doorgaans binnen een week. Een lid van de bisschap stelt hem in de avondmaalsdienst ter steunverlening voor zodat de wijkleden hun steun aan de ordening kunnen verlenen (zie 18.10.3). Daarna kan hij tot het juiste ambt geordend worden:

  • Diaken, als hij aan het eind van het jaar 12 of 13 jaar is

  • Leraar, als hij aan het eind van het jaar 14 of 15 jaar is

  • Priester, als hij aan het eind van het jaar 16 jaar of ouder is; als hij 19 jaar of ouder is, wordt hij ook als toekomstig ouderling beschouwd (zie 38.2.9.3)

Een nieuw lid komt in aanmerking om het Melchizedeks priesterschap te ontvangen en tot ouderling te worden geordend als hij:

  • 18 jaar of ouder is.

  • Als priester heeft gediend (hier staat geen vaste tijd voor).

  • Voldoende begrip van het evangelie heeft.

  • De kerknormen naleeft.

Pasgedoopte broeders worden niet geordend op de dag dat ze zich laten dopen of bevestigen. Ze moeten eerst een gesprek met de bisschop hebben en door de leden van de wijk worden gesteund.

De doop van gezinsleden moet niet worden uitgesteld totdat de vader het priesterschap ontvangt en de doop zelf kan verrichten.

38.2.9.2

Jongemannen van wie de ouders niet gehuwd zijn (inclusief gescheiden ouders)

Een jongeman kan tot een ambt in het Aäronisch priesterschap worden geordend als de bisschop mondelinge toestemming van de ouders of voogden krijgt. Toestemming is niet vereist van een ouder of voogd die geen wettelijke grond heeft om bezwaar tegen de ordening te maken.

Als de jongeman de achternaam van zijn stiefvader gebruikt, mag hij met die naam geordend worden. Dat geldt ook als hij niet formeel geadopteerd is. Op het certificaat moet echter wel de wettige naam staan waaronder de jongeman bij de burgerlijke stand bekend is.

38.2.9.3

Toekomstige ouderlingen

Een toekomstig ouderling is een mannelijk kerklid van 19 jaar of ouder dat niet het Melchizedeks priesterschap draagt. Ook getrouwde broeders onder de 19 die niet het Melchizedeks priesterschap dragen, zijn toekomstig ouderling.

Op aanwijzing van de bisschop besteedt het quorumpresidium ouderlingen de nodige aandacht aan toekomstige ouderlingen om ze op het Melchizedeks priesterschap voor te bereiden. Als een toekomstig ouderling geen priester is, moet hij tot dat ambt geordend worden zodra hij de kerknormen naleeft. Hij hoeft niet eerst tot diaken of leraar geordend te worden. Als hij voldoende begrip van het evangelie heeft en de kerknormen naleeft, kan hij tot ouderling geordend worden. De bisschop en ringpresident spreken met hem om die beslissing te nemen (zie 31.2.6).

Zie 8.4 voor meer informatie over hulp aan toekomstige ouderlingen bij hun voorbereiding op het Melchizedeks priesterschap.

38.2.9.4

Broeders die in het afgelopen jaar van wijk zijn veranderd

Soms dient of wenst een broeder die minder dan een jaar in een wijk woont tot een ambt in het Melchizedeks priesterschap geordend te worden. In die situatie neemt de bisschop of een aangewezen raadgever contact op met de vorige bisschop om na te gaan of er waardigheidskwesties in overweging moeten worden genomen. Als een raadgever daarbij vertrouwelijke informatie ter ore komt, beëindigt hij het gesprek. Hij informeert zijn bisschop zodat die contact met de vroegere bisschop op kan nemen vóór het normengesprek.

38.2.9.5

Broeders in een wijk voor jonge alleenstaanden of alleenstaanden

Mannen van 18 jaar en ouder in een wijk voor jonge alleenstaanden of alleenstaanden worden tot ouderling geordend als zij de kerknormen naleven. Wie niet tot ouderling zijn geordend, behoren als toekomstig ouderling tot het ouderlingenquorum.

38.2.9.6

Militairen in oorlogs- of afgelegen gebieden

Een militair wordt gewoonlijk geordend in de wijk waar zijn lidmaatschapskaart zich bevindt. Dat kan echter niet haalbaar zijn als de militair lange tijd op zee is of zich in een oorlogs- of afgelegen gebied bevindt. In die gevallen benadert de militair de groepsleider van leden in de krijgsmacht. Als de groepsleider van mening is dat de militair toe is aan de ordening, stuurt of overhandigt hij een aanbevelingsbrief aan de presiderende leider van de kerkunit die toezicht houdt op de groep militairen. (Als er geen dergelijke kerkunit is, stuurt hij de aanbeveling aan het gebiedspresidium.) Die leider neemt contact op met de bisschop van de thuiswijk van de militair om naleving van de kerknormen door de man te bevestigen.

Voor ordening tot een ambt in het Aäronisch priesterschap kan de presiderende leider de groepsleider of een geestelijk verzorger van de kerk machtigen om een gesprek met de broeder te voeren en toe te zien op de ordening. Voor ordening tot het ambt van ouderling kan de ringpresident, de zendingspresident of het gebiedspresidium een geestelijk verzorger van de kerk machtigen om een gesprek met de broeder te voeren en op de ordening toe te zien. Alle ordeningen worden gesteund en bekrachtigd volgens de instructies in 18.10.3.

38.2.9.7

Verstandelijk gehandicapte broeders

Een mannelijk kerklid met een verstandelijke handicap, zijn ouders (indien van toepassing) en de bisschop stellen in onderling overleg vast of hij het priesterschap dient te ontvangen. Zij overleggen over zijn verlangens en gaan na of hij enige basiskennis van het priesterschap en zijn taken heeft.

Priesterschapsdragers met een dergelijke handicap krijgen de hulp die ze nodig hebben om priesterschapstaken zo goed mogelijk te vervullen.

38.2.9.8

Broeders die zich hebben laten herdopen en herbevestigen

Als een man die niet eerder begiftigd was, door de doop en bevestiging weer in de kerk is opgenomen, mag hij onmiddellijk daarna geordend worden. Hij wordt geordend tot het priesterschapsambt dat hij droeg toen zijn lidmaatschap werd ingetrokken of opgezegd.

Als de man wel eerder begiftigd was, wordt hij niet tot een priesterschapsambt geordend. In plaats daarvan wordt zijn vorige ambt hersteld door middel van de verordening herstel van zegeningen.

Zie 32.17 voor meer informatie en instructies.

38.2.9.9

Personen die zich als transgender identificeren

Een lid dat een vrijwillige medische of chirurgische ingreep heeft ondergaan in een poging om van geboortegeslacht te veranderen (een ‘geslachtsoperatie’ of ‘geslachtsverandering’), mag het priesterschap niet ontvangen of uitoefenen. Ook mogen leden die zich als iemand van het andere geslacht dan hun geboortegeslacht gedragen het priesterschap niet ontvangen of uitoefenen.

De ringpresident overlegt met het gebiedspresidium om individuele situaties met tact en christelijke liefde te benaderen.

Een mannelijk kerklid dat geen medische of chirurgische ingreep nastreeft om van geboortegeslacht te veranderen, zich niet als iemand van het andere geslacht gedraagt en de kerknormen naleeft, mag het priesterschap ontvangen en uitoefenen.

Zie 38.6.23 voor meer informatie.

38.2.10

Patriarchale zegen

Zie voor algemene informatie over patriarchale zegens:

  • Paragraaf 18.17 van dit handboek.

  • Informatie en wenken voor patriarchen.

  • Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden: de patriarch.

38.2.10.1

Leden met een verstandelijke handicap

Een kerklid met een verstandelijke handicap, zijn of haar ouders of voogden (indien van toepassing) en de bisschop stellen in onderling overleg vast of de betrokkene een patriarchale zegen kan ontvangen. Zij overwegen de verlangens van het lid en of hij of zij in staat is om de zegen tot op zekere hoogte te begrijpen. Zo ja, dan mag een lid van de bisschap een aanbeveling voor een patriarchale zegen verstrekken. In 18.17 staan daarvoor instructies.

38.2.10.2

Zendelingen

Een patriarchale zegen kan een bron van geestelijke kracht voor een zendeling zijn. Een lid ontvangt zijn of haar patriarchale zegen zo mogelijk voordat de zending begint. Als dat niet mogelijk is, kan hij of zij tijdens zijn of haar zending een patriarchale zegen ontvangen. De zendingspresident voert dan een gesprek met de zendeling en stelt een aanbeveling voor een patriarchale zegen op. In 18.17 staan daarvoor instructies.

Een zendeling in een opleidingscentrum voor zendelingen mag alleen onder de volgende voorwaarden een patriarchale zegen ontvangen:

  • De zendeling komt uit een gebied waar geen patriarch een zegen kan geven in de moedertaal van de zendeling.

  • De zendeling gaat naar een zendingsgebied waar geen patriarch een zegen kan geven in de moedertaal van de zendeling.

  • Een patriarch in de buurt van het opleidingscentrum voor zendelingen kan een zegen geven in de moedertaal van de zendeling.

38.2.10.3

Leden die in de krijgsmacht gaan

Een patriarchale zegen kan een bron van geestelijke kracht voor een lid in de krijgsmacht zijn. Zo mogelijk ontvangt een lid dat de kerknormen naleeft een patriarchale zegen voordat hij of zij zich in zijn standplaats meldt.

Als dat niet mogelijk is, kan het lid wellicht in zijn of haar vaste standplaats een patriarchale zegen ontvangen. Een lid van de bisschap daar voert dan een gesprek met het lid en stelt een aanbeveling voor een patriarchale zegen op. In 18.17 staan daarvoor instructies.

Voor meer informatie neemt de ringpresident contact op met het kantoor van het Quorum der Twaalf Apostelen via Q12Patriarchs@ChurchofJesusChrist.org.

38.2.10.4

Leden die buiten de ring van de patriarch wonen

Een lid ontvangt doorgaans een patriarchale zegen van de patriarch in zijn of haar ring. Een lid mag echter een zegen van een patriarch in een andere ring ontvangen als hij of zij:

  • Een rechtstreekse nakomeling is van de patriarch (kind, kleinkind of achterkleinkind) door geboorte of via adoptie.

  • In een ring woont zonder functionerende patriarch.

  • In een district woont.

  • Niet dezelfde taal spreekt als de ringpatriarch, en een patriarch in een naburige ring de taal van het lid wel spreekt.

In elk van die gevallen voert een lid van de bisschap of de gemeentepresident een gesprek met het lid zoals in 18.17 wordt beschreven. Een lid van het ringpresidium van de patriarch en van het ring- of zendingspresidium van de ontvanger moet de aanbeveling via het Systeem voor patriarchale zegens goedkeuren.

38.2.10.5

Vertaling van een patriarchale zegen

De inspiratie en betekenis van een patriarchale zegen is moeilijk in een vertaling over te brengen. Daarom ontvangen leden hun zegen in beginsel in de taal die ze het beste begrijpen. De kerk voorziet niet in de schriftelijke vertaling van patriarchale zegens.

De leden worden niet aangemoedigd om hun patriarchale zegen te vertalen. Soms is het echter nodig dat de zegen van een lid in een taal wordt vertaald die hij of zij begrijpt. Het lid mag dan een deskundig en getrouw lid vragen om de vertaling te verzorgen. Het lid kiest een bekwame vertaler die de geestelijke aard en vertrouwelijkheid van de zegen begrijpt. Vertalingen van zegens worden niet bewaard op de hoofdzetel van de kerk.

Een ringpresident mag een brailletranscriptie van een patriarchale zegen aanvragen. Hij neemt daarvoor contact op met het kantoor van het Quorum der Twaalf Apostelen via Q12Patriarchs@ChurchofJesusChrist.org.

38.2.10.6

Patriarchale zegen vertolkt in gebarentaal

Als een lid doof of slechthorend is, kan zijn of haar patriarchale zegen in gebarentaal vertolkt worden. Het lid draagt een tolk aan. Het betreft dan bij voorkeur een deskundig en getrouw lid dat de leerstellige betekenis van een patriarchale zegen begrijpt. Maar is er geen lid van de kerk te vinden, dan mag een andere bekwame persoon de vertolking verzorgen.

38.2.10.7

Een tweede patriarchale zegen

In zeer zeldzame situaties mag een getrouw lid om een tweede patriarchale zegen vragen. Dat wordt echter niet aangemoedigd en het verzoek wordt ook niet altijd ingewilligd. Als het lid een belangrijke reden heeft voor zo’n verzoek, dan bespreekt hij of zij dat met de bisschop. Als de bisschop van mening is dat een tweede zegen nodig is, stelt hij een aanbeveling voor een patriarchale zegen op. In 18.17 staan daarvoor instructies.

De ringpresident voert vervolgens een gesprek met het lid en leest de oorspronkelijke patriarchale zegen met hem of haar door. Als hij van mening is dat een tweede zegen nodig is, verzoekt hij om goedkeuring van het kantoor van het Quorum der Twaalf Apostelen via Q12Patriarchs@ChurchofJesusChrist.org.

De ringpresident stelt de ontvanger en de patriarch op de hoogte van de beslissing van het kantoor van het Quorum der Twaalf Apostelen. Als het verzoek wordt ingewilligd, keurt de ringpresident de aanbeveling in het systeem voor patriarchale zegens goed. De ringpresident informeert de betrokkene dat de tweede zegen de oorspronkelijke zegen vervangt. Daarna mag de patriarch een tweede patriarchale zegen geven.

38.3

Burgerlijk huwelijk

Kerkleiders moedigen de leden aan een tempelhuwelijk waardig te zijn, te trouwen en zich in de tempel te laten verzegelen. Kerkleiders mogen in de volgende omstandigheden een burgerlijk huwelijk voltrekken, voor zover de landswet dat toestaat:

  • Een paar is van plan om in de tempel te trouwen, maar een tempelhuwelijk wordt niet wettelijk erkend.

  • Een paar gaat in de tempel trouwen, maar een burgerlijk huwelijk biedt ouders of naaste familieleden de gelegenheid om erbij betrokken te zijn.

  • De tempel is langere tijd niet toegankelijk.

  • Een paar is niet van plan om in de tempel te trouwen.

Een burgerlijk huwelijk is geldig zolang het echtpaar leeft. Het is niet meer van kracht na de dood.

Een burgerlijk huwelijk wordt voltrokken volgens de wetten van het land waarin het huwelijk plaatsvindt.

Een burgerlijk huwelijk en verwante godsdienstige ceremonies worden niet op de sabbat voltrokken. Evenmin worden ze op ongebruikelijke tijden gehouden.

De bisschop overlegt met zijn ringpresident als hij vragen over het burgerlijk huwelijk heeft die niet in deze paragraaf worden beantwoord. De ringpresident kan zijn vragen aan het kantoor van het Eerste Presidium voorleggen.

38.3.1

Wie een burgerlijk huwelijk mag voltrekken

Waar de wet dat toelaat, mogen de volgende kerkfunctionarissen uit hoofde van hun kerkfunctie een burgerlijk huwelijk voltrekken:

  • Zendingspresident

  • Ringpresident

  • Districtspresident

  • Bisschop

  • Gemeentepresident

Deze functionarissen mogen alleen een burgerlijk huwelijk tussen een man en een vrouw voltrekken. Ook moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan:

  • De bruid of de bruidegom is lid van de kerk of heeft een doopdatum.

  • De lidmaatschapskaart van de bruid of de bruidegom berust, of zal na de doop berusten, bij de kerkunit die de functionaris presideert.

  • De kerkfunctionaris is wettelijk gemachtigd om een burgerlijk huwelijk te voltrekken in de jurisdictie waar het huwelijk zal plaatsvinden.

De geestelijk verzorgers van de kerk in actieve militaire dienst mogen zonder voorafgaande toestemming een burgerlijk huwelijk voltrekken.

De geestelijk verzorgers die aan reservisten of gardisten zijn toegewezen, moeten eerst toestemming van de onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging krijgen voordat zij een burgerlijk huwelijk voltrekken. Zie 38.9.10 voor contactgegevens.

Niet-militaire geestelijk verzorgers die in de volgende organisaties werkzaam zijn, moeten eerst toestemming van de onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging krijgen voordat zij een burgerlijk huwelijk voltrekken:

  • Ziekenhuizen

  • Hospices

  • Zorgcentra

  • Gevangenissen

  • Grenswacht

  • Politie of brandweer

Een gepensioneerde geestelijk verzorger is niet gemachtigd een burgerlijk huwelijk te voltrekken, althans niet in zijn hoedanigheid van geestelijk verzorger.

Wie een huwelijk voltrekken uit hoofde van hun functie als kerkleider of geestelijk verzorger, houden zich aan de richtlijnen in deze paragraaf. Zij nemen ook alle wettelijke vereisten in acht.

Geestelijk verzorgers van de kerk worden niet als presiderende functionaris van de kerk beschouwd, tenzij ze ringpresident, bisschop of gemeentepresident zijn. Wanneer een geestelijk verzorger geen presiderende functionaris van de kerk is en een burgerlijk huwelijk voltrekt, treedt hij of zij op als vertegenwoordiger van de overheid of burgerlijke instantie waarvoor hij of zij werkt. Daarom gebruiken deze geestelijk verzorgers een licht afwijkende bewoording bij een burgerlijk huwelijk (zie 38.3.6).

Geestelijk verzorgers van de kerk mogen alleen een burgerlijk huwelijk tussen een man en een vrouw voltrekken.

Functionarissen en geestelijk verzorgers van de kerk die een burgerlijk huwelijk voor kerkleden voltrekken, verschaffen de nodige informatie over het huwelijk aan de administrateur van de wijk of gemeente. De administrateur werkt de lidmaatschapskaarten vervolgens bij.

Een functionaris of geestelijk verzorger van de kerk die uit hoofde van zijn kerkfunctie een huwelijk voltrekt, neemt hiervoor geen vergoeding aan.

38.3.2

Burgerlijk huwelijk van leden uit andere units

Het is een kerkfunctionaris niet toegestaan een huwelijk te voltrekken als de lidmaatschapskaarten van bruid en bruidegom niet bij de unit berusten die de functionaris presideert (zie 38.3.1). Geestelijk verzorgers van de kerk en kerkfunctionarissen die tevens overheidsfunctionaris zijn, vormen hierop een uitzondering.

38.3.3

Burgerlijk huwelijk voor wie geen lid van de kerk zijn

Het is een kerkfunctionaris niet toegestaan een huwelijk te voltrekken tussen een bruid en bruidegom die beiden geen lid van de kerk zijn, tenzij er sprake is van een doopdatum voor een of beiden van hen. Geestelijk verzorgers van de kerk en kerkfunctionarissen die tevens overheidsfunctionaris zijn, vormen hierop een uitzondering.

38.3.4

Burgerlijk huwelijk voltrekken in kerkgebouwen

Een huwelijksplechtigheid mag in een kerkgebouw plaatsvinden als dat de reguliere gang van zaken niet verstoort. Huwelijksplechtigheden vinden niet op de sabbat of op maandagavond plaats. De voltrekking van een huwelijk in een kerkgebouw is een eenvoudige en waardige aangelegenheid. Er moet sprake zijn van gewijde, eerbiedige en vreugdevolle muziek.

Een huwelijk mag in de kapel, de recreatiezaal of in een andere geschikte ruimte worden voltrokken. Een receptie mag niet in de kapel plaatsvinden als dat geen multifunctionele ruimte is. Bij huwelijksvoltrekkingen worden de richtlijnen voor gepast gebruik van het kerkgebouw in acht genomen (zie 35.5.3).

De kerk staat niet toe dat haar kerken of andere gebouwen gebruikt worden in verband met een homo-, meervoudig, onwettig of ander huwelijk dat niet in overeenstemming is met de leer of het beleid van de kerk.

In zeldzame omstandigheden mag de bisschop een kerkgebouw laten gebruiken voor een huwelijksvoltrekking door iemand die geen kerkfunctionaris is of voor wie geen kerklid is. Hij overlegt altijd eerst met de ringpresident. Hij neemt met de trouwambtenaar ook de richtlijnen in deze paragraaf goed door. Een lid van de ring- of wijkraad is aanwezig en zorgt ervoor dat het gebouw op gepaste wijze wordt gebruikt en achtergelaten.

De bisschop mag toestemming geven voor een livestream van een huwelijksvoltrekking in een kerkgebouw (zie 29.7).

38.3.5

Huwelijksvoltrekking door een ambtenaar van de burgerlijke stand of in een openbaar gebouw

In sommige landen mag een huwelijk volgens de wet alleen door een ambtenaar van de burgerlijke stand worden voltrokken. In sommige gebieden stelt men tevens als voorwaarde dat de huwelijksplechtigheid in een openbare ruimte wordt voltrokken. In deze gevallen mag een bevoegde priesterschapsfunctionaris na het burgerlijk huwelijk een korte dienst houden. Daarin geeft hij het echtpaar goede raad.

38.3.6

Ceremonie voor een burgerlijk huwelijk

Het huwelijk is heilig en moet als zodanig met eerbied en waardigheid behandeld worden. Een huwelijksvoltrekking voor kerkleden buiten de tempel dient een geest van toewijding en vreugde te weerspiegelen.

Tenzij anders vermeld, is de informatie in deze paragraaf zowel op geestelijk verzorgers van de kerk als op kerkfunctionarissen van toepassing.

Voordat een kerkfunctionaris een burgerlijk huwelijk voltrekt, wijst hij het paar desgewenst op de heilige aard van de huwelijksgelofte. Hij voegt daar raad aan toe naar de Geest hem ingeeft.

De kerkfunctionaris zegt ter voltrekking van het burgerlijk huwelijk tegen het bruidspaar: ‘Neem elkaar bij de rechterhand.’ Dan zegt hij: ‘[Volledige naam van de bruidegom] en [volledige naam van de bruid], u hebt elkaar bij de rechterhand genomen als symbool van de beloften die u nu gaat afleggen in de tegenwoordigheid van God en deze getuigen.’ (Het paar mag deze getuigen vooraf zelf uitkiezen of benoemen.)

De functionaris richt zich tot de bruidegom en vraagt: ‘[Volledige naam van de bruidegom], neemt u [volledige naam van de bruid] tot uw wettige echtgenote, en belooft u plechtig uit eigen beweging dat u haar, als haar metgezel en wettige echtgenoot, zult aankleven en niemand anders; dat u alle wetten, taken en plichten die betrekking hebben op de heilige huwelijkse staat zult nakomen; en dat u haar zo lang als u beiden leeft, zult liefhebben, eren en koesteren?’

De bruidegom zegt: ‘Ja.’

Dan richt de kerkfunctionaris zich tot de bruid en zegt: ‘[Volledige naam van de bruid], neemt u [volledige naam van de bruidegom] tot uw wettige echtgenoot, en belooft u plechtig uit eigen beweging dat u hem, als zijn metgezellin en wettige echtgenote, zult aankleven en niemand anders; dat u alle wetten, taken en plichten die betrekking hebben op de heilige huwelijkse staat zult nakomen; en dat u hem zo lang als u beiden leeft, zult liefhebben, eren en koesteren?’

De bruid zegt: ‘Ja.’

De kerkfunctionaris richt zich dan tot het bruidspaar en zegt: ‘Krachtens het gezag dat mij als ouderling in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is verleend, verklaar ik u, [naam van de bruidegom] en [naam van de bruid], man en vrouw, wettig gehuwd voor de duur van uw sterfelijke leven.’

(Alternatieve bewoording in het geval een geestelijk verzorger niet als presiderende kerkfunctionaris optreedt: ‘Krachtens het gezag dat mij als geestelijk verzorger is toegekend in de [naam van de militaire tak of burgerlijke organisatie], verklaar ik u, [naam van de bruidegom] en [naam van de bruid], man en vrouw, wettig gehuwd voor de duur van uw sterfelijke leven.’)

‘Moge God deze verbintenis zegenen met vreugde in uw nageslacht en een lang, gelukkig leven samen. Moge u met zijn zegen de geloften nakomen die u gedaan hebt. Deze zegeningen smeek ik over u af in de naam van de Heer Jezus Christus. Amen.’

De uitnodiging elkaar als man en vrouw te kussen, is een keuze naargelang de culturele gebruiken.

38.4

Beleid bij verzegelingen

Kerkleden sluiten heilige verbonden met God als ze tempelverordeningen ontvangen. Dankzij de verzegelverordeningen worden gezinnen voor eeuwig met elkaar verbonden als de gezinsleden ernaar streven om de verbonden na te komen die ze bij het ontvangen van de verordening sluiten. De verzegelverordeningen zijn:

  • Verzegeling van man en vrouw.

  • Verzegeling van kinderen aan ouders.

Wie hun verbonden naleven, behouden de persoonlijke zegeningen van de verzegeling. Dat geldt ook als de huwelijkspartner de verbonden heeft geschonden of zich uit het huwelijk heeft teruggetrokken.

Trouwe kinderen die aan hun ouders zijn verzegeld of binnen het verbond zijn geboren, behouden de zegen dat ze ouders voor de eeuwigheid hebben. Dat geldt ook als de ouders hun huwelijksverzegeling annuleren, hun lidmaatschap wordt ingetrokken of ze hun lidmaatschap opzeggen.

Leden die bezorgd zijn over het eeuwige karakter van de verzegelverordening en de relaties die daar op familie- en huwelijksvlak bij horen, worden aangemoedigd om op de Heer te vertrouwen en troost bij Hem te zoeken.

Leden kunnen bij hun bisschop terecht met vragen over het beleid voor verzegelingen die niet in deze paragraaf worden beantwoord. De bisschop wendt zich met vragen tot de ringpresident. Ringpresidenten kunnen met vragen bij het tempelpresidium in hun tempeldistrict, het gebiedspresidium of het kantoor van het Eerste Presidium terecht.

38.4.1

Verzegeling van man en vrouw

Behoefte

Paragraaf

Behoefte

Ik ben voor de wet getrouwd en wil aan mijn huwelijkspartner verzegeld worden.

Paragraaf

38.4.1.1

Behoefte

Ik ben gescheiden van een vorige huwelijkspartner en wil aan mijn huidige huwelijkspartner verzegeld worden.

Paragraaf

38.4.1.2

Behoefte

Mijn huwelijkspartner aan wie ik verzegeld ben, is overleden. Aan wie mag ik nu verzegeld worden?

Paragraaf

38.4.1.3

Behoefte

Ik wil een annulering of fiattering van een verzegeling aanvragen.

Paragraaf

38.4.1.4

Behoefte

Ik wil een restrictie op een tempelverzegeling laten opheffen.

Paragraaf

38.4.1.5

Behoefte

Mijn huwelijkspartner en ik zijn alleen voor dit leven in de tempel getrouwd. Kunnen we ons aan elkaar laten verzegelen?

Paragraaf

38.4.1.6

Behoefte

Aan wie mogen mijn overleden familieleden verzegeld worden?

Paragraaf

38.4.1.7

Behoefte

Wat betekent een echtscheiding voor mijn verzegeling?

Paragraaf

38.4.1.8

Behoefte

Wat zijn de gevolgen van annulering van een verzegeling?

Paragraaf

38.4.1.9

Behoefte

Wat betekent opzegging of intrekking van het kerklidmaatschap voor mijn verzegeling?

Paragraaf

38.4.1.10

38.4.1.1

Verzegeling van levende leden na burgerlijk huwelijk

Een man en vrouw die voor de wet gehuwd zijn, mogen zich in de tempel aan elkaar laten verzegelen zodra de omstandigheden dat toelaten en als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Beiden zijn minstens een jaar lid van de kerk (zie 27.3.1 en 27.2.1).

  • Ze zijn voorbereid en leven de kerknormen na.

Een priesterschapsleider die aan een echtpaar een tempelaanbeveling voor verzegeling verstrekt, vergewist zich ervan dat het burgerlijk huwelijk rechtsgeldig is. Zie 26.3 en 27.3.

38.4.1.2

Verzegeling van levende leden na echtscheiding

Vrouwen. Een levende vrouw kan maar aan één man tegelijk zijn verzegeld. Als zij en een man verzegeld en later gescheiden zijn, moet zij een annulering van die verzegeling ontvangen hebben voordat zij zich in dit leven aan een andere man kan laten verzegelen (zie 38.4.1.4).

Een levende vrouw die op dat moment ongehuwd is of niet verzegeld is aan een andere man, mag aan een overleden voormalige echtgenoot worden verzegeld van wie ze bij leven was gescheiden. Ze moet wel eerst ondertekende schriftelijke toestemming krijgen van de weduwe (als die er is) van haar voormalige echtgenoot.

Zie hoofdstuk 28 voor informatie over het verrichten van verordeningen voor een overleden huwelijkspartner.

Mannen. Als een man en vrouw verzegeld en later gescheiden zijn, moet de man een verzegelingsfiattering krijgen voordat hij zich aan een andere vrouw kan laten verzegelen (zie 38.4.1.4). Fiattering van de verzegeling is noodzakelijk, zelfs als (1) de voorgaande verzegeling geannuleerd is of (2) de voormalige vrouw overleden is.

Fiattering van de verzegeling is alleen noodzakelijk als de man is gescheiden van de vrouw die het recentst aan hem verzegeld is. Als een man bijvoorbeeld een fiattering van de verzegeling heeft ontvangen om, na een scheiding van zijn eerste vrouw, aan zijn tweede vrouw te worden verzegeld, en zij komt later te overlijden, heeft hij niet weer een verzegelingsfiattering nodig om aan een derde vrouw verzegeld te worden.

Een levende man mag aan een overleden voormalige echtgenote worden verzegeld van wie hij bij leven was gescheiden. Hij moet wel eerst ondertekende schriftelijke toestemming krijgen van de weduwnaar (als die er is) van zijn voormalige echtgenote. Hij moet ook schriftelijke toestemming van zijn huidige vrouw krijgen als hij gehuwd is.

Zie hoofdstuk 28 voor informatie over het verrichten van verordeningen voor een overleden huwelijkspartner.

38.4.1.3

Verzegeling van levende leden na de dood van de huwelijkspartner

Vrouwen. Als een man en vrouw aan elkaar verzegeld zijn en de man overlijdt, kan de vrouw niet aan een andere man worden verzegeld, tenzij zij een annulering van de eerste verzegeling heeft ontvangen (zie 38.4.1.4).

Een levende vrouw die op dat moment ongehuwd is of niet verzegeld aan een andere man, mag aan een overleden echtgenoot worden verzegeld. Zie 38.4.1.2 als het huwelijk in een echtscheiding geëindigd is.

Een levende vrouw die op dat moment gehuwd is, mag niet aan een overleden echtgenoot worden verzegeld als er geen goedkeuring van het Eerste Presidium is.

Zie hoofdstuk 28 voor informatie over het verrichten van verordeningen voor een overleden huwelijkspartner.

Mannen. Als een man en vrouw aan elkaar zijn verzegeld en de vrouw overlijdt, mag de man zich aan een andere vrouw laten verzegelen, mits zij niet aan een andere man is verzegeld. In dat geval heeft hij geen verzegelingsfiattering van het Eerste Presidium nodig, tenzij hij was gescheiden van zijn voormalige echtgenote voordat ze stierf (zie 38.4.1.2).

Een levende man mag aan een overleden vrouw worden verzegeld. Zie 38.4.1.2 als het huwelijk in een echtscheiding geëindigd is. De man moet vóór de verzegeling aan een overleden echtgenote ook schriftelijke toestemming van zijn huidige vrouw krijgen als hij gehuwd is.

Zie hoofdstuk 28 voor informatie over het verrichten van verordeningen voor een overleden huwelijkspartner.

38.4.1.4

Verzoek tot verzegelingsannulering of verzegelingsfiattering

Zie 38.4.1.2 voor informatie over de verzegeling van levende leden na een echtscheiding. Zie 38.4.1.3 voor informatie over de verzegeling van levende leden na de dood van een huwelijkspartner.

Zowel mannelijke als vrouwelijke kerkleden mogen een verzegeling laten annuleren, zelfs als ze zich niet op de verzegeling aan een andere huwelijkspartner voorbereiden. Een mannelijk kerklid moet een verzegelingsfiattering krijgen om zich na een echtscheiding aan een andere vrouw te laten verzegelen.

De procedure voor het aanvragen van annulering of fiattering van een verzegeling staat hieronder uitgelegd.

  1. Het lid spreekt met zijn of haar bisschop over het verzoek.

  2. De bisschop vergewist zich ervan dat:

    1. De scheiding definitief is.

    2. Het lid aan alle wettelijke regelingen in verband met de echtscheiding, zoals alimentatie voor ex-partner en kinderen, voldoet.

  3. Als de bisschop annulering of fiattering van de verzegeling aanbeveelt:

    1. Vult hij via Hulpmiddelen leiders en administrateurs (LCR) een Verzoek aan het Eerste Presidium voor het lid in. Leiders die geen toegang tot LCR hebben, gebruiken in plaats daarvan het gedrukte formulier Verzoek aan het Eerste Presidium. Dit formulier is verkrijgbaar bij het kantoor vertrouwelijke documenten op de hoofdzetel van de kerk.

    2. Stuurt hij het verzoek naar de ringpresident.

  4. De ringpresident voert een gesprek met het lid. De ringpresident gaat na dat:

    1. De scheiding definitief is.

    2. Het lid aan alle wettelijke regelingen in verband met de echtscheiding, zoals alimentatie voor ex-partner en kinderen, voldoet.

  5. Als de ringpresident de annulering of fiattering van de verzegeling adviseert, dient hij het verzoek via LCR bij de hoofdzetel van de kerk in. Zie 6.2.3 over de verantwoordelijkheid van de ringpresident bij het indienen van verzoeken aan het Eerste Presidium.

  6. Als het verzoek wordt goedgekeurd, verstrekt het Eerste Presidium een brief waarin staat dat toestemming voor de annulering of fiattering van de verzegeling is gegeven.

  7. Na ontvangst van de brief kan het lid een afspraak voor een tempelverzegeling maken. Het lid toont de brief in de tempel.

Zie 38.4.1.9.

38.4.1.5

Restrictie op een verzegeling in de tempel opheffen

Iemand die overspel pleegt terwijl hij of zij getrouwd is met iemand aan wie hij of zij is verzegeld, mag zonder toestemming van het Eerste Presidium niet verzegeld worden aan de persoon met wie overspel is gepleegd.

Een echtpaar kan daar pas na een huwelijk van minstens vijf jaar goedkeuring voor aanvragen. De aanvraagprocedure om een restrictie op een tempelverzegeling op te heffen, wordt hieronder uitgelegd.

  1. Het echtpaar spreekt met hun bisschop en ringpresident.

  2. Als deze leiders van mening zijn dat de restrictie opgeheven dient te worden, schrijven zij ieder een brief aan het Eerste Presidium met hun aanbeveling. In die brieven beschrijven zij de tempelwaardigheid van de aanvragers en de stabiliteit van hun huwelijk in minstens de afgelopen vijf jaar. Zie 6.2.3 over de verantwoordelijkheid van de ringpresident bij het indienen van verzoeken aan het Eerste Presidium.

  3. Het echtpaar schrijft ook een brief aan het Eerste Presidium waarin zij hun verzoek kenbaar maken.

  4. De ringpresident stuurt al deze brieven aan het Eerste Presidium. Hij kan dit verzoek tegelijk met een verzoek om verzegelingsannulering of een verzegelingsfiattering indienen (zie 38.4.1.4).

  5. Als het verzoek wordt goedgekeurd, verstrekt het Eerste Presidium een brief waarin staat dat de restrictie op de tempelverzegeling is opgeheven.

  6. Na ontvangst van de brief kan het echtpaar een afspraak maken om zich te laten verzegelen. Zij laten de brief in de tempel zien.

38.4.1.6

Verzegeling na een tempelhuwelijk voor dit leven

Een echtpaar dat in de tempel voor dit leven is gehuwd, wordt later doorgaans niet verzegeld. Vóór zo’n verzegeling kan plaatsvinden, moet de vrouw van het Eerste Presidium een annulering van haar vorige verzegeling ontvangen. Als de bisschop en ringpresident beiden van mening zijn dat een annulering gerechtvaardigd is, dient de ringpresident daartoe via LCR een verzoek aan het Eerste Presidium in. Zie 6.2.3 over de verantwoordelijkheid van de ringpresident bij het indienen van verzoeken aan het Eerste Presidium.

Er worden geen huwelijken in de tempel voor alleen dit leven meer gesloten (zie 27.3.3).

38.4.1.7

Verzegeling van overleden personen

Deze paragraaf is van toepassing op overledenen die aan overleden huwelijkspartners worden verzegeld. Zie 38.4.1.3 als een van de huwelijkspartners nog in leven is.

Overleden vrouwen. Een overleden vrouw kan worden verzegeld aan alle mannen met wie zij tijdens haar leven wettig was gehuwd. In de volgende tabel staat wanneer deze verzegelingen mogen plaatsvinden.

Ze is tijdens haar leven niet aan een man verzegeld

Ze mag worden verzegeld aan alle levende of overleden mannen met wie ze in haar leven was getrouwd. Als de man in leven is, moet zijn huidige echtgenote (als hij gehuwd is) schriftelijk toestemming geven. Als de man overleden is, moet zijn eventuele weduwe schriftelijk toestemming geven.

Ze is tijdens haar leven aan een man verzegeld

Al haar echtgenoten moeten overleden zijn voordat ze mag worden verzegeld aan andere mannen met wie ze gehuwd was. Dat geldt ook voor voormalige echtgenoten van wie ze is gescheiden. Alle eventuele weduwes van de betrokken mannen moet schriftelijk toestemming geven.

Overleden mannen. Een overleden man mag aan alle vrouwen met wie hij tijdens zijn leven wettig gehuwd is geweest, verzegeld worden als (1) ze overleden zijn, of (2) ze in leven zijn en niet aan een andere man verzegeld zijn.

Voordat een overleden man mag worden verzegeld aan een overleden vrouw met wie hij bij leven was gehuwd, moet de eventuele weduwnaar van de vrouw schriftelijk toestemming geven.

Overleden gescheiden echtparen. Overleden echtparen die bij leven gescheiden zijn, mogen plaatsvervangend aan elkaar worden verzegeld, zodat hun kinderen aan hen verzegeld kunnen worden. Zie 28.3.5 als het lidmaatschap van de man of vrouw was ingetrokken of opgezegd en er bij leven geen herdoop heeft plaatsgevonden.

Het Eerste Presidium dient goedkeuring te geven voor de verzegeling van een overleden echtpaar dat hun verzegeling bij leven heeft laten annuleren.

38.4.1.8

Gevolgen van echtscheiding

Als een echtpaar verzegeld en later gescheiden is, blijven de zegeningen van die verzegeling van kracht voor wie trouw blijven, tenzij de verzegeling wordt geannuleerd (zie 38.4.1.4 en 38.4.1.9). Een lid dat zich aan de tempelverbonden houdt, ontvangt alle zegeningen die in de tempel zijn beloofd, zelfs als de huwelijkspartner de verbonden heeft geschonden of zich uit het huwelijk heeft teruggetrokken.

Zie 38.4.2.1 voor informatie over kinderen die na een echtscheiding zijn geboren.

38.4.1.9

Gevolgen van annulering van verzegeling

Zodra annulering van een verzegeling door het Eerste Presidium is goedgekeurd, vervallen de zegeningen met betrekking tot die verzegeling. Priesterschapsleiders drukken de leden die annulering van hun verzegeling willen deze beginselen op het hart. Leiders respecteren verder de keuzevrijheid van de leden bij deze beslissing.

Kinderen die een vrouw krijgt na de annulering van haar verzegeling aan een voormalige man, worden niet in het verbond geboren, tenzij zij aan een andere man is verzegeld.

38.4.1.10

Gevolgen van opzegging of intrekking van kerklidmaatschap

Als een echtpaar in de tempel is verzegeld, en het lidmaatschap van een van hen wordt opgezegd of ingetrokken, dan worden zijn of haar tempelzegeningen ook ingetrokken. De persoonlijke zegeningen van de verzegelverordening voor de huwelijkspartner en kinderen van de betrokkene blijven echter wel van kracht als ze de kerknormen naleven.

Kinderen die het echtpaar na opzegging of intrekking van het lidmaatschap van een of beide krijgt, worden niet in het verbond geboren. Zie 38.4.2.8.

38.4.2

Verzegeling van kinderen aan ouders

Ouders moeten aan elkaar worden verzegeld voordat hun kinderen aan hen worden verzegeld (zie 38.4.1).

38.4.2.1

Kinderen die in het verbond zijn geboren

Kinderen die na de tempelverzegeling van hun ouders zijn geboren, worden in het verbond van die verzegeling geboren. Ze hoeven zich niet aan hun ouders te laten verzegelen.

Soms krijgt een vrouw die aan een man verzegeld is later kinderen met een andere man. In dat geval worden deze kinderen in het verbond van haar laatste verzegeling geboren, tenzij ze zijn geboren (1) na annulering van de verzegeling, of (2) na intrekking ervan wegens opzegging of intrekking van het kerklidmaatschap.

38.4.2.2

Kinderen die niet in het verbond zijn geboren

Kinderen die niet in het verbond zijn geboren, kunnen deel gaan uitmaken van een eeuwig gezin door zich te laten verzegelen aan:

  • Hun biologische ouders.

  • Hun adoptieouders.

  • Een biologische of adoptieouder en een stiefouder (zie 38.4.2.5).

Deze kinderen ontvangen dezelfde zegeningen alsof zij in het verbond geboren waren.

Zie 27.4.1 voor informatie over het verstrekken van een tempelaanbeveling voor kinderen die aan hun ouders worden verzegeld.

Leden van 21 jaar of ouder moeten begiftigd zijn voordat ze aan hun ouders worden verzegeld.

Gehuwde leden die jonger dan 21 jaar zijn, hoeven niet begiftigd te zijn om aan hun ouders te worden verzegeld. Ze moeten echter wel een geldige tempelaanbeveling hebben (zie 26.4.4).

Verzegeling van levende kinderen aan levende ouders. Een levend kind wordt aan slechts twee ouders verzegeld – een man en een vrouw. Als beide ouders in leven zijn, moeten ze getrouwd en aan elkaar verzegeld zijn.

Verzegeling van levende kinderen aan overleden ouders. Een levend kind wordt aan slechts één paar ouders verzegeld. In de volgende tabel staan de verzegelopties voor leden die niet aan hun ouders zijn verzegeld, en van wie de ouders overleden zijn.

Omstandigheid

Opties

Minderjarig kind of persoon die wegens een verstandelijke handicap niet toerekeningsvatbaar is

  • Verzegeling aan wettige voogden of adoptieouders die hem of haar grootbrengen

  • Wachten tot hij of zij volwassen is en zich vervolgens aan overleden ouders laten verzegelen

Volwassene

  • Verzegeling aan overleden ouders

  • Verzegeling aan wettige voogden of adoptieouders die hem of haar hebben grootgebracht

Verzegeling van overleden kinderen aan ouders (levend of overleden). Een overledene wordt meestal aan zijn of haar biologische of adoptieouders verzegeld. Een overleden kind mag echter ook verzegeld worden aan:

  • Een biologische moeder en stiefvader.

  • Een biologische vader en stiefmoeder.

  • Pleegouders of grootouders die het kind hebben opgevoed (zie 38.4.2.4).

  • Een echtpaar dat het kind wilde adopteren, maar de procedure niet kon afronden voordat het kind kwam te overlijden (zie 38.4.2.4).

Deze verzegelingen mogen verricht worden, zelfs als het overleden kind al aan zijn of haar biologische of adoptieouders verzegeld was. Voor verzegeling aan niet-biologische of niet-adoptieouders in andere omstandigheden dan de genoemde is toestemming van het Eerste Presidium nodig.

38.4.2.3

Levende adoptie- of pleegkinderen

Levende kinderen die in het verbond zijn geboren of aan hun ouders zijn verzegeld, mogen zonder toestemming van het Eerste Presidium niet aan andere ouders worden verzegeld.

Levende wettelijk geadopteerde kinderen die niet in het verbond zijn geboren noch aan de vorige ouders zijn verzegeld, mogen na afronding van de adoptie aan hun adoptieouders worden verzegeld. In de tempel moet een kopie van het definitieve adoptiebesluit worden overlegd. Een gerechtelijke voogdijtoewijzing is niet voldoende voor fiattering van een verzegeling. Men hoeft de biologische ouders van die kinderen niet te achterhalen.

Er is goedkeuring van het Eerste Presidium nodig als een in leven zijnd lid zich aan zijn of haar pleegouders wil laten verzegelen. Die voorwaarde geldt evenzeer als de biologische ouders van het pleegkind onbekend zijn. Dergelijke verzoeken worden via LCR door de ringpresident gedaan (zie 6.2.3).

38.4.2.4

Overleden adoptie- of pleegkinderen

Een overleden geadopteerd persoon wordt meestal aan zijn of haar adoptieouders verzegeld.

Een overleden pleegkind wordt meestal aan zijn of haar biologische ouders verzegeld.

38.4.2.5

Verzegeling van levende kinderen aan een biologische ouder en een stiefouder

Minderjarige kinderen en kinderen die niet toerekeningsvatbaar zijn. Levende minderjarige kinderen en kinderen die wegens een verstandelijke handicap niet toerekeningsvatbaar zijn, mogen alleen aan een biologische ouder en een stiefouder worden verzegeld als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Het kind is niet in het verbond geboren of eerder verzegeld.

  • Het kind is niet door een andere ouder geadopteerd.

  • De andere biologische ouder heeft schriftelijk toestemming gegeven voor de verzegeling. Een gerechtelijke voogdijtoewijzing is niet voldoende voor fiattering van een verzegeling. De toestemmingsbrief moet bewoordingen als de volgende bevatten: ‘Ik, [naam van de biologische ouder], geef toestemming voor [naam van kind of de kinderen] om in de tempel aan [naam van ouders] verzegeld te worden. Ik begrijp dat de verzegeling een kerkelijke ceremonie is en geen juridische implicaties heeft.’ Deze brief wordt vóór de verzegeling in de tempel overhandigd.

Als de andere biologische ouder overleden is, of als zijn of haar ouderlijke rechten wettelijk volledig zijn ingetrokken, is er geen toestemming nodig. Er is ook geen toestemming nodig als het kind in de jurisdictie waar het woont als volwassene wordt beschouwd.

Als de andere biologische ouder na grondige zoekacties niet gevonden is, is er geen toestemming nodig. In dit geval verklaren de bisschop en ringpresident in de verificatieprocedure dat de betreffende ouder na grondige zoekacties niet gevonden is. Als de andere biologische ouder na verloop van tijd van zich laat horen, wordt de verzegeling heroverwogen.

Volwassen kinderen. Een in leven zijnd volwassen lid mag aan een biologische ouder en een stiefouder worden verzegeld als het lid niet in het verbond is geboren of niet eerder aan ouders is verzegeld.

Leden van 21 jaar of ouder moeten begiftigd zijn voordat ze aan een biologische ouder en een stiefouder verzegeld worden.

Gehuwde leden die jonger dan 21 jaar zijn, hoeven niet begiftigd te zijn om aan een biologische ouder en een stiefouder te worden verzegeld. Ze moeten echter wel een geldige tempelaanbeveling voor verzegeling aan ouders hebben (zie 26.4.4).

38.4.2.6

Kinderen verwekt door kunstmatige inseminatie of reageerbuisbevruchting

Kinderen die door kunstmatige inseminatie of reageerbuisbevruchting zijn verwekt, worden in het verbond geboren als hun ouders zijn verzegeld. Als de kinderen worden geboren voordat hun ouders aan elkaar zijn verzegeld, mogen ze aan hun ouders worden verzegeld wanneer die zich aan elkaar hebben laten verzegelen.

38.4.2.7

Kinderen geboren uit een draagmoeder

Als een kind uit een draagmoeder is geboren, verwijst de ringpresident de kwestie door naar het kantoor van het Eerste Presidium (zie 38.6.22).

38.4.2.8

Status van kinderen als een verzegeling wordt geannuleerd of ingetrokken

De verzegeling van kinderen die in het verbond zijn geboren of later aan hun ouders zijn verzegeld, blijft van kracht, zelfs als de verzegeling van de ouders nadien wordt (1) geannuleerd, of (2) ingetrokken na lidmaatschapsopzegging of -intrekking van een van de ouders.

Kinderen die geboren worden als de verzegeling van hun ouders al is geannuleerd of ingetrokken, worden niet in het verbond geboren. Die kinderen mogen aan hun ouders verzegeld worden als de tempelzegeningen aan de ouders zijn hersteld (indien van toepassing) en elk ander obstakel is weggenomen.

38.5

Tempelkleding en garments

38.5.1

Tempelkleding

Kerkleden dragen tijdens de verordeningen van de begiftiging en verzegelingen in de tempel witte kleding. Vrouwen dragen de volgende witte kleding: een jurk met lange of driekwart mouwen (of een rok en blouse met lange of driekwart mouwen), sokken of kousen, en schoenen of slippers.

Mannen dragen de volgende witte kleding: een overhemd met lange mouwen, das, broek, sokken, en schoenen of slippers.

Kerkleden doen tijdens de begiftigings- en verzegelverordeningen ceremoniële kleding over hun witte kleding aan.

38.5.2

Tempelkleding en garments aanschaffen

Leidinggevenden in ring en wijk moedigen begiftigde kerkleden aan om eigen tempelkleding aan te schaffen. Tempelkleding en garments zijn verkrijgbaar bij een distributiecentrum van de kerk of via store.ChurchofJesusChrist.org. Ring- en wijkadministrateurs helpen de leden desgewenst bij het bestellen van de kleding.

In sommige tempels kunnen leden kleding huren. Als een tempel geen kleding verhuurt, moeten de leden tempelkleding meenemen. Kijk op temples.ChurchofJesusChrist.org of een bepaalde tempel kleding verhuurt.

Tempels hebben een beperkte voorraad tempelkleding voor voltijdzendelingen. Daar kunnen ze kosteloos gebruik van maken terwijl ze in een opleidingscentrum voor zendelingen zijn en wanneer ze toestemming hebben om in het zendingsveld aan tempelverordeningen deel te nemen. Die kleding staat zendelingen die hun eigen begiftiging ontvangen indien nodig ook ter beschikking.

Zie store.ChurchofJesusChrist.org voor informatie over materialen en stijlen van garments.

38.5.3

Garments en tempelkleding voor leden met een handicap of allergie

Er zijn speciale garments verkrijgbaar voor kerkleden die bedlegerig zijn, ernstige lichamelijke beperkingen hebben of allergisch voor bepaalde materialen of garments zijn (zie ‘Garments and Sacred Clothing’, store.ChurchofJesusChrist.org).

Er zijn kortere opperkleden verkrijgbaar voor leden die in een rolstoel zitten of andere behoeften hebben (zie store.ChurchofJesusChrist.org).

38.5.4

Voorschoot maken

Kerkleden mogen hun eigen voorschoot maken als ze een van de goedgekeurde voorschootpakketten gebruiken. Deze pakketten zijn verkrijgbaar bij een distributiecentrum van de kerk of via store.ChurchofJesusChrist.org.

Kerkleden mogen geen andere ceremoniële tempelkleding of garments maken.

38.5.5

Het garment dragen en onderhouden

Kerkleden die de begiftiging ontvangen, sluiten een verbond om het garment hun leven lang te dragen.

Het garment is een herinnering aan de verbonden die in de tempel zijn gesloten en biedt bescherming tegen verleiding en kwaad als het een leven lang correct wordt gedragen. Het wordt onder de bovenkleding gedragen. Doe het niet uit voor activiteiten die redelijkerwijs met het garment aan kunnen worden gedaan, en pas het niet aan verschillende kledingstijlen aan. Begiftigde leden streven naar de leiding van de Heilige Geest als ze vragen over het dragen van het garment hebben.

Het is een heilig voorrecht om het garment te dragen, een uiterlijk teken van een innerlijk voornemen om de Heiland, Jezus Christus, te volgen.

Het is een kwestie van persoonlijke voorkeur of er ander ondergoed boven of onder het garment wordt gedragen.

Zie 26.3.3.

38.5.6

Het garment dragen in de krijgsmacht, bij de brandweer, de politie of een soortgelijke instantie

De richtlijnen in deze paragraaf zijn van toepassing op begiftigde leden met specifieke uniformeisen terwijl ze werkzaam zijn:

  • In de krijgsmacht.

  • Bij de brandweer.

  • Als politiefunctionaris.

  • Als beveiligingsbeambte bij de overheid.

Bisschoppen zien erop toe dat begiftigde leden in die hoedanigheid de volgende richtlijnen begrijpen.

Zo mogelijk dragen zij het garment zoals elk ander lid. Zij voorkomen echter dat het garment in het zicht komt van hen die de betekenis ervan niet begrijpen. De leden zoeken de leiding van de Geest en gebruiken tact, discretie en wijsheid. Zo kan het beter zijn om het garment tijdelijk niet te dragen en pas weer aan te doen als de situatie dat toelaat. Het garment alleen om redenen van gemak niet dragen, is ongepast.

Soms maken bepaalde voorschriften het dragen van een garment onmogelijk. In die gevallen is dat niet van invloed op iemands kerkelijke status, op voorwaarde dat hij of zij zich aan de kerknormen houdt. Het lid ontvangt nog steeds de zegeningen die met het dragen van het garment gepaard gaan. Als leden het garment niet kunnen dragen, behoren ze het weer te gaan dragen zodra dat wel kan.

Leden in deze organisaties vragen bij hun eenheid aan welke specifieke eisen hun onderkleding moet voldoen, zoals kleur of halslijn. Deze leden kunnen door de organisatie goedgekeurde kleding die voldoet aan de garmentrichtlijnen opsturen naar Beehive Clothing om als goedgekeurde garments te worden afgewerkt. Richtlijnen en aanvullende instructies staan op het Garment Marking Order Form.

38.5.7

Garments en ceremoniële tempelkleding wegdoen

Voordat de leden versleten garments wegdoen, verknippen en vernietigen zij de tekens. Het restant van het garment wordt dan zo verknipt dat het niet meer als garment herkenbaar is. Het resterende materiaal kan weggegooid worden.

Versleten ceremoniële tempelkleding wordt zodanig verknipt dat de oorspronkelijke functie niet meer achterhaald kan worden. Het materiaal wordt vervolgens weggegooid.

Een lid mag in goede staat verkerende tempelkleding en garments ook aan een ander begiftigd lid geven. Leidinggevenden in priesterschap en zustershulpvereniging kunnen aangeven wie dergelijke kleding nodig heeft. Kerkleden mogen garments of ceremoniële tempelkleding niet aan kringloopwinkels, voorraadhuizen voor bisschoppen, tempels of liefdadigheidsinstellingen aanbieden.

38.5.8

Tempelkleding voor overledenen

Zo mogelijk worden gestorven leden die zijn begiftigd, in tempelkleding begraven of gecremeerd. Als dat door culturele tradities of begrafenisgebruiken ongepast of moeilijk is, wordt de kleding opgevouwen naast het stoffelijk overschot gelegd.

Alleen leden die bij leven hun begiftiging hebben ontvangen, mogen in tempelkleding begraven of gecremeerd worden. Een begiftigd lid dat voor zijn of haar dood het garment niet meer droeg, mag op verzoek van de familie in tempelkleding begraven of gecremeerd worden.

Een lid van wie de zegeningen na intrekking of opzegging van het kerklidmaatschap niet zijn hersteld, mag niet in tempelkleding begraven of gecremeerd worden.

Een persoon die bij leven was begiftigd en zelfmoord heeft gepleegd, mag in tempelkleding begraven of gecremeerd worden.

De tempelkleding die voor een overledene wordt gebruikt, hoeft niet nieuw te zijn, maar moet wel in goede conditie en schoon zijn. De eigen tempelkleding van het lid mag gebruikt worden.

Een lid dat in tempelkleding wordt begraven of gecremeerd, mag door een begiftigd familielid van hetzelfde geslacht of door de huwelijkspartner worden gekleed. Als een familielid niet beschikbaar is of te kennen geeft liever niet een overleden begiftigde man te willen kleden, laat de bisschop desgewenst de quorumpresident ouderlingen een begiftigde man vragen om de overledene te kleden of toe te zien op de juiste kleedwijze. Als een familielid niet beschikbaar is of te kennen geeft liever niet een overleden begiftigde vrouw te willen kleden, laat de bisschop desgewenst de ZHV-presidente een begiftigde zuster vragen om de overledene te kleden of toe te zien op de juiste kleedwijze. De leidinggevenden vergewissen zich ervan dat deze taak aan iemand wordt gegeven die hier geen bezwaar tegen heeft.

Het lichaam van een man wordt met het garment en de volgende witte kledingstukken gekleed: een overhemd met lange mouwen, das, broek, sokken, en schoenen of slippers. Het lichaam van een vrouw wordt met het garment en de volgende witte kledingstukken gekleed: een jurk met lange of driekwart mouwen (of een rok en blouse met lange of driekwart mouwen), sokken of kousen, en schoenen of slippers.

Ceremoniële tempelkleding wordt aangedaan zoals dat in de begiftiging wordt geleerd. Het opperkleed wordt over de rechterschouder gelegd en links in de taille vastgemaakt. De voorschoot wordt rond het middel vastgemaakt. De sjerp wordt rond de taille gedaan en boven de linkerheup gestrikt. De baret van de man wordt meestal naast het lichaam gelegd en wordt net voor het sluiten van de kist opgezet. De baret wordt dan met de strik boven het linkeroor opgezet. De sluier van een vrouw mag op het kussen ter hoogte van het achterhoofd gedrapeerd worden. Het gezicht van de vrouw sluieren vóór de begrafenis of crematie is vrijblijvend en mag door de familieleden worden bepaald.

In sommige gebieden is het alleen begrafenisondernemers of hun personeel toegestaan overledenen af te leggen en te kleden. In dat geval vraagt de bisschop of de ZHV-presidente een begiftigd familielid of iemand anders die begiftigd is om te controleren of de kleding correct wordt aangedaan.

Sommige landen eisen dat de overledene voor een begrafenis in afbreekbare kleding wordt gekleed. Afbreekbare tempelkleding is beschikbaar via store.ChurchofJesusChrist.org.

In gebieden waar het moeilijk is om op korte termijn tempelkleding te krijgen voor een begrafenis, houdt de ringpresident minstens twee complete, middelgrote stellen tempelkleding achter de hand, één voor een man en één voor een vrouw.

Als er geen tempelkleding voorhanden is, wordt een begiftigd lid dat overleden is, in het garment en normale kleding gekleed.

38.6

Beleid inzake morele kwesties

Enkele beleidskwesties in deze paragraaf betreffen zaken die de kerk ‘afraadt’. Kerkleden krijgen doorgaans niet met lidmaatschapsrestricties te maken in verband met hun keuzes in deze kwesties. Evenwel zijn alle mensen voor hun beslissingen uiteindelijk verantwoording aan God verschuldigd.

38.6.1

Abortus

De Heer heeft geboden: ‘U zult niet […] doden, noch iets dergelijks doen’ (Leer en Verbonden 59:6). De kerk is tegen vrijwillige abortus voor persoonlijk of sociaal gemak. De leden moeten geen abortus provocatus ondergaan, verrichten, regelen, bekostigen, rechtvaardigen of aanmoedigen. De enige mogelijke uitzonderingen hierop zijn:

  • Zwangerschap als gevolg van verkrachting of incest.

  • Een bevoegd medicus stelt vast dat het leven of de gezondheid van de moeder groot gevaar loopt.

  • Een bevoegd medicus stelt vast dat de foetus dermate grote gebreken vertoont dat de baby na de geboorte niet in leven zal blijven.

Zelfs deze uitzonderingen rechtvaardigen abortus niet automatisch. Abortus is een zeer ernstige zaak. Het moet alleen overwogen worden als de betrokkenen na gebed een bevestiging ontvangen hebben. Kerkleden vragen daarbij zo mogelijk ook hun bisschop om raad.

De presiderende functionarissen wegen zorgvuldig de omstandigheden af als een kerklid bij een abortus betrokken is geweest. Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn als een lid abortus heeft laten plegen, heeft uitgevoerd, geregeld, betaald, akkoord bevonden of aangemoedigd (zie 32.6.2.5). Er is echter geen lidmaatschapsraad nodig als een lid vóór zijn of haar doop bij een abortus betrokken is geweest. Een lidmaatschapsraad en restricties zijn evenmin aan de orde voor leden die om een van de drie redenen, eerder genoemd in deze paragraaf, bij een abortus betrokken zijn geweest.

Bisschoppen leggen vragen over specifieke gevallen voor aan de ringpresident. De ringpresident legt vragen zo nodig aan het kantoor van het Eerste Presidium voor.

Voor zover uit de openbaringen blijkt, kan iemand zich van de zonde van abortus bekeren en vergiffenis krijgen.

38.6.2

Misbruik en mishandeling

Onder misbruik en mishandeling verstaan we het slecht behandelen of verwaarlozen van anderen, met schadelijke gevolgen op lichamelijk, seksueel, emotioneel of financieel gebied. Het standpunt van de kerk is dat misbruik en mishandeling in welke vorm dan ook niet kunnen worden getolereerd. Wie zijn of haar huwelijkspartner, kinderen, andere huisgenoten of wie dan ook misbruikt of mishandelt, overtreedt zowel de wetten van God als die van de mens.

Alle kerkleden, in het bijzonder ouders en leidinggevenden, wordt aangeraden alert te zijn en al het mogelijke te doen om kinderen en anderen tegen misbruik en mishandeling te beschermen. Als kerkleden gevallen van misbruik of mishandeling opmerken, melden ze die aan de betreffende overheidsinstanties en raadplegen ze de bisschop. Kerkleiders nemen meldingen van misbruik en mishandeling serieus en wuiven die nooit weg.

Alle volwassenen die met kinderen of jongeren werken, moeten de cursus Kinderen en jongeren beschermen binnen een maand na hun aanstelling voltooien (zie ProtectingChildren.ChurchofJesusChrist.org). Ze herhalen de cursus daarna om de drie jaar.

Als er sprake is van misbruik of mishandeling, is het de eerste en directe verantwoordelijkheid van kerkleiders om hulp te bieden aan wie is misbruikt of mishandeld, en kwetsbare mensen bescherming te bieden. Leidinggevenden moeten iemand niet adviseren om op een plek of in een situatie te blijven waarin ze misbruikt of mishandeld worden, of die anderszins onveilig is.

38.6.2.1

Advieslijn misbruik en mishandeling

In sommige landen heeft de kerk een vertrouwelijke advieslijn misbruik en mishandeling opengesteld voor ringpresidenten en bisschoppen. Deze leiders dienen deze advieslijn direct te bellen over elke situatie waarin iemand mogelijk misbruikt of mishandeld is – of het risico loopt om misbruikt of mishandeld te worden. Ook bellen ze als ze aanwijzingen hebben dat een lid kinderpornografie bekijkt, koopt of verspreidt.

De advieslijn is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar voor bisschoppen en ringpresidenten. Telefoonnummers zijn:

  • Verenigde Staten en Canada: +1 801 240 1911 of +1 800 453 3860, toestel 2-1911

  • Verenigd Koninkrijk: 0800 970 6757

  • Ierland: 1800 937 546

  • Frankrijk: 0805 710 531

  • Australië: 02 9841 5454 (binnen het land zelf)

  • Nieuw-Zeeland: 09 488 5592 (binnen het land zelf)

Bisschoppen en ringpresidenten bellen de advieslijn als ze met misbruik of mishandeling in welke vorm dan ook te maken krijgen. Juridisch adviseurs en klinisch therapeuten beantwoorden hun vragen. Zij geven ook instructies over:

  • Hulp aan slachtoffers en bescherming tegen verdere gevallen van misbruik of mishandeling.

  • De bescherming van potentiële slachtoffers.

  • Naleving van de wettelijke regelingen voor het melden van misbruik en mishandeling.

De kerk houdt zich aan de wet inzake het melden van misbruik en mishandeling (zie 38.6.2.7). De wetgeving verschilt per locatie en de meeste kerkleiders zijn niet juridisch onderlegd. Bisschoppen en ringpresidenten bellen altijd de advieslijn om aan hun meldingsplicht inzake misbruik en mishandeling te voldoen.

Een bisschop licht ook zijn ringpresident in over gevallen van misbruik of mishandeling.

In landen waar geen advieslijn is, neemt een bisschop die met misbruik of mishandeling wordt geconfronteerd, contact op met zijn ringpresident. De ringpresident neemt contact op met de gebiedsjurist op het gebiedskantoor. Hij doet er ook goed aan om medewerkers van Gezinsondersteunende diensten of de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten op het gebiedskantoor te raadplegen.

38.6.2.2

Persoonlijke begeleiding bij misbruik of mishandeling

Misbruik en mishandeling leiden bij slachtoffers vaak tot ernstig trauma. Ringpresidenten en bisschoppen reageren met oprecht mededogen en empathie. Zij bieden geestelijke begeleiding en steun zodat slachtoffers de destructieve gevolgen van het misbruik of de mishandeling te boven kunnen komen.

Soms hebben slachtoffers last van schaamte of schuldgevoelens. Slachtoffers hebben geen zonde begaan. Leidinggevenden verzekeren hen en hun familieleden van Gods liefde, en de genezing die door Jezus Christus en zijn verzoening komt (zie Alma 15:8; 3 Nephi 17:9).

Ringpresidenten en bisschoppen helpen hen die zich schuldig maken aan misbruik en mishandeling om zich te bekeren en hun verkeerde gedrag te staken. Als een volwassene een seksuele zonde tegen een kind heeft begaan, kan het gedrag erg moeilijk te veranderen zijn. Het bekeringsproces kan dan zeer lang duren. Zie 38.6.2.3.

Ringpresidenten en bisschoppen zijn ook zorgzaam en tactvol in hun contacten met de gezinnen van het slachtoffer en de dader.

In Abuse: How to Help staan richtlijnen voor begeleiding aan slachtoffers en daders.

Naast de geïnspireerde hulp van hun kerkleiders kunnen slachtoffers, daders en hun familieleden behoefte hebben aan therapeutische hulp. Zie 31.3.6 voor meer informatie.

Zie in 38.6.2.1 wat bisschoppen en ringpresidenten moeten doen wanneer hen gevallen van misbruik of mishandeling ter ore komen. Zie 38.6.18.2 voor informatie over hulpverlening in gevallen van seksueel misbruik, verkrachting of andere vormen van seksueel geweld.

Zie ook FamilyServices.ChurchofJesusChrist.org.

38.6.2.3

Kinder- of jongerenmisbruik of -mishandeling

Misbruik of mishandeling van een kind of een jongere is een zeer ernstige zonde (zie Lukas 17:2). Onder kinder- of jongerenmisbruik of -mishandeling wordt hier verstaan:

  • Lichamelijke mishandeling: iemand door lichamelijk geweld ernstig lichamelijk letsel toebrengen. Letsel hoeft niet altijd zichtbaar te zijn.

  • Seksueel misbruik of uitbuiting: elke seksuele activiteit met een kind of jongere, of anderen daartoe in de gelegenheid stellen of daarbij helpen. Met seksueel misbruik wordt hier niet bedoeld seksuele activiteit van twee minderjarigen met wederzijds goedvinden, die ongeveer van elkaars leeftijd zijn.

  • Emotionele mishandeling: daden en woorden die het zelfrespect of het gevoel van eigenwaarde van een kind of jongere ernstig schaden. Vaak is er sprake van herhaalde en voortdurende beledigingen, manipulaties en kritiek die vernederen en kleineren. Er kan ook sprake van grove verwaarlozing zijn.

  • Kinderpornografie: zie 38.6.6.

Als een bisschop of ringpresident kinder- of jongerenmisbruik of -mishandeling ter ore komt, of hij vermoedt dat het plaatsvindt, volgt hij direct de instructies in 38.6.2.1. Hij treft ook beschermende maatregelen om verder misbruik of verdere mishandeling te voorkomen.

Een lidmaatschapsraad en aantekening op de lidmaatschapskaart van de betrokkene zijn verplicht als een volwassen lid een kind of jongere misbruikt of mishandelt, zoals in deze paragraaf omschreven. Zie ook 32.6.1.1 en 38.6.2.5.

Lichamelijk of emotioneel pestgedrag onder kinderen of jongeren van ongeveer dezelfde leeftijd wordt door de leidinggevenden in de wijk aangepakt. Er wordt geen lidmaatschapsraad gehouden.

38.6.2.4

Misbruik en mishandeling van huwelijkspartner of andere volwassene

Misbruik of mishandeling van een huwelijkspartner of andere volwassene kan zich op veel manieren voordoen. Denk aan misbruik en mishandeling op lichamelijk, seksueel, psychisch en financieel gebied. Oudere, kwetsbare of gehandicapte volwassenen hebben soms een verhoogde kans om misbruikt of mishandeld te worden.

Er is vaak niet één definitie van misbruik of mishandeling op alle situaties van toepassing. Misbruik en mishandeling kennen qua ernst van het gedrag een breed spectrum. Dit spectrum loopt uiteen van incidenteel scherp woordgebruik tot een ander ernstig letsel of schade toebrengen.

Als een bisschop of ringpresident misbruik of mishandeling van een huwelijkspartner of andere volwassene ter ore komt, volgt hij direct de instructies in 38.6.2.1. Hij treft ook beschermende maatregelen om verder misbruik of verdere mishandeling te voorkomen.

Leiders stellen onder inspiratie van de Geest vast of persoonlijke begeleiding of een lidmaatschapsraad de geschiktste manier is om het misbruik of de mishandeling aan te pakken. Ze kunnen de gewenste aanpak ook met hun directe priesterschapsleider bespreken. Als het misbruik of de mishandeling van een huwelijkspartner of andere volwassene echter de hierna beschreven vormen aanneemt, is een lidmaatschapsraad vereist.

  • Lichamelijke mishandeling: iemand door lichamelijk geweld ernstig lichamelijk letsel toebrengen. Letsel hoeft niet altijd zichtbaar te zijn.

  • Seksueel misbruik: zie de genoemde situaties in 38.6.18.3.

  • Emotionele mishandeling: daden en woorden die het zelfrespect of het gevoel van eigenwaarde van een ander ernstig schaden. Vaak is er sprake van herhaalde en voortdurende beledigingen, manipulaties en kritiek die vernederen en kleineren.

  • Financieel misbruik: financieel misbruik van iemand maken. Dat kan het illegaal of onbevoegd gebruik van iemands eigendommen, geld of andere kostbaarheden inhouden. Het kan ook het frauduleus verkrijgen van financiële macht over iemand inhouden. Ook kan het betekenen financiële macht aanwenden om iemand ergens toe te dwingen. Zie ook 32.6.1.3.

38.6.2.5

Kerkroepingen, tempelaanbevelingen en aantekeningen op lidmaatschapskaarten

Leden die anderen hebben misbruikt of mishandeld, mogen geen kerkfunctie vervullen en krijgen pas een tempelaanbeveling als zij zich hebben bekeerd en de lidmaatschapsrestricties zijn opgeheven.

Als een kerklid een kind of jongere seksueel heeft misbruikt, of lichamelijk of emotioneel ernstig heeft mishandeld, wordt er een aantekening op zijn of haar lidmaatschapskaart aangebracht. Hij of zij komt onder geen beding in aanmerking voor een roeping of taak waarmee kinderen of jongeren zijn betrokken. Zo krijgt de betrokkene ook geen bedieningstaak toegewezen voor een gezin met jongeren of kinderen in huis. De betrokkene krijgt ook geen jongere als bedieningscollega toegewezen. Deze restricties blijven van kracht tot het Eerste Presidium de verwijdering van de aantekening goedkeurt. Zie 32.14.5 voor informatie over aantekeningen.

38.6.2.6

Ring- en wijkraad

Ringpresidiums en bisschappen nemen in ring- of wijkraden geregeld het kerkbeleid en de kerkrichtlijnen inzake het voorkomen van en handelen bij misbruik en mishandeling door. Ze behandelen de kernboodschappen uit Abuse in de sectie Life Help van de Engelstalige Gospel Library. Ze betrekken de raadsleden bij de bespreking. Leidinggevenden en raadsleden streven naar de leiding van de Geest wanneer zij dit gevoelige onderwerp behandelen en samen bespreken.

Raadsleden moeten de training Kinderen en jongeren beschermen ook volgen (zie 38.6.2).

38.6.2.7

Wettelijke kwesties inzake misbruik en mishandeling

Als een lid door misbruik of mishandeling de wet van het land heeft overtreden, moedigt de bisschop of ringpresident hem of haar aan om de politie en andere overheidsinstanties daarvan in kennis te stellen. De bisschop of ringpresident kan via de advieslijn van de kerk informatie over de plaatselijke meldplicht krijgen (zie 38.6.2.1). Als leden vragen over hun meldplicht hebben, moedigt hij ze aan om deskundig juridisch advies in te winnen.

Leidinggevenden en leden van de kerk dienen alle wettelijke verplichtingen na te komen om misbruik en mishandeling aan overheidsinstanties te melden. In sommige gebieden zijn leidinggevenden en leerkrachten die met kinderen en jongeren werken verplicht om misbruik en mishandeling bij de politie aan te geven. In veel gebieden geldt ook dat iemand die misbruik of mishandeling opmerkt, dit bij de politie moet melden. Bisschoppen en ringpresidenten bellen de advieslijn voor bijzonderheden over gemachtigde melders en andere wettelijke regelingen voor het melden van misbruik en mishandeling. Het beleid van de kerk is naleving van de wet.

38.6.3

Kunstmatige inseminatie

Zie 38.6.9.

38.6.4

Geboortebeperking

De seksuele omgang tussen man en vrouw is bedoeld mooi en heilig te zijn. Die omgang is door God ingesteld om kinderen te verwekken en om de liefde tussen man en vrouw te uiten (zie 2.1.2).

Het is het voorrecht van gehuwde paren die kinderen kunnen krijgen om een lichaam te verschaffen aan de geestkinderen van God. Het is vervolgens hun verantwoordelijkheid om ze te verzorgen en op te voeden (zie 2.1.3). De keuze van het aantal kinderen en het tijdstip van de gezinsuitbreiding is uitermate persoonlijk. Die kwestie moet aan het echtpaar in overleg met de Heer worden overgelaten. De leden van de kerk vellen in deze aangelegenheid geen oordeel over elkaar.

De kerk raadt operatieve sterilisatie als vorm van vrijwillige geboortebeperking af. Onder operatieve sterilisatie vallen procedures zoals onderbreking van de zaadleider en afgebonden eileiders. Deze beslissing is echter een persoonlijke zaak die uiteindelijk aan de gebedsvolle overweging van de man en vrouw zelf overgelaten moet worden. Echtparen overleggen samen in eensgezindheid en streven bij deze beslissing naar de bevestiging van de Geest.

Operatieve sterilisatie is om medische redenen soms noodzakelijk. Kerkleden zijn vaak gebaat bij gepast medisch advies.

38.6.5

Kuisheid en huwelijkstrouw

De wet van kuisheid van de Heer houdt in:

  • Onthouding van seksuele omgang buiten een wettig huwelijk tussen een man en een vrouw.

  • Huwelijkstrouw.

De seksuele omgang tussen man en vrouw is bedoeld mooi en heilig te zijn. Die omgang is door God ingesteld om kinderen te verwekken en om de liefde tussen man en vrouw tot uiting te brengen.

Seksuele omgang is alleen toegestaan tussen een man en een vrouw die wettig met elkaar gehuwd zijn. In Gods ogen is zedelijke reinheid zeer belangrijk. Overtredingen van de wet van kuisheid wegen erg zwaar (zie Exodus 20:14; Mattheüs 5:28; Alma 39:5). Betrokkenen onteren daarmee het heilige vermogen dat God gegeven heeft om leven te scheppen.

Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn als een kerklid:

  • Seksuele omgang heeft buiten een wettig huwelijk tussen een man en een vrouw, zoals overspel, ontucht, homoseksuele relaties en seksuele contacten online of via de telefoon (zie 32.6.2).

  • Leeft in een huwelijksvorm of partnerschap anders dan een wettig huwelijk tussen een man en een vrouw, zoals ongehuwd samenwonen, een geregistreerd partnerschap of homohuwelijk.

  • Veelvuldig of dwangmatig pornografie gebruikt, wat in het huwelijk of gezin aanzienlijk leed veroorzaakt (zie 38.6.13).

De beslissing om in die situaties al dan niet een lidmaatschapsraad te houden, hangt van veel omstandigheden af (zie 32.7). Een raad is bijvoorbeeld vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan.

In 32.6.1.2 staat wanneer een raad vanwege seksuele zonden verplicht is.

In sommige gevallen kunnen persoonlijke begeleiding en informele lidmaatschapsrestricties volstaan (zie 32.8).

38.6.6

Kinderpornografie

De kerk veroordeelt elke vorm van kinderpornografie. Als een bisschop of ringpresident ter ore komt dat een lid zich met kinderpornografie inlaat, volgt hij direct de instructies in 38.6.2.1.

Een kerklidmaatschapsraad en aantekening op de lidmaatschapskaart van de betrokkene zijn verplicht als een lid pornografische beelden van kinderen maakt, deelt, bezit of bij herhaling bekijkt (zie 32.6.1.2 en 32.14.5). Deze richtlijn geldt niet voor kinderen of jongeren van ongeveer dezelfde leeftijd die seksueel getinte afbeeldingen van zichzelf of anderen delen. Persoonlijke begeleiding en informele lidmaatschapsrestricties zijn in die situaties waarschijnlijk meer op hun plaats.

Zie 38.6.13 voor meer richtlijnen.

38.6.7

Sperma of eicellen afstaan of verkopen

Het patroon waarbij een man en vrouw een lichaam aan Gods geestkinderen verschaffen, is door God voorgeschreven (zie 2.1.3). Om die reden raadt de kerk het afstaan van sperma of eicellen af. Dit is echter een persoonlijke zaak die uiteindelijk aan de gebedsvolle overweging van de potentiële donor overgelaten moet worden. Zie 38.6.9. De kerk raadt het verkopen van sperma of eicellen ook af.

38.6.8

Vrouwenbesnijdenis

De kerk veroordeelt vrouwenbesnijdenis.

38.6.9

Vruchtbaarheidsbehandelingen

Het patroon waarbij een man en vrouw een lichaam aan Gods geestkinderen verschaffen, is door God voorgeschreven (zie 2.1.3). Reproductieve technologie kan een gehuwde vrouw en man zo nodig helpen in hun rechtschapen verlangen om kinderen te krijgen. Deze technologie omvat kunstmatige inseminatie en reageerbuisbevruchting.

De kerk raadt kunstmatige inseminatie of reageerbuisbevruchting met sperma dat niet van de man of een eicel die niet van de vrouw is, af. Dit is echter een persoonlijke zaak die uiteindelijk aan de gebedsvolle overweging van een wettig gehuwde man en vrouw overgelaten moet worden.

Zie ook ‘Adoptie’, topics.ChurchofJesusChrist.org.

38.6.10

Incest

De kerk veroordeelt elke vorm van incest. Met incest wordt hier seksuele omgang bedoeld tussen:

  • Een ouder en een kind.

  • Een grootouder en een kleinkind.

  • Broer en zus.

  • Een oom of tante en een nicht of neef.

Met kind, kleinkind, broer en zus, nicht en neef worden hier biologische, adoptie-, stief- en pleegrelaties bedoeld. Incest kan plaatsvinden tussen twee minderjarigen, een volwassene en een minderjarige, of twee volwassenen. Als een ringpresident vragen heeft of er in een bepaald geval sprake is van een incestrelatie volgens de plaatselijke wetgeving, vraagt hij het kantoor van het Eerste Presidium om advies.

Als het incestslachtoffer minderjarig is, belt de bisschop of ringpresident de advieslijn misbruik en mishandeling in landen waar die beschikbaar is (zie 38.6.2.1). In andere landen raadpleegt de ringpresident de gebiedsjurist op het gebiedskantoor. Hij doet er ook goed aan om medewerkers van Gezinsondersteunende diensten of de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten op het gebiedskantoor te raadplegen.

Een lidmaatschapsraad en aantekening op de lidmaatschapskaart van de betrokkene zijn verplicht als een lid incest pleegt (zie 32.6.1.2 en 32.14.5). Incest leidt er in bijna alle gevallen toe dat de kerk het lidmaatschap van de dader moet intrekken.

Als een minderjarige incest pleegt, vraagt de ringpresident het kantoor van het Eerste Presidium om advies.

Incestslachtoffers lijden vaak ernstig aan hun trauma. Leidinggevenden reageren met oprecht mededogen en empathie. Zij bieden slachtoffers geestelijke steun en persoonlijke begeleiding zodat ze de destructieve gevolgen van de incest te boven kunnen komen.

Soms hebben slachtoffers last van schaamte of schuldgevoelens. Slachtoffers hebben geen zonde begaan. Leidinggevenden verzekeren hen en hun familieleden van Gods liefde, en de genezing die door Jezus Christus en zijn verzoening komt (zie Alma 15:8; 3 Nephi 17:9).

Naast de geïnspireerde hulp van hun kerkleiders kunnen slachtoffers en hun familieleden behoefte hebben aan therapeutische hulp. Zie 38.6.18.2 voor informatie.

38.6.11

Reageerbuisbevruchting

Zie 38.6.9.

38.6.12

Het occulte

‘Hetgeen van God is, is licht’ (Leer en Verbonden 50:24). Het occulte houdt zich bezig met duistere en misleidende zaken. Het vernietigt geloof in Christus.

Het occulte houdt onder meer satanisme in. Ook mystieke activiteiten die niet in overeenstemming zijn met het evangelie van Jezus Christus maken daar deel van uit. Denk onder meer aan waarzeggerij, vervloekingen en genezingspraktijken die de priesterschapsmacht van God nabootsen (zie Moroni 7:11–17).

Kerkleden moeten zich niet inlaten met welke vorm van satanisme dan ook of zich op welke manier dan ook bezighouden met het occulte. Ze moeten zulke duistere zaken niet in gesprekken of kerkbijeenkomsten ter sprake brengen.

38.6.13

Pornografie

De kerk verwerpt elke vorm van pornografie. Elk gebruik van pornografie heeft een schadelijk effect op personen, gezinnen en de samenleving. De Geest van de Heer wordt er ook door verdreven. De leden van de kerk moeten alle vormen van pornografisch materiaal uit de weg gaan en stelling nemen tegen de productie, de verspreiding en het gebruik ervan.

De kerk biedt de volgende informatiebronnen voor wie met pornografie te maken hebben:

Ringpresidenten en bisschoppen staan familieleden ook naar behoefte bij.

Blootstelling aan pornografie kan soms onbedoeld zijn. Opzettelijk gebruik van pornografie is schadelijk, of het nu incidenteel of intensief is.

Persoonlijke begeleiding en informele lidmaatschapsrestricties volstaan doorgaans om bekering van pornografiegebruik te faciliteren (zie 32.8). Doorgaans wordt er geen lidmaatschapsraad gehouden. Een raad kan wel noodzakelijk zijn bij veelvuldig en dwangmatig gebruik van pornografie dat in iemands huwelijk of gezin aanzienlijk leed veroorzaakt (zie 38.6.5). Een raad is verplicht als een lid pornografische afbeeldingen van kinderen maakt, deelt, bezit of bij herhaling bekijkt (zie 38.6.6).

Naast de geïnspireerde hulp van kerkleiders kunnen sommige leden behoefte hebben aan therapeutische hulp. Kerkleiders kunnen waar nodig voor hulp contact opnemen met Gezinsondersteunende diensten. Zie 31.3.6 voor contactgegevens.

38.6.14

Vooroordelen

Alle mensen zijn kinderen van God. We zijn allemaal broeders en zusters van elkaar, en maken deel uit van het gezin van God (zie ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’). God ‘maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht’ (Handelingen 17:26). ‘Allen zijn voor God gelijk’ (2 Nephi 26:33). ‘Het ene wezen is in zijn ogen even kostbaar als het andere’ (Jakob 2:21).

Vooroordelen stroken niet met het geopenbaarde woord van God. Gunst of ongenade bij God is afhankelijk van iemands toewijding aan Hem en zijn geboden, niet van iemands huidskleur of andere kenmerken.

De kerk roept alle mensen op om vooroordelen jegens welke groep of persoon dan ook te laten varen. Leden van de kerk moeten respect voor al Gods kinderen juist bevorderen. De leden volgen het gebod van de Heiland om anderen lief te hebben (zie Mattheüs 22:35–39). Ze streven ernaar om welwillend jegens allen te zijn en wijzen vooroordelen in alle vormen af. Daartoe behoren alle vooroordelen die gebaseerd zijn op ras, etniciteit, nationaliteit, stam, geslacht, leeftijd, handicap, sociaal-economische situatie, godsdienstige of agnostische overtuiging, en seksuele geaardheid.

38.6.15

Gevoelens voor hetzelfde geslacht en homoseksueel gedrag

De kerk spoort gezinnen en leden aan zich met begrip, liefde en respect op te stellen jegens personen die zich tot anderen van hetzelfde geslacht aangetrokken voelen. De kerk bevordert ook begrip in de samenleving in het algemeen met haar nadruk op vriendelijkheid, inclusie, liefde voor anderen en respect voor alle mensen. De kerk neemt geen standpunt in over de oorzaken van gevoelens voor hetzelfde geslacht.

Gods geboden verbieden elke vorm van onkuis gedrag, of die nu heteroseksueel of homoseksueel van aard zijn. Kerkleiders geven persoonlijke begeleiding aan leden die de wet van kuisheid hebben overtreden. Leiders helpen ze om tot een goed begrip van het geloof in Jezus Christus en zijn verzoening, het bekeringsproces en het doel van het leven te komen. Gedrag dat tegen de wet van kuisheid indruist, kan reden zijn om een kerklidmaatschapsraad te houden (zie 38.6.5). Vergeving van dergelijk gedrag is mogelijk als men zich oprecht bekeert.

Gevoelens voor mensen van hetzelfde geslacht hebben is geen zonde. Leden die deze gevoelens hebben en er niet naar leven of handelen, leven in overeenstemming met het plan van onze hemelse Vader voor zijn kinderen en met de kerkleer. Leidinggevenden steunen hen en moedigen hen aan om zich voor te nemen de geboden van de Heer na te leven. Die leden mogen een kerkroeping krijgen, een tempelaanbeveling bezitten en tempelverordeningen ontvangen, mits ze de kerknormen naleven. Mannelijke leden mogen het priesterschap ontvangen en uitoefenen.

Alle leden die hun verbonden nakomen, zullen alle beloofde zegeningen in de eeuwigheid ontvangen, of ze door omstandigheden in dit leven nu wel of niet de zegeningen van een eeuwig huwelijk en het ouderschap ontvangen (zie Mosiah 2:41).

De kerk biedt de volgende informatiebronnen om mensen die met gevoelens voor hetzelfde geslacht te maken hebben beter te begrijpen en te steunen:

  • Same-Sex Attraction’, Gospel Topics, topics.ChurchofJesusChrist.org

  • Aantrekking tot hetzelfde geslacht’, Hulp bij het dagelijks leven, ChurchofJesusChrist.org

Naast de geïnspireerde hulp van hun kerkleiders hebben leden mogelijk baat bij therapeutische hulp. Kerkleiders kunnen voor hulp contact opnemen met Gezinsondersteunende diensten. Zie 31.3.6 voor contactgegevens.

38.6.16

Homohuwelijk

In navolging van het leerstellige beginsel, gebaseerd op de Schriften, bevestigt de kerk dat het huwelijk tussen man en vrouw van essentieel belang is voor Gods plan voor de eeuwige bestemming van zijn kinderen. De kerk bevestigt ook dat Gods wet het huwelijk definieert als een wettige verbintenis tussen een man en een vrouw.

Seksuele omgang is alleen toegestaan tussen een man en een vrouw die wettig met elkaar gehuwd zijn. Elke andere seksuele omgang, met inbegrip van die tussen personen van hetzelfde geslacht, is zondig en ondermijnt het door God ingestelde instituut van het gezin.

38.6.17

Seksuele voorlichting

In eerste instantie zijn de ouders verantwoordelijk voor de seksuele voorlichting van hun kinderen. Ouders doen er goed aan om steeds eerlijke, duidelijke gesprekken met hun kinderen te hebben over gezonde, rechtschapen seksualiteit. Die gesprekken dienen:

  • Gepast te zijn voor de leeftijd en het bevattingsvermogen van het kind.

  • Kinderen op een gelukkig huwelijk en naleving van de wet van kuisheid voor te bereiden (zie 2.1.2).

  • De gevaren van pornografie te benoemen, de noodzaak om ervan weg te blijven en hoe te reageren wanneer ze ermee te maken krijgen.

Zie voor meer informatie ‘Sex Education and Behavior’ (Gospel Topics, topics.ChurchofJesusChrist.org).

Ouders dienen zich ook bewust te zijn van en gepaste invloed uit te oefenen op de seksuele voorlichting die hun kinderen op school krijgen. Zij onderwijzen in juiste beginselen en onderschrijven de lessen op school die met het evangelie stroken.

38.6.18

Seksueel misbruik, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld

De kerk verwerpt seksueel misbruik. Met seksueel misbruik wordt hier elke seksuele activiteit bedoeld waartoe iemand ongewild wordt gedwongen. Seksuele handelingen met iemand die daartoe geen rechtsgeldige toestemming geeft of kan geven, worden als seksueel misbruik beschouwd. Seksueel misbruik kan ook met een huwelijkspartner of in een vriendschapsrelatie plaatsvinden. Zie 38.6.2.3 voor informatie over seksueel misbruik van een kind of jongere.

Seksueel misbruik omvat een breed spectrum aan handelingen, van ongewenste intimiteiten tot verkrachting en andere vormen van seksueel geweld. Het kan lichamelijk, verbaal en op andere manieren plaatsvinden. Zie 38.6.18.2 voor informatie over hulpverlening aan leden die seksueel misbruik, verkrachting of andere vormen van seksueel geweld hebben meegemaakt.

Als kerkleden seksueel misbruik vermoeden of opmerken, treffen ze zo snel mogelijk maatregelen om slachtoffers en anderen te beschermen. Ze doen onder meer melding aan de betreffende overheidsinstanties en stellen de bisschop of ringpresident op de hoogte. Als een kind misbruikt is, volgen kerkleden de instructies in 38.6.2.

38.6.18.1

Advieslijn misbruik en mishandeling

Als een bisschop of ringpresident seksueel misbruik, verkrachting of een andere vorm van seksueel geweld ter ore komt, belt hij de advieslijn misbruik en mishandeling van de kerk in landen waar die beschikbaar is (zie 38.6.2.1 voor contactgegevens). Juridisch adviseurs en klinisch therapeuten beantwoorden hun vragen. Zij geven ook instructies over:

  • Hulp aan slachtoffers en bescherming tegen verder leed.

  • De bescherming van potentiële slachtoffers.

  • Naleving van de meldingsplicht.

In landen waar geen advieslijn is, neemt een bisschop die met dit soort delicten wordt geconfronteerd, contact op met zijn ringpresident. De ringpresident neemt contact op met de gebiedsjurist op het gebiedskantoor. Hij doet er ook goed aan om medewerkers van Gezinsondersteunende diensten of de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten op het gebiedskantoor te raadplegen.

38.6.18.2

Begeleiding van slachtoffers van seksueel misbruik, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld

Seksueel misbruik, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld leiden bij slachtoffers vaak tot ernstig trauma. Wanneer ze een bisschop of ringpresident in vertrouwen nemen, reageert hij met oprecht mededogen en empathie. Hij biedt geestelijke begeleiding en steun zodat slachtoffers de destructieve gevolgen van het misbruik te boven kunnen komen. Hij belt ook de advieslijn misbruik en mishandeling van de kerk waar die beschikbaar is voor advies (zie 38.6.18.1).

Soms hebben slachtoffers last van schaamte of schuldgevoelens. Slachtoffers hebben geen zonde begaan. Leidinggevenden leggen de schuld niet bij het slachtoffer. Zij verzekeren slachtoffers en hun familieleden van Gods liefde, en de genezing die door Jezus Christus en zijn verzoening komt (zie Alma 15:8; 3 Nephi 17:9).

Kerkleden willen mogelijk wel over het misbruik of de aanranding vertellen, maar leidinggevenden graven niet te diep in alle details. Dat kan voor slachtoffers schadelijk zijn.

Naast de geïnspireerde hulp van hun kerkleiders kunnen slachtoffers en hun familieleden behoefte hebben aan therapeutische hulp. Zie 31.3.6 voor meer informatie.

38.6.18.3

Lidmaatschapsraden

Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn voor iemand die een ander seksueel heeft aangerand of misbruikt. Een lidmaatschapsraad is verplicht als een kerklid iemand heeft verkracht of voor een andere vorm van seksueel geweld veroordeeld is (zie 32.6.1.1).

Er moet ook een raad worden gehouden in het geval van seksuele handelingen met een kwetsbare volwassene. Met kwetsbare volwassene wordt hier iemand bedoeld die wegens lichamelijke of verstandelijke beperkingen niet met de handelingen kan instemmen of de aard ervan niet kan begrijpen.

Leiders stellen onder inspiratie van de Geest vast of persoonlijke begeleiding of een lidmaatschapsraad de geschiktste manier is om andere vormen van seksueel misbruik aan te pakken (zie 32.6.2.2 en 32.8). In ernstige gevallen is een raad vereist. Leiders kunnen de gewenste aanpak met hun directe priesterschapsleider bespreken.

Als er lidmaatschapsrestricties worden opgelegd aan een dader na een lidmaatschapsraad in verband met seksueel misbruik, krijgt de lidmaatschapskaart van de betrokkene een aantekening.

Zie 38.6.2.2 voor informatie over hulpverlening in gevallen van misbruik. Zie 38.6.18.2 voor informatie over hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld.

38.6.19

Ongehuwde aanstaande ouders

Een kerklid dat ongehuwd zwanger is, wordt aangeraden een gesprek met haar bisschop te hebben. In de Verenigde Staten en Canada is Gezinsondersteunende diensten beschikbaar voor:

  • Advies aan kerkleiders.

  • Hulp en begeleiding aan ongehuwde aanstaande ouders en hun familie.

Er is voor deze diensten geen verwijzing van de bisschop nodig. Er zijn ook geen kosten aan verbonden. Zie 31.3.6 voor de contactgegevens.

In andere gebieden kunnen leidinggevenden contact opnemen met medewerkers van Gezinsondersteunende diensten of de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten op het gebiedskantoor voor advies.

Bij ‘Unwed Pregnancy’ (Gospel Topics, topics.ChurchofJesusChrist.org) staan ook richtlijnen voor persoonlijke begeleiding aan ongehuwde aanstaande ouders.

38.6.20

Zelfmoord

Het sterfelijk leven is een kostbare gave van God – een gave die waardering en bescherming verdient. De kerk is een groot voorstander van zelfmoordpreventie. Zie suicide.ChurchofJesusChrist.org voor informatie over hulp bieden aan iemand die suïcidaal is of iemand die met zelfmoord te maken heeft gekregen.

De meeste mensen die aan zelfmoord denken, snakken naar verlossing van lichamelijke, mentale, emotionele of geestelijke pijn. Die personen hebben behoefte aan liefde, hulp en steun van familieleden, leidinggevenden in de kerk en deskundige zorgverleners.

De bisschop biedt geestelijke steun als een kerklid overweegt om zelfmoord te plegen of daar een poging toe heeft gedaan. Hij helpt de betrokkene ook om meteen professionele hulp te zoeken. Hij raadt de naaste omgeving van de betrokkene aan om naar behoefte professionele hulp te zoeken.

Dierbaren, leidinggevenden en hulpverleners kunnen nog zo hun best doen, dan nog is zelfmoord niet altijd te voorkomen. Dierbaren en anderen blijven in de regel met hartzeer, emotionele ontreddering en onbeantwoorde vragen achter. Leidinggevenden bieden de familieleden begeleiding en troost. Ze bieden ook zorg en steun. De familie heeft wellicht ook professionele steun en therapeutische hulp nodig.

Iemand behoort niet een einde aan zijn of haar leven te maken. Evenwel is alleen God in staat om iemands gedachten, daden en mate van toerekeningsvatbaarheid te beoordelen (zie 1 Samuel 16:7; Leer en Verbonden 137:9).

De familie stelt in overleg met de bisschop de plaats en vorm vast van de uitvaartdienst van de betrokkene. De familie mag desgewenst van het kerkgebouw gebruikmaken. Als iemand bij leven begiftigd was, mag hij of zij in tempelkleding begraven of gecremeerd worden.

Wie een dierbare door zelfmoord hebben verloren, kunnen hoop en genezing in Jezus Christus en zijn verzoening vinden.

Zie suicide.ChurchofJesusChrist.org voor informatie over zelfmoordpreventie en bediening.

38.6.21

Operatieve sterilisatie (ook onderbreking van de zaadleider)

Zie 38.6.4.

38.6.22

Draagmoederschap

Het patroon waarbij een man en vrouw een lichaam aan Gods geestkinderen verschaffen, is door God voorgeschreven (zie 2.1.3). Om die reden raadt de kerk draagmoederschap af. Dit is echter een persoonlijke zaak die uiteindelijk aan de gebedsvolle overweging van de man en vrouw zelf overgelaten moet worden.

Kinderen die uit een draagmoeder worden geboren, worden niet in het verbond geboren. Ze mogen na hun geboorte alleen na goedkeuring van het Eerste Presidium aan ouders verzegeld worden (zie 38.4.2.7). De ouders schrijven daartoe een brief aan het Eerste Presidium en geven die aan de ringpresident. Als hij achter het verzoek staat, stuurt hij de brief samen met zijn eigen brief op.

38.6.23

Transgenderpersonen

Transgenderpersonen hebben met ingewikkelde moeilijkheden te maken. Leden en niet-leden die zich als transgender identificeren – en hun familieleden en vrienden – worden met tact, vriendelijkheid, medeleven en overvloedige christelijke liefde bejegend. Iedereen is welkom om de avondmaalsdiensten, andere zondagse bijeenkomsten en sociale evenementen van de kerk bij te wonen (zie 38.1.1).

Het geslacht is een essentieel kenmerk in het plan van geluk van onze hemelse Vader. In de gezinsproclamatie doelt geslacht op iemands biologische geslacht bij de geboorte. Sommige mensen hebben het gevoel dat hun genderidentiteit anders is dan hun geboortegeslacht. Als gevolg daarvan identificeren ze zich als transgender. De kerk neemt geen standpunt in over de oorzaken waarom mensen zich als transgender identificeren.

Deelname in de kerk in het algemeen en aan sommige priesterschapsverordeningen, is genderneutraal. Transgenderpersonen mogen gedoopt en bevestigd worden, zoals in 38.2.8.9 wordt aangegeven. Ze mogen ook aan het avondmaal deelnemen en priesterschapszegens ontvangen. Ordening tot het priesterschap en tempelverordeningen vinden echter op grond van iemands biologische geslacht bij de geboorte plaats.

Kerkleiders raden vrijwillige medische of chirurgische ingrepen in een poging om van geboortegeslacht te veranderen af. Ze maken betrokkenen duidelijk dat daaruit lidmaatschapsrestricties zullen voortvloeien.

Leiders raden leden ook af zich als iemand van het andere geslacht te gedragen. Dat houdt de manier van kleden of iemands uiterlijke verschijning in, of een verandering van naam en voornaamwoorden, om zich als anders dan zijn of haar geboortegeslacht voor te doen. Leiders maken betrokkenen duidelijk dat er bepaalde lidmaatschapsrestricties zullen volgen voor de duur van dit gedrag.

Men kan dan onder meer niet het priesterschap ontvangen of uitoefenen, geen tempelaanbeveling ontvangen of gebruiken, en sommige kerkroepingen niet vervullen. Hoewel sommige lidmaatschapsprivileges worden ingeperkt, wordt verdere deelname in de kerk aangemoedigd.

Transgenderpersonen die geen medische of chirurgische ingreep nastreven om van geboortegeslacht te veranderen, zich niet als iemand van het andere geslacht gedragen en de kerknormen naleven, komen voor kerkroepingen, een tempelaanbeveling en tempelverordeningen in aanmerking.

Sommige kinderen, jongeren en volwassenen krijgen door een bevoegd medicus hormoontherapie voorgeschreven om een geslachtsidentiteitsstoornis of zelfmoordgedachten af te zwakken. Voordat iemand aan een dergelijke behandeling begint, is het van belang dat hij of zij (en de ouders van een minderjarige) de potentiële risico’s en voordelen begrijpt. Als die leden niet van geboortegeslacht proberen te veranderen en de kerknormen naleven, komen ze voor kerkroepingen, een tempelaanbeveling en tempelverordeningen in aanmerking.

Als een lid besluit om zijn of haar voorkeursnaam of aanspreekvoornaamwoorden te veranderen, kan die voorkeur in het desbetreffende veld op de lidmaatschapskaart van de betrokkene worden genoteerd. Het lid kan in de wijk met zijn of haar voorkeursnaam worden aangesproken.

Omstandigheden kunnen per unit en per persoon heel verschillend zijn. Leden en leidinggevenden overleggen met elkaar en met de Heer. Gebiedspresidiums helpen plaatselijke leiders om specifieke situaties met tact aan te pakken. Bisschoppen overleggen met de ringpresident. Ringpresidenten en zendingspresidenten vragen advies aan het gebiedspresidium (zie 32.6.3 en 32.6.3.1).

Zie ‘Transgender’ op ChurchofJesusChrist.org voor meer informatie om transgenderpersonen beter te begrijpen en te steunen.

38.7

Beleid inzake medische en gezondheidskwesties

38.7.1

Autopsie

Autopsie is toegestaan als de familie van de overledene toestemming geeft en de procedure volgens de wettelijke regelgeving verricht wordt. In sommige gevallen is autopsie wettelijk vereist.

38.7.2

Begrafenis of crematie

De familie van de overledene bepaalt of zijn of haar lichaam begraven of gecremeerd wordt. Zij respecteren daarbij de wensen van de betrokkene.

In sommige landen is crematie wettelijk verplicht. In andere gevallen is begraven niet praktisch of betaalbaar voor de familie. Het lichaam wordt in alle gevallen met respect en eerbied behandeld. Kerkleden moeten worden gerustgesteld dat de macht van de opstanding altijd van toepassing is (zie Alma 11:42–45).

Waar mogelijk wordt het lichaam van een overleden begiftigd kerklid voor de begrafenis of crematie gekleed in ceremoniële tempelkleding (zie 38.5.8).

Een uitvaart- of herdenkingsdienst biedt de gelegenheid om als familie bijeen te komen en familiebetrekkingen en -waarden voort te zetten (zie 29.5.4).

38.7.3

Kinderen die voor hun geboorte overlijden (doodgeboren of miskraam)

Ouders die de dood van een ongeboren kind meemaken, gaan door een rouwproces. Leidinggevenden, familieleden, en dienende broeders en zusters bieden emotionele en geestelijke steun.

De ouders beslissen of ze een herdenkingsdienst of plechtigheid bij het graf willen houden.

Ouders mogen gegevens van het kind in FamilySearch.org invoeren. Instructies daartoe staan op de website.

Tempelverordeningen zijn niet nodig en worden ook niet verricht voor kinderen die vóór de geboorte zijn gestorven. Dit hoeft echter niet te betekenen dat die kinderen in de eeuwigheid geen deel uitmaken van het gezin. Ouders worden aangemoedigd om op de Heer te vertrouwen en troost bij Hem te zoeken.

38.7.4

Euthanasie

Het sterfelijk leven is een kostbare gave van God. Euthanasie is de opzettelijke beëindiging van het leven van iemand die aan een ongeneeslijke ziekte of andere aandoening lijdt. Iemand die actieve euthanasie toepast, of iemand bij zelfmoord helpt, overtreedt de geboden van God en mogelijk ook de landswetten.

Het stopzetten of afwijzen van extreme maatregelen om iemands leven te rekken, wordt niet als euthanasie beschouwd (zie 38.7.11).

38.7.5

Mensen met hiv of aids

Leden die besmet zijn met het hiv-virus (humaan immunodeficiëntievirus) of die aids (Acquired Immune Deficiency Syndrome oftewel verworven immunodeficiëntiesyndroom) hebben, zijn van harte welkom op bijeenkomsten en activiteiten van de kerk. Hun aanwezigheid vormt geen gezondheidsrisico voor anderen.

38.7.6

Hypnose

Bij sommige mensen kan hypnose hun keuzevrijheid aantasten. Kerkleden wordt afgeraden om mee te doen aan hypnose met demonstratie of amusement tot doel.

Het gebruik van hypnose bij de behandeling van ziekte of een geestelijke aandoening wordt in overleg met bekwame medici bepaald.

38.7.7

Personen van wie het geslacht bij de geboorte niet duidelijk is

In zeer zeldzame omstandigheden wordt een baby geboren met genitaliën die niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk zijn (ambigue genitaliën, seksuele ambiguïteit of interseksualiteit). Ouders of anderen moeten wellicht beslissingen nemen om het geslacht van hun kind te bepalen onder begeleiding van bekwame medici. Beslissingen over een medische of chirurgische ingreep worden vaak in de periode na de geboorte genomen. Men kan er echter ook mee wachten, tenzij ze medisch noodzakelijk zijn.

Medeleven en wijsheid zijn zeker op hun plaats voor jongeren of volwassenen die met seksuele ambiguïteit zijn geboren en later emotioneel moeite hebben met de beslissingen die in hun jonge jaren zijn genomen en zich eerder van het andere geslacht beschouwen.

Vragen over lidmaatschapskaarten, priesterschapsordening en tempelverordeningen voor jongeren of volwassenen die met seksuele ambiguïteit zijn geboren, worden aan het kantoor van het Eerste Presidium gericht.

38.7.8

Medische zorg en gezondheidszorg

Goede medische hulp inroepen, geloof oefenen en om een zalving vragen, werken samen ter genezing, overeenkomstig de wil van de Heer.

Kerkleden moeten niet kiezen of pleiten voor medische of gezondheidsbehandelingen die ethisch, geestelijk of wettelijk twijfelachtig zijn. Mensen met gezondheidsproblemen dienen deskundige medici te raadplegen die in en op hun gebied bevoegd zijn.

Kerkleden krijgen de raad om naast het inroepen van goede medische hulp de Schriftuurlijke aansporing in Jakobus 5:14 op te volgen: ‘Is iemand onder u ziek? Laat hij dan de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen en laten die voor hem bidden en hem met olie zalven in de Naam van de Heere.’ Een zalving wordt gegeven door hen die het juiste priesterschapsambt dragen. Dat gebeurt op verzoek en kosteloos (zie 18.13).

Kerkleden wordt afgeraden om wonderbaarlijke of bovennatuurlijke genezing te zoeken bij mensen of groepen die beweren speciale toegang tot een bepaalde genezende macht te hebben buiten gebed en gepaste priesterschapszegens om. Deze gebruiken worden vaak ‘energiegenezing’ genoemd. Ze komen ook onder andere namen voor. Men belooft vaak genezing in ruil voor geld.

38.7.9

Medische marihuana

De kerk is tegen het gebruik van marihuana voor niet-medische doeleinden. Zie 38.7.14.

Marihuana mag echter voor medische doeleinden gebruikt worden als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Het gebruik wordt medisch noodzakelijk geacht door een bevoegd arts of andere wettelijk bevoegde zorgverlener.

  • De betrokkene volgt de voorgeschreven dosering en methode van toediening door de arts of andere wettelijk bevoegde zorgverlener. De kerk keurt het vapen van marihuana niet goed, tenzij de zorgverlener dat op basis van medische noodzaak heeft voorgeschreven.

De kerk keurt het roken van marihuana niet goed, ook niet voor medische doeleinden.

38.7.10

Donatie en transplantatie van organen en weefsel

De donatie van organen en weefsels is een onbaatzuchtige daad waar mensen met een levensbedreigende ziekte vaak zeer mee geholpen zijn.

De beslissing van iemand om bij leven een orgaan te doneren aan of te ontvangen van een ander, moet gebedsvol en in overleg met een bevoegd medicus genomen worden.

Toestemming voor transplantatie van organen of weefsel van een overledene is een zaak die de persoon zelf of zijn of haar familie uitmaakt.

38.7.11

Leven rekken (waaronder levensinstandhoudingssysteem)

Als iemand ernstig ziek wordt, moeten de kerkleden geloof in de Heer oefenen en deskundige medische hulp inroepen. Maar als sterven onvermijdelijk is, moet de dood gezien worden als een zegen en een zinvol onderdeel van het eeuwige bestaan (zie 2 Nephi 9:6; Alma 42:8).

Kerkleden moeten zich niet verplicht voelen om het sterfelijke leven onredelijk lang te rekken. Een dergelijke beslissing wordt bij voorkeur door de betrokkene zelf, indien mogelijk, of door familieleden gedaan. Zij zoeken daarbij deskundig medisch advies en hemelse leiding door gebed.

Leidinggevenden bieden steun aan wie moeten beslissen of een familielid van het levensinstandhoudingssysteem wordt afgehaald.

38.7.12

Cursussen zelfbewustzijn

Veel particuliere groepen en commerciële instellingen bieden groepscursussen aan die naar hun zeggen het zelfbewustzijn, het gevoel van eigenwaarde, de spiritualiteit of familiebanden zullen verbeteren. Die groepen beloven een snelle oplossing voor problemen die normaliter tijd, gebed en eigen inspanning vergen. Hoewel de deelnemers zich voor een tijdje verlicht of voldaan kunnen voelen, komen eerdere problemen vaak terug, wat weer tot meer teleurstelling en wanhoop leidt.

Sommige groepen beweren of impliceren dat ze de goedkeuring van de kerk of van zekere algemene autoriteiten hebben. Die beweringen zijn echter niet waar.

Kerkleden worden erop geattendeerd dat bij sommige cursussen wordt uitgegaan van ideeën en methoden die schadelijk kunnen zijn. Voor veel cursussen worden bovendien hoge bedragen in rekening gebracht en moeten cliënten zich voor lange tijd vastleggen. Sommige mengen wereldlijke denkbeelden en evangelie op dusdanige wijze dat het de spiritualiteit en het geloof kan ondermijnen.

Kerkleiders betalen niet voor dergelijke cursussen of activiteiten, noch propageren of onderschrijven ze die. Het is niet toegestaan het kerkgebouw voor die activiteiten te gebruiken.

Kerkleden die kampen met sociale of emotionele problemen, kunnen leidinggevenden vragen of zij bekend zijn met hulpverlening die met de evangeliebeginselen strookt. Zie 22.3.4 voor meer informatie.

38.7.13

Vaccinaties

Vaccins die door competente professionals in de gezondheidszorg worden toegediend, beschermen de gezondheid en redden levens. Kerkleden worden aangemoedigd om zichzelf, hun kinderen en hun gemeenschap te beschermen door zich te laten vaccineren.

Uiteindelijk beslist ieder zelf of hij of zij zich laat vaccineren of niet. Kerkleden die zich daar zorgen over maken, dienen deskundige medici te raadplegen en ook de leiding van de Heilige Geest te zoeken.

Toekomstige zendelingen die niet gevaccineerd zijn, worden naar alle waarschijnlijkheid alleen in hun eigen land te werk gesteld.

38.7.14

Het woord van wijsheid en gezonde gewoonten

Het woord van wijsheid is een gebod van God. Hij heeft het ten bate van het lichamelijke en geestelijke welzijn van zijn kinderen geopenbaard. Profeten hebben verduidelijkt dat de leringen in Leer en Verbonden 89 onder meer onthouding van tabak, sterkedrank (alcohol) en hete dranken (thee en koffie) betekenen.

Profeten hebben de leden ook verteld om middelen te mijden die schadelijk, illegaal of verslavend zijn, of het beoordelingsvermogen aantasten.

Er zijn nog meer schadelijke middelen en praktijken die niet expliciet in het woord van wijsheid of door kerkleiders worden genoemd. Kerkleden oordelen verstandig en gebedsvol welke keuzes hun lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid ten goede komen.

De apostel Paulus heeft gezegd: ‘Weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent? U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn’ (1 Korinthe 6:19–20).

De Heer belooft geestelijke en stoffelijke zegeningen aan wie het woord van wijsheid en de aanwijzingen van hedendaagse profeten gehoorzamen (zie Leer en Verbonden 89:18–21).

38.8

Bestuurlijk beleid

38.8.1

Adoptie en pleegouderschap

Kinderen adopteren en pleegouderschap bieden, kan kinderen en gezinnen tot zegen zijn. Door adoptie kunnen er liefdevolle, eeuwige gezinnen worden gesticht. Of kinderen nu via adoptie of door geboorte naar een gezin komen, ze zijn een even kostbare zegen.

Leden die kinderen willen adopteren of pleegouder willen worden, dienen zich aan alle toepasselijke wetten van de betrokken landen en overheden te houden.

De kerk faciliteert adopties niet. In de Verenigde Staten en Canada kunnen leidinggevenden leden echter wel voor consultatie naar Gezinsondersteunende diensten verwijzen. Zie 31.3.6 voor contactgegevens.

Zie 38.6.19 voor informatie over ongehuwde aanstaande ouders.

Zie ‘Adoption’ (Gospel Topics, topics.ChurchofJesusChrist.org) voor meer informatie.

38.8.2

Affiniteitsfraude

Er is sprake van affiniteitsfraude als iemand het vertrouwen van een ander uitbuit om hem of haar op te lichten. Dat kan plaatsvinden als beide personen tot dezelfde groep, zoals de kerk, behoren. Het kan ook plaatsvinden door misbruik van een vriendschaps- of vertrouwenspositie, zoals een kerkroeping of familierelatie. Bij affiniteitsfraude gaat het vaak om financieel gewin.

Kerkleden behoren eerlijk en integer in hun doen en laten te zijn. Affiniteitsfraude is een beschamende manier om misbruik van iemands vertrouwen te maken. Daders kunnen gerechtelijk vervolgd worden. Kerkleden die affiniteitsfraude plegen, hangen mogelijk ook lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking boven het hoofd. Zie 32.6.1.3 en 32.6.2.3 voor richtlijnen inzake lidmaatschapsraden in verband met frauduleuze handelingen.

Leden mogen niet beweren of suggereren dat hun zakelijke handel en wandel door de kerk is goedgekeurd, of dat ze de kerk of kerkleiders vertegenwoordigen.

38.8.3

Audiovisueel materiaal

Audiovisueel materiaal kan de Geest uitnodigen en het evangelieonderwijs in lessen en bijeenkomsten van de kerk op een hoger peil brengen. Voorbeelden van dit materiaal zijn video’s, afbeeldingen en muziekopnames. Het gebruik van dergelijk materiaal moet nooit afleiden of de hoofdmoot van de les of bijeenkomst vormen.

Leden gebruiken geen audiovisueel materiaal in de avondmaalsdienst of in de algemene bijeenkomst van de ringconferentie. Opgenomen muziek mag in deze bijeenkomsten echter wel zo nodig gebruikt worden om lofzangen te begeleiden.

Kerkleden nemen bij het gebruik van audiovisueel materiaal het auteursrecht in acht (zie 38.8.11). Zij gebruiken alleen materiaal dat met het evangelie strookt en de Geest uitnodigt.

38.8.4

Handtekeningen en foto’s van algemene autoriteiten, algemene functionarissen en gebiedszeventigers

Kerkleden vragen algemene autoriteiten, algemene functionarissen en gebiedszeventigers niet om hun handtekening. Evenmin vragen de leden deze leidinggevenden om iets in hun Schriften, lofzangenboek of programma te schrijven. Dat doet af aan hun heilige roeping en aan de geest van de bijeenkomst. Ook ontneemt het hun misschien de kans om andere leden te begroeten.

Het is niet toegestaan om in de kapel foto’s te nemen van algemene autoriteiten, algemene functionarissen en gebiedszeventigers.

38.8.5

Bedrijven

Het is niet toegestaan kerkgebouwen en andere faciliteiten, kerkbijeenkomsten en -lessen, en websites en sociale media van de kerk te gebruiken om zakelijke of niet-kerkelijke entiteiten te propageren.

Ook is het niet toegestaan om namenlijsten of andere informatie over leden aan zakelijke of niet-kerkelijke entiteiten te geven. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot, bedrijven die zich met dating, onderwijs en werkaanbod bezig houden. Zie 38.8.31.

38.8.6

Werknemers van de kerk

Werknemers van de kerk houden zich te allen tijde aan de kerknormen. Ze houden zich ook aan de plaatselijke arbeidswetgeving.

Om voor de kerk te gaan of blijven werken, moeten leden een tempelaanbeveling waardig zijn. Periodiek neemt een vertegenwoordiger van de afdeling Personeelszaken van de kerk contact op met ringpresidenten en bisschoppen om te informeren naar de tempelaanbevelingsstatus van huidige of potentiële werknemers. Leiders reageren daar direct op.

38.8.7

Kerktijdschriften

De kerktijdschriften zijn:

Het Eerste Presidium moedigt alle kerkleden aan om de kerktijdschriften te lezen. De tijdschriften helpen de leden om het evangelie van Jezus Christus te leren, de leringen van hedendaagse profeten te bestuderen, zich met de wereldwijde kerkfamilie verbonden te voelen, moeilijkheden met geloof onder ogen te zien en dichter tot God te komen.

Leidinggevenden zorgen dat de kerkleden als volgt toegang tot de tijdschriften krijgen:

  • Zij helpen de leden zich op gedrukte tijdschriften te abonneren en hun abonnement te verlengen.

  • Zij laten de leden zien hoe ze tijdschriftartikelen op ChurchofJesusChrist.org, in de app Evangeliebibliotheek en in de app Evangelieleven kunnen raadplegen. Deze digitale content is gratis.

  • Zij laten nieuwe leden spoedig na hun doop zien hoe ze digitaal toegang tot de kerktijdschriften krijgen. Ontvangen ze het tijdschrift graag in gedrukte vorm, dan geven ze een eenjarig abonnement bekostigd uit de unittoelage.

  • Zij voorzien alle kinderen en jongeren die zonder ouder of voogd naar de kerk gaan van een doorlopend abonnement. Ze spreken daartoe de unittoelage aan.

De bisschop roept desgewenst een tijdschriftenvertegenwoordiger die de kerkleden met de toegang tot de tijdschriften helpt. Hij kan ook de wijksecretaris opdragen daarbij behulpzaam te zijn (zie 7.3).

De tijdschriftenvertegenwoordiger of de secretaris kan ook geloofsversterkende ervaringen en getuigenissen van plaatselijke kerkleden voor publicatie in de tijdschriften helpen verzamelen.

Abonnementen op de gedrukte tijdschriften zijn af te sluiten via store.ChurchofJesusChrist.org, de afdeling Wereldwijde service en verkooppunten van distributiecentra. In sommige gebieden verzorgen units bestellingen ten behoeve van hun leden en verspreiden de tijdschriften dan in de kerk. Neem voor meer informatie contact op met de afdeling Wereldwijde service of het verkooppunt van een distributiecentrum.

38.8.8

Naam, woordmerk en symbool van de kerk

Afbeelding
woordmerk en symbool van de kerk

De naam, het woordmerk en het symbool van de kerk zijn belangrijke kenmerken van de kerk. Het zijn geregistreerde handelsmerken of ze zijn anderszins wettelijk beschermd. Ze dienen als kenmerk voor officiële publicaties, nieuws en evenementen van de kerk.

De identificatiemiddelen van de kerk mogen alleen volgens de onderstaande richtlijnen worden gebruikt.

Geschreven naam van de kerk. Plaatselijke units mogen de geschreven naam van de kerk (niet het woordmerk of symbool) gebruiken als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De activiteit of het programma waarmee de naam in verband wordt gebracht, vindt officieel onder auspiciën van de unit plaats (bijvoorbeeld het programma van een avondmaalsdienst).

  • De naam van de unit gaat vooraf aan de naam van de kerk (bijvoorbeeld, de wijk Duinzigt van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen).

  • Men maakt geen eigen versie van het officiële woordmerk.

Woordmerk en symbool. Het woordmerk en symbool van de kerk (zie de bovenstaande illustratie) mogen alleen met toestemming van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen worden gebruikt. Ze mogen niet als decoratief element worden gebruikt. Ze mogen evenmin voor persoonlijke, commerciële of promotiedoeleinden worden gebruikt.

Vragen legt men voor aan:

Intellectual Property Office

50 East North Temple Street

Salt Lake City, UT 84150-0005, VS

Telefoon: +1 801 240 3959 of +1 800 453 3860, toestel 2-3959

Fax: +1 801 240 1187

E-mail: cor-intellectualproperty@ChurchofJesusChrist.org

38.8.9

Communicatie met ringpresidenten en bisschoppen door werknemers en vrijwilligers van de kerk

Als werknemers en vrijwilligers van de kerk contact met een ringpresident of bisschop moeten opnemen, richten zij zich tot de secretaris van de leider, tenzij de kwestie zeer dringend of vertrouwelijk is. Op die manier kunnen ringpresidenten en bisschoppen zich concentreren op de vele taken die alleen zij kunnen vervullen.

Tot werknemers en vrijwilligers van de kerk behoren vertegenwoordigers van alle afdelingen, onderwijsprogramma’s, scholen en welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijven van de kerk, alsook aan de kerk gelieerde bedrijven.

Als er geen secretaris geroepen of volledig inzetbaar is, mag men rechtstreeks contact met een leider opnemen.

38.8.10

Computers

De computers en software in kerkgebouwen worden door de hoofdzetel van de kerk of het gebiedskantoor aangeschaft en beheerd. Leidinggevenden en leden gebruiken deze middelen voor kerkdoeleinden, waaronder familiehistorisch werk.

De kerk moet voor alle software op die computers over de juiste licenties beschikken.

De ringpresident ziet toe op de plaatsing en het gebruik van computers in de ring, waaronder die in FamilySearch-centra. De technisch specialist van de ring zorgt voor de nodige updates en het onderhoud overeenkomstig 33.10.

38.8.11

Auteursrechtelijk beschermd materiaal

Het auteursrecht houdt in dat de maker van een oorspronkelijk werk dat in een concrete (inclusief digitale) vorm verschijnt, daarvoor wettelijke bescherming geniet. Dat kan zijn:

  • Literair, muziek-, toneel- en choreografisch werk.

  • Fotografisch, kunst- of beeldhouwwerk.

  • Audio- of audiovisueel werk (zoals films, video’s, cd’s en dvd’s).

  • Computerprogramma’s of -spelletjes.

  • Internet en andere gegevensbestanden.

De wet op creatieve werken en hun toegestane gebruik verschillen per land. Het kerkbeleid dat in deze paragraaf aan de orde komt, strookt met internationale verdragen die in de meeste landen van toepassing zijn. In deze paragraaf wordt met ‘auteursrecht’ naar de rechten van de uitvoerende verwezen. Bepaalde rechten kunnen in sommige landen echter onder een andere naam bekendstaan.

De leden van de kerk houden zich strikt aan het auteursrecht. Alleen de auteursrechthebbenden kunnen doorgaans toestemming geven tot het volgende gebruik van hun werk:

  • Vermenigvuldiging (kopiëren)

  • Distributie

  • Openbare opvoering

  • Openbaarmaking

  • Bewerking

Dergelijk gebruik van een werk zonder toestemming van de auteursrechthebbende is in strijd met het kerkbeleid. Het kan de kerk of de gebruiker ook op gerechtelijke stappen komen te staan.

Een gebruiker van een werk moet ervan uitgaan dat het werk auteursrechtelijk beschermd is. Gepubliceerde werken bevatten doorgaans een copyrightvermelding, zoals ‘© 1959 by A. Noniem.’ (Voor geluidsopnamen is het symbool ℗.) Een copyrightvermelding is niet vereist voor wettelijke bescherming. En ook als een publicatie niet meer wordt gedrukt of op het internet wordt geplaatst, wil dat nog niet zeggen dat daarmee het auteursrecht niet meer geldt. Evenmin geldt dat daarmee vermenigvuldiging, distributie, opvoering, openbaarmaking of bewerking zonder voorafgaande toestemming gerechtvaardigd is.

Het Intellectual Property Office van de kerk (IPO) vraagt namens de kerk toestemming voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in kerkpublicaties of -programma’s, inclusief materiaal waarvan het auteursrecht berust bij Intellectual Reserve, Inc (IRI). IRI is een op zichzelf staande non-profitorganisatie die de intellectuele eigendommen die door de kerk worden gebruikt in zijn bezit heeft. Zie ‘Terms of Use’ op ChurchofJesusChrist.org voor informatie over het gebruik van materiaal dat de kerk toebehoort.

De volgende vragen en antwoorden kunnen leden meer begrip geven van het auteursrecht, zodat ze zich in de kerk en thuis zullen houden aan de auteurswet. Als de leden vragen hebben die niet in deze richtlijnen beantwoord worden, nemen ze contact op met het IPO:

Intellectual Property Office

50 East North Temple Street

Salt Lake City, UT 84150-0005, VS

Telefoon: +1 801 240 3959 of +1 800 453 3860, toestel 2-3959

Fax: +1 801 240 1187

E-mail: cor-intellectualproperty@ChurchofJesusChrist.org

Mag ik gepubliceerd kerkmateriaal kopiëren? Tenzij anderszins aangegeven, mag men kerkmateriaal kopiëren voor niet-commercieel gebruik in de kerk en thuis. Gebruiksvoorwaarden bij een website of app van de kerk geven aan hoe het materiaal op deze websites en apps gebruikt mag worden. Het mag niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt zonder specifieke schriftelijke toestemming van het IPO.

Mag ik muziek kopiëren? Op muziek is een bijzonder auteursrecht van toepassing. Men mag muziek uit de volgende bronnen kopiëren voor niet-commercieel gebruik in de kerk en thuis, tenzij er onder de lofzang of het lied staat dat kopiëren niet is toegestaan:

Bladmuziek of muziekopnamen zonder toestemming van de uitgever vermenigvuldigen is in strijd met het kerkbeleid.

Mag ik materiaal kopiëren dat geen eigendom van de kerk is? Doorgaans niet. De auteurswet regelt het gebruik van materiaal van particulieren. Doorgaans gelden er restricties waar derden zich aan te houden hebben, voordat niet-kerkelijk materiaal mag worden gekopieerd. Deze beperkingen staan doorgaans voorin een publicatie vermeld. De leden houden zich strikt aan het auteursrecht.

Mag ik commerciële audiovisuele producties in de kerk tonen? Doorgaans niet. De leden van de kerk dienen zich te houden aan de waarschuwingen en beperkingen die op commerciële audiovisuele producties staan vermeld. Films, andere video’s en muziek vallen daar ook onder. Het gebruik van commerciële audiovisuele producten op kerkactiviteiten vergt doorgaans de toestemming van de auteursrechthebbenden.

Mag ik computersoftware en andere programma’s voor kerkgebruik downloaden of kopiëren? Doorgaans niet. Het is niet toegestaan om computerprogramma’s en andere software te kopiëren of te downloaden, tenzij daar een licentie voor is aangeschaft.

Is er toestemming nodig om een musical of toneelstuk op te voeren? De producties waarvan het eigendom bij de kerk of IRI berust, mogen zonder toestemming in de kerk worden gebruikt. Als een auteursrechtelijk beschermde productie geen eigendom van de kerk is, moeten leden eerst toestemming krijgen van de auteursrechthebbenden om die gedeeltelijk of in zijn geheel in de kerk op te voeren. Doorgaans is men aan de auteursrechthebbende een vergoeding of royalty’s verschuldigd, zelfs als er geen entreegeld wordt geheven. Alle voorstellingen moeten de goedkeuring hebben van de plaatselijke priesterschapsleiders.

38.8.12

Leermiddelen

De kerk stelt materiaal beschikbaar om de leden te helpen bij het bestuderen en naleven van het evangelie van Jezus Christus. Het gaat daarbij om de Schriften, conferentietoespraken, lesboeken, boeken en andere leermiddelen. Leidinggevenden moedigen de leden aan om het evangelie thuis met behulp van de Schriften en andere leermiddelen te bestuderen.

Evangeliestudie en -onderwijs zijn op de Heiland en zijn leer gericht. Leidinggevenden zien erop toe dat leerkrachten goedgekeurde leermiddelen gebruiken om die focus in de kerklessen te bewaren. Zie Instructies voor het leerplan voor informatie over goedgekeurd materiaal.

38.8.13

Adreslijsten

Leden en leidinggevenden worden aangemoedigd om de ledenlijsten van de kerk te gebruiken. Die lijsten zijn in de Ledenlijst en de Kaart op ChurchofJesusChrist.org en in de app Ledentools beschikbaar. Ze bevatten basiscontactgegevens van de leden. Leidinggevenden in ring en wijk hebben toegang tot aanvullende informatie die voor hun roeping nuttig is. Die informatie is voor hen ook in Hulpmiddelen leiders en administrateurs beschikbaar.

Kerkleden kunnen de toegankelijkheid tot hun digitale contactgegevens beperken. Daartoe selecteren ze het gewenste privacyniveau in het profiel van hun huishouden.

Leidinggevenden in ring en wijk respecteren de privacyinstellingen die de leden selecteren. Deze leidinggevenden zorgen er ook voor dat informatie alleen voor goedgekeurde kerkdoeleinden wordt gebruikt.

Afgedrukte ledenlijsten van wijk en ring zijn doorgaans niet nodig. Als leidinggevenden vaststellen dat er echt behoefte aan is, mogen er alleen adreslijsten worden aangemaakt via de Ledenlijst en de Kaart op ChurchofJesusChrist.org. Deze lijsten bevatten geen geslacht, leeftijd of verjaardag van de leden.

Ledenlijsten worden niet voor niet-kerkelijk gebruik afgedrukt.

38.8.14

Kleding en uiterlijk

Mannen en vrouwen zijn naar het beeld van God geschapen (zie Genesis 1:26–27; Abraham 4:27). Het sterfelijk lichaam is een heilige gave.

Kerkleden worden aangemoedigd om in hun kledingkeuzes en uiterlijk respect voor het lichaam aan de dag te leggen. Wat gepast is, hangt veelal van iemands cultuur en de gelegenheid af. Voor de avondmaalsdienst draagt men bijvoorbeeld de beste zondagse kleren die men heeft om respect voor de verordening van het avondmaal te tonen (zie 18.9.3). Datzelfde beginsel geldt voor het tempelbezoek (zie 27.1.5). Discipelen van Jezus Christus weten zelf hoe ze zich het beste kunnen kleden en verzorgen.

Kerkleden en leidinggevenden oordelen anderen niet op grond van hun kleding en uiterlijk. Zij dienen alle mensen lief te hebben, zoals de Heiland dat gebiedt (zie Mattheüs 22:39; Johannes 13:34–35). Iedereen is van harte welkom op kerkbijeenkomsten en -activiteiten (zie 38.1.1).

Bij de verstrekking van een tempelaanbeveling en roeping in wijk en ring baseren kerkleiders zich op iemands waardigheid en de leiding van de Geest (zie 26.3, 30.1.1 en 31.1.1).

38.8.15

Extreme voorbereiding of survivalisme

De kerk propageert zelfredzaamheid. De leden worden aangespoord om zich geestelijk en stoffelijk op de moeilijkheden van het leven voor te bereiden. Zie 22.1.

Maar onze kerkleiders raden extreme of buitensporige voorbereiding op mogelijke catastrofale gebeurtenissen af. Dit wordt ook wel survivalisme genoemd. Onze voorbereidingen moeten ingegeven worden door geloof, niet door angst.

Kerkleiders hebben de leden gewaarschuwd om voor de aanleg van een voedselvoorraad geen schulden aan te gaan. De leden doen er goed aan om in de loop van de tijd een thuisvoorraad aan te leggen en een financiële reserve op te bouwen. Zie 22.1.4 en ‘Food Storage’ (Gospel Topics, topics.ChurchofJesusChrist.org).

38.8.16

Vastendag

Kerkleden mogen vasten wanneer zij maar willen. Doorgaans houden zij echter de eerste sabbat van de maand als vastendag aan.

Een vastendag bestaat doorgaans uit gebed, een periode van 24 uur niet eten en drinken (indien lichamelijk daartoe in staat) en een royale vastengave geven. Een vastengave is een bijdrage om voor behoeftigen te zorgen (zie 22.2.2).

Soms vinden er algemene of plaatselijke kerkbijeenkomsten plaats op de eerste sabbat van de maand. Het ringpresidium verzet de vastendag dan naar een andere sabbat.

38.8.17

Gokken en loterijen

De kerk is tegen gokken in elke vorm en waarschuwt ervoor. Dat geldt ook voor wedden op sportwedstrijden, en loterijen die onder staatstoezicht worden gehouden.

38.8.18

Gastsprekers of instructeurs

Voor de meeste kerkbijeenkomsten en -activiteiten komen de sprekers en instructeurs uit de wijk of ring.

Een gastspreker of instructeur is iemand die niet tot de wijk of ring behoort. De bisschop geeft zijn goedkeuring voordat er een gastspreker voor een wijkbijeenkomst of -activiteit wordt uitgenodigd. De ringpresident geeft zijn goedkeuring voor de uitnodiging van gastsprekers voor bijeenkomsten of activiteiten van de ring.

De bisschop of ringpresident licht de gastsprekers of instructeurs zorgvuldig door. Dat kan inhouden dat hij contact opneemt met de bisschop van de gast.

De bisschop of ringpresident ziet erop toe dat:

  • De presentatie in overeenstemming met de leer van de kerk is.

  • De presentatie geen speculatieve onderwerpen bevat (de onderwerpen moeten overeenkomen met die in de algemene conferentie).

  • Gastsprekers of instructeurs niet worden betaald en geen deelnemers of klanten werven.

  • De reiskosten van de betrokkene niet uit de plaatselijke unittoelage of met privédonaties worden vergoed.

  • De presentaties zijn in overeenstemming met de richtlijnen voor het gebruik van kerkgebouwen (zie 35.5).

38.8.19

Immigratie

Leden die in hun eigen land blijven, zijn vaak in de gelegenheid om de kerk daar op te bouwen en sterk te maken. Emigratie naar een ander land is echter een persoonlijke keuze.

Leden die naar een ander land verhuizen, houden zich aan alle toepasselijke wetten (zie Leer en Verbonden 58:21).

Zendelingen bieden geen (financiële) hulp aan om de migratie van anderen mogelijk te maken. Ze vragen dat ook niet aan hun ouders, familieleden of anderen.

De kerk biedt geen medewerking aan immigratie door middel van een dienstverband.

Kerkleden bieden hun tijd, talenten en vriendschap aan immigranten en vluchtelingen en heten ze als leden van hun gemeenschap welkom (zie Mattheüs 25:35; zie ook 38.8.35 in dit handboek).

38.8.20

Internet

38.8.20.1

Officiële websites van de kerk

De kerk onderhoudt officiële websites, blogs en accounts op sociale media. Er staat met het woordmerk of symbool van de kerk steeds duidelijk aangegeven dat het officiële sites betreft (zie 38.8.8). Ze voldoen ook aan de wettelijke regelingen en het kerkbeleid inzake intellectueel eigendom en privacy.

38.8.20.2

Gebruik van internet voor kerkroepingen

Kerkleden mogen geen websites, blogs of accounts op sociale media namens de kerk aanmaken, of de kerk en haar opvattingen, leer, beleid en procedures officieel vertegenwoordigen. Ze mogen echter wel in het belang van hun kerkroeping een website, blog of account op sociale media aanmaken. De leden houden zich in dat geval aan de volgende richtlijnen:

  • Het aanmaken van een website, blog of account op sociale media moet eerst door de ringpresident (op ringniveau) of de bisschop (op wijkniveau) worden goedgekeurd.

  • Het woordmerk of symbool van de kerk mag niet gebruikt of nagemaakt worden (zie 38.8.8).

  • Het online materiaal dient een doel te hebben en een passende naam te krijgen. De naam van de desbetreffende wijk of ring mag deel van die naam uitmaken. De officiële naam van de kerk mag daarin echter niet gebruikt worden.

  • Een lid mag niet vermelden of suggereren dat de content, afbeeldingen of enig ander materiaal op de desbetreffende website door de kerk is goedgekeurd of de kerk op enige wijze officieel vertegenwoordigt. Er moet juist een disclaimer worden opgenomen waarin staat dat het geen officieel product van de kerk betreft.

  • Alle content moet relevant zijn voor het beoogde publiek en actief worden bijgehouden.

  • Contactgegevens worden ook vermeld.

  • Zorg ervoor dat er meer dan één beheerder voor de online informatie verantwoordelijk is. Dat draagt bij aan de continuïteit als iemand een andere roeping of taak krijgt. Het voorkomt ook dat één persoon de informatie steeds moet bijwerken en in de gaten houden.

  • Kunstproducten, video’s, muziek en andere materialen van de kerk mogen niet worden geplaatst, tenzij de gebruiksvoorwaarden op een officiële kerkwebsite duidelijk vermelden dat het is toegestaan, of als het Intellectual Property Office daarin uitdrukkelijk heeft toegestemd. Auteursrechtelijk beschermd materiaal uit andere bronnen mag alleen gebruikt worden als de eigenaar daar vooraf schriftelijk toestemming voor heeft gegeven. Zie 38.8.11 voor meer informatie over het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

  • Voor het gebruik van afbeeldingen, video’s of persoonsgegevens is toestemming van de eigenaar of de betrokkenen vereist. Toestemming kan zo nodig door middel van een afstandsverklaring, een openbare aankondiging, een geplaatst teken voor een bepaald evenement of schriftelijke toestemming verkregen worden. Men neemt de privacywetten van het land in acht.

  • Online informatiebronnen omvatten geen duplicaten van hulpmiddelen en functies die al op ChurchofJesusChrist.org, Ledentools of andere bronnen van de kerk beschikbaar zijn.

  • Leidinggevenden en zendelingen stemmen een en ander met elkaar af om dubbele communicatie te voorkomen.

  • Online informatiebronnen worden opgeheven als ze niet langer nodig zijn. Belangrijke media (zoals foto’s en video’s) worden in het geschiedkundige archief van de wijk of ring bewaard.

Zie internet.ChurchofJesusChrist.org voor aanvullende richtlijnen.

38.8.20.3

Persoonlijk gebruik van het internet en sociale media

Het internet en sociale media bieden veel positieve toepassingen. Zo zijn er gelegenheden om van de Heiland en zijn herstelde evangelie te getuigen. Blogs, sociale media en andere internettechnologieën bieden de leden de kans geloofsboodschappen van vrede, hoop en vreugde in Christus te verspreiden.

De leden worden aangemoedigd om opbouwende content te delen. Ze streven in alle online interacties, ook op sociale media, hoffelijkheid na. Ze dienen twist te mijden (zie 3 Nephi 11:29–30; Leer en Verbonden 136:23).

De leden houden zich verre van vooroordelen jegens anderen (zie 38.6.14). Ze streven er te allen tijde naar om in de omgang met anderen Christus’ voorbeeld te volgen, ook online, en tonen oprecht respect voor al Gods kinderen.

De leden gebruiken online geen dreigende, treiterende, kleinerende, gewelddadige of anderszins grove taal of afbeeldingen. Als er online met illegale daden wordt gedreigd, neem dan onmiddellijk contact met de politie op.

Leden dienen niet te suggereren dat hun boodschappen de kerk vertegenwoordigen of door de kerk gesteund worden.

38.8.21

Internet-, satelliet- en videoapparatuur

De internet-, satelliet- en videoapparatuur van de kerk wordt alleen gebruikt voor niet-commerciële, kerkelijke doeleinden. Ieder gebruik moet door het ringpresidium of de bisschap zijn goedgekeurd.

Het is niet toegestaan de apparatuur te gebruiken voor toegang tot of het opnemen van programma’s die niet onder auspiciën van de kerk worden uitgezonden. Toegang tot of opname van dergelijke programma’s met middelen van de kerk, zoals een internetverbinding, is evenmin toegestaan.

Alleen wie daarvoor is opgeleid, is bevoegd de apparatuur te bedienen. De apparatuur moet achter slot en grendel opgeborgen worden. De apparatuur wordt niet uit de kerk meegenomen voor persoonlijk gebruik.

38.8.22

Landswetten

De leden gehoorzamen, respecteren en steunen de wetten van het land waar zij wonen of verblijven (zie Leer en Verbonden 58:21–22; Geloofsartikelen 1:12). Dat geldt ook voor wetten die zendingswerk verbieden.

38.8.23

Juridische bijstand bij kerkzaken

Kerkleiders nemen voor kerkzaken waarbij juridische bijstand nodig is, contact op met de juridische dienst van de kerk. In de Verenigde Staten en Canada neemt de ringpresident contact op met het kantoor van de juridische dienst:

+1 800 453 3860, toestel 2-6301

+1 801 240 6301

In andere landen neemt de ringpresident contact op met de gebiedsjurist op het gebiedskantoor.

38.8.23.1

Betrokkenheid bij of documenten in juridische procedures

Leidinggevenden in de kerk raken niet betrokken bij civiele of strafrechtelijke zaken met betrekking tot leden in hun unit zonder eerst de juridische dienst van de kerk te raadplegen. Dit beleid geldt ook voor mondeling of schriftelijk contact met advocaten of personeel van de rechtbank, met inbegrip van e-mail.

Kerkleiders overleggen met de juridische dienst van de kerk als ze vanwege hun kerkfunctie:

  • Van mening zijn dat ze moeten getuigen of communiceren in een juridische kwestie.

  • Wettelijk verplicht zijn om te getuigen of te communiceren in een juridische kwestie.

  • Bevel hebben gekregen om bewijs aan te leveren.

  • Verzocht worden om vrijwillig documenten of informatie te verschaffen.

  • Verzocht worden om met advocaten of overheidsinstanties te communiceren inzake juridische procedures, waaronder straf- of hoorzittingen.

Kerkleiders kunnen weliswaar met de beste bedoelingen informatie doorgeven in verband met juridische kwesties, maar die kan verkeerd begrepen worden en schade veroorzaken. Dat geldt in het bijzonder voor slachtoffers en hun familieleden. Het kerkbeleid volgen voorkomt ook dat de kerk in juridische kwesties onterecht als (mede)schuldige wordt beschouwd.

38.8.23.2

Getuigen in juridische procedures

Kerkleiders mogen niet zonder voorafgaande toestemming van het kantoor van de juridische dienst in enige juridische procedure namens de kerk getuigen. Dit beleid geldt ook voor straf- of hoorzittingen. Kerkleiders mogen vanuit hun kerkpositie zonder die toestemming ook geen mondeling of schriftelijk bewijs aanleveren.

Kerkleiders wekken niet de indruk dat hun getuigenverklaring in een juridische procedure het standpunt van de kerk vertegenwoordigt.

Kerkleiders mogen een getuige in een juridische procedure nooit beïnvloeden.

Zie 38.8.23 voor contactgegevens inzake de juridische dienst van de kerk.

38.8.24

Brievenbussen

In veel landen (maar niet in Nederlandstalig gebied) is het in strijd met de postvoorschriften om ongefrankeerde post in de brievenbus aan huis te deponeren. Dit voorschrift geldt dan voor alle kerkgerelateerde materialen, zoals folders, nieuwsbrieven of aankondigingen. Kerkleiders instrueren de leden en de zendelingen in die landen dat ze dergelijk materiaal niet ongefrankeerd in brievenbussen deponeren.

38.8.25

Contact van leden met de hoofdzetel van de kerk

De kerkleden wordt afgeraden om te bellen, e-mailen of schrijven naar algemene autoriteiten over leerstellige vragen, persoonlijke problemen of verzoeken. Persoonlijk reageren, zou het algemene autoriteiten moeilijker maken om hun taken uit te voeren. De leden worden aangemoedigd om voor geestelijke steun en leiding contact op te nemen met hun plaatselijke leidinggevenden, onder wie hun ZHV-presidente of quorumpresident ouderlingen (zie 31.3).

In de meeste gevallen zal de correspondentie van de leden aan algemene autoriteiten naar plaatselijke leiders worden terugverwezen. Een ringpresident die meer uitleg wenst over leerstellige of andere kerkelijke kwesties, kan ten behoeve van leden het Eerste Presidium aanschrijven.

38.8.26

Leden en werk

De kerkleden dienen werk te zoeken dat in overeenstemming is met de evangeliebeginselen en waarvoor zij met een goed geweten de zegeningen van de Heer kunnen vragen. Dit is een persoonlijke zaak die uiteindelijk aan het oordeel en de gebedsvolle overweging van het lid overgelaten moet worden.

38.8.27

Leden met een handicap

Leidinggevenden en leden worden aangemoedigd om in de behoeften te voorzien van allen die tot hun unit behoren. Leden met een handicap tellen zeker mee en kunnen zinvol bijdragen. Een handicap kan verstandelijk, sociaal, psychisch en/of lichamelijk zijn.

De leden van de kerk worden aangemoedigd om het voorbeeld van de Heiland te volgen door mensen met een handicap hoop te bieden en begrip en liefde te tonen. Leidinggevenden leren de leden met een handicap kennen en tonen hun oprechte belangstelling en zorg.

Leidinggevenden stellen ook vast wie extra aandacht nodig hebben omdat een ouder, huwelijkspartner, kind, broer of zus een handicap heeft. Zorgen voor een familielid met een handicap kan zowel lonend als zwaar zijn.

Leidinggevenden houden oog voor kerkleden met een handicap die buiten het gezin of de familie in een tehuis of instelling wonen.

38.8.27.1

Inzicht vergroten

Leidinggevenden, leerkrachten en andere leden streven naar begrip voor ieder die een handicap heeft, alsook naar inzicht in zijn of haar sterke punten en behoeften. Zij doen dat onder andere door met de persoon in kwestie en zijn of haar familieleden te praten. Op disability.ChurchofJesusChrist.org staan meer informatiebronnen.

38.8.27.2

Hulp bieden

Leidinggevenden peilen de behoeften van kerkleden met een handicap en hun verzorgers. Die leidinggevenden stellen vast hoe er met de hulpbronnen in de wijk of ring naar behoren in de behoeften kan worden voorzien. Zij moedigen de leden aan om in liefde en vriendschap hulp te bieden.

De bisschap of het ringpresidium roept naar behoefte een deskundige gehandicapten op wijk- of ringniveau om personen, gezinnen, leerkrachten en andere leidinggevenden bij te staan (zie 38.8.27.9).

Leidinggevenden stellen ook vast welke toepasselijke hulpbronnen de gemeenschap kan bieden voor mensen met een handicap en hun familie.

Op disability.ChurchofJesusChrist.org staat meer informatie over assistentie aan mensen met een handicap. Leidinggevenden kunnen ook contact opnemen met Gezinsondersteunende diensten (waar die beschikbaar zijn; zie 31.3.6 voor contactgegevens).

Leidinggevenden en leden proberen geen verklaring te geven waarom iemand of een kind in het gezin een handicap heeft. Zij zeggen niet dat een handicap een straf van God (zie Johannes 9:2–3) of een bijzonder voorrecht is.

38.8.27.3

Zorgen voor verordeningen

Zie 38.2.4.

38.8.27.4

Zorgen voor mogelijkheden om te dienen en deel te nemen

Veel leden met een handicap kunnen bijna elke taak aan. Leidinggevenden overwegen onder gebed de mogelijkheden, omstandigheden en wensen van iedere persoon en zorgen vervolgens voor geschikte gelegenheden om te dienen. De leidinggevenden overleggen ook met de betrokkene en zijn of haar familie. Ze gaan na welke invloed een kerkroeping op de persoon zelf en op zijn of haar familie of verzorger heeft. (Zie Leer en Verbonden 46:15.)

Bij de overweging van een kerktaak of roeping voor verzorgers van mensen met een handicap gaan leiders de omstandigheden van de verzorgers zorgvuldig na.

Leidinggevenden en leerkrachten betrekken leden met een handicap zo volledig mogelijk bij vergaderingen, lessen en activiteiten. De lessen, toespraken en onderwijsmethoden worden aan de behoeften van ieder individu aangepast. Zie disability.ChurchofJesusChrist.org voor informatie over de aanpassing van lessen.

De bisschap kan ook een lid van de wijk vragen om iemand met een handicap tijdens een bijeenkomst of activiteit bij te staan. Voor een klas met een gehandicapt lid kan de bisschap meerdere leerkrachten roepen. De leerkrachten werken samen om aan de behoeften van alle klasleden tegemoet te komen.

Als iemand een bijeenkomst, klas of activiteit niet kan bijwonen, kunnen leidinggevenden en leerkrachten overleg plegen met het lid en de familie hoe zijn of haar behoeften kunnen worden gelenigd. De ringpresident of bisschop kan toestemming geven om een aangepast programma of een klas voor leden met een handicap op te zetten (zie 38.8.27.5). Als iemand de kerkbijeenkomsten niet kan bijwonen, kunnen leidinggevenden lesmateriaal, opnamen of streaming verzorgen.

Het streamen van bijeenkomsten, waaronder de avondmaalsdienst en uitvaartdiensten, is bedoeld voor wie niet persoonlijk aanwezig kunnen zijn (zie 29.7). Zie 18.9.3 voor meer informatie over deelname aan het avondmaal.

Leiders moedigen priesterschapsdragers met een handicap tot gepaste deelname aan verordeningen aan. Priesterschapsdragers en jongevrouwen die zijn gedoopt en bevestigd en die zich aan de kerknormen houden, mogen zich vanaf januari van het jaar waarin ze 12 worden in de tempel laten dopen en bevestigen voor de doden. Richtlijnen omtrent leden met een handicap die hun eigen tempelverordeningen ontvangen, staan in 27.2.1.3 en 27.3.1.2.

38.8.27.5

Speciale klassen, programma’s of units

Leden met een handicap of bijzondere behoeften worden aangemoedigd om de zondagse bijeenkomsten in hun wijk bij te wonen, tenzij ze in een zorginstelling of behandelingskliniek verblijven waar de kerk een programma verzorgt (zie 37.6).

Units en groepen. Er kan een wijk of gemeente gesticht worden voor leden met unieke behoeften, zoals dove leden die gebarentaal gebruiken (zie 37.1). Alleen het Eerste Presidium kan toestemming geven.

Ook kan een wijk worden verzocht gastheer te zijn voor leden met een handicap, bijvoorbeeld personen die gebarentaal gebruiken. Zie 33.6.11 voor informatie over de lidmaatschapskaarten van personen die een dergelijke unit of groep bezoeken.

Dove leden die niet binnen een redelijke afstand van een unit voor slechthorenden wonen, kunnen desgewenst virtueel deelnemen. Ze moeten daarvoor wel toestemming van de leiders van de betreffende unit krijgen. De leidinggevenden van de plaatselijke wijk zien erop toe dat er voor dove leden wordt gezorgd en dat ze geregeld aan het avondmaal kunnen deelnemen.

Klassen. Leden met een handicap wonen de zondagse lessen met de leden van hun wijk bij. Zo nodig kan een wijk of ring echter speciale zondagsschoolklassen organiseren om in de behoeften van volwassen of jonge leden met soortgelijke handicaps te voorzien (zie 13.3.2).

Activiteitenprogramma’s voor leden met een handicap. Waar nodig wordt in een wijk, verschillende wijken, een ring of verschillende ringen een activiteitenprogramma voor volwassen leden met een verstandelijke handicap georganiseerd. Een dergelijk programma vormt een aanvulling op de bediening, zondagse kerkbijeenkomsten en activiteiten in de plaatselijke unit.

Een activiteitenprogramma voor leden met een handicap is doorgaans voor volwassenen van 18 jaar en ouder bedoeld. Er behoort alles aan gedaan te worden om leden onder de 18 jaar in hun wijk en ring te integreren. In uitzonderlijke situaties mogen leidinggevenden aanvullende activiteiten organiseren voor jongeren vanaf januari van het jaar waarin ze 12 worden.

Als meerdere wijken aan een activiteitenprogramma voor leden met een handicap deelnemen, wijst de ringpresident een bisschop-beheerder aan om erop toe te zien. Als er meerdere ringen deelnemen, wijst het gebiedspresidium een ringpresident-beheerder aan om erop toe te zien.

De bisschop-beheerder of ringpresident-beheerder overlegt met andere deelnemende bisschoppen of ringpresidenten over de bekostiging van deze programma’s.

Activiteitenleid(st)ers voor leden met een handicap. Volwassen leden kunnen als activiteitenleid(st)er voor leden met een handicap worden geroepen. Zij zorgen voor de planning en uitvoering van het activiteitenprogramma voor leden met een handicap. Zij raadplegen de deskundigen gehandicapten op wijk- en ringniveau (zie 38.8.27.9) om leden met een handicap uit te nodigen. Zij overleggen samen hoe ze in de behoeften van die leden kunnen voorzien.

Activiteitenleid(st)ers voor leden met een handicap worden op aanwijzing van de bisschop-beheerder of ringpresident-beheerder geroepen en aangesteld. De ringpresident kan ook een hogeraadslid aanwijzen om als activiteitenleider voor leden met een handicap te fungeren.

Leid(st)ers die met leden met een handicap (van alle leeftijden) werken, volgen de cursus op ProtectingChildren.ChurchofJesusChrist.org. Zie Activities for Members with Disabilities voor aanvullende veiligheidseisen voor leid(st)ers.

Activiteitenleid(st)ers voor leden met een handicap wonen desgewenst leid(st)ersvergaderingen op ring- en wijkniveau bij.

Richtlijnen voor activiteitenprogramma’s voor leden met een handicap. Activiteitenprogramma’s voor leden met een handicap bieden deelnemers de gelegenheid om zich geestelijk, sociaal, lichamelijk en verstandelijk te ontwikkelen (zie Lukas 2:52). Leidinggevenden bepalen de frequentie van de activiteiten. Ze nemen het aantal deelnemers, reisafstanden en andere omstandigheden in overweging.

Sommige leden kunnen wellicht vanwege complexe medische, lichamelijke, verstandelijke of gedragsmatige omstandigheden niet deelnemen. Leidinggevenden streven er dan naar om op andere manieren in hun behoeften te voorzien.

Deelname en veiligheidsnormen. Er zijn bij alle activiteiten ten minste twee verantwoordelijke volwassenen aanwezig. Die twee volwassenen kunnen twee mannen, twee vrouwen of een echtpaar zijn. Doorgaans zijn er meer volwassenen nodig om toezicht te houden op activiteiten voor leden met een handicap dan voor andere activiteiten.

Volwassenen die bij activiteiten assisteren, volgen de cursus op ProtectingChildren.ChurchofJesusChrist.org. Zij moeten vóór deelname toestemming van hun bisschop krijgen. Zie ‘Activities for Members with Disabilities’ voor aanvullende veiligheidseisen voor leid(st)ers.

Als er ongepast gedrag plaatsvindt, is het de onmiddellijke verantwoordelijkheid van leidinggevenden om de kwetsbare persoon te beschermen en te helpen. Zie 38.6.2.1 en abuse.ChurchofJesusChrist.org voor informatie over wat te doen als er mogelijk sprake is van misbruik of mishandeling.

38.8.27.6

Tolken voor dove of slechthorende leden

Dove of slechthorende leden nemen bij communicatiebehoeften contact op met hun leidinggevenden. Leden en leidinggevenden zorgen er samen voor dat er tolken voorhanden zijn.

Tolken staan zo opgesteld dat de sprekers en zijzelf voor de leden goed te zien zijn.

Bij een verordening of gesprek zit of staat de tolk dicht bij degene die de verordening verricht of het gesprek voert. Zie 38.2.1 voor meer informatie over het vertolken van verordeningen en zegens.

Als er genoeg tolken beschikbaar zijn, lossen ze elkaar om de dertig minuten af om vermoeidheid te voorkomen.

In delicate situaties, zoals een persoonlijk gesprek of een kerklidmaatschapsraad, overleggen de leiders met het dove lid. Zij zoeken dan, als het lid dat wenst, een tolk die geen familie is, om het vertrouwelijke karakter te waarborgen.

Diezelfde beginselen zijn van toepassing op leden die doof of slechthorend zijn en geen gebarentaal gebruiken, maar een verbale tolk nodig hebben bij het liplezen.

Leidinggevenden in de wijk of ring kunnen een cursus gebarentaal organiseren. De kerk heeft een woordenboek met Amerikaanse gebarentaaltermen uitgegeven, de Dictionary of Sign Language Terms for The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints.

38.8.27.7

Privacy

Leidinggevenden houden rekening met de privacy van leden met een handicap voor, tijdens en na leid(st)ersvergaderingen waarin behoeften aan de orde komen. Leidinggevenden bespreken zonder toestemming geen diagnoses of andere persoonlijke informatie.

38.8.27.8

Assistentiedieren

Bisschoppen en ringpresidenten bepalen of assistentiehonden van mensen met een handicap in de kerk worden toegelaten. Andere dieren, met inbegrip van emotionele-steundieren (troostdieren), zijn doorgaans niet in kerkgebouwen of bij kerkevenementen toegestaan, tenzij dat wettelijk is vastgelegd. (In de Verenigde Staten heeft de kerk over het algemeen geen wettelijke verplichting om assistentiehonden of emotionele-steundieren in een kerkgebouw toe te laten.) Het is aan bisschoppen en ringpresidenten om hierin plaatselijk een beslissing te nemen. Zij houden rekening met de behoeften van gehandicapte personen en de behoeften van anderen in de unit.

Zie 27.1.3 en disability.ChurchofJesusChrist.org voor aanvullende richtlijnen over het gebruik van assistentiedieren in kerkgebouwen.

38.8.27.9

Deskundige gehandicapten

De bisschap of het ringpresidium roept naar behoefte een deskundige gehandicapten op wijk- of ringniveau. De deskundigen helpen leden met een handicap en hun verzorgers om aan bijeenkomsten en activiteiten van de kerk deel te nemen en erbij te horen.

De deskundigen bieden leden en leidinggevenden als volgt hun steun:

  • Zij leren mensen met een handicap en hun familieleden kennen.

  • Zij reageren op handicapgerelateerde vragen en zorgen van ouders, leidinggevenden en anderen.

  • Zij faciliteren toegang tot materialen, bijeenkomsten en activiteiten van de kerk. Dat kan via technologie en op andere manieren (zie 38.8.27.10).

  • Zij zoeken naar zinvolle mogelijkheden om leden met een handicap een steentje bij te laten dragen.

  • Zij stellen specifieke behoeften van gezinnen vast, alsook eventuele hulpbronnen in de gemeenschap, wijk en ring.

De deskundigen helpen leden met een handicap en hun verzorgers desgewenst om anderen informatie over de handicap te verschaffen.

38.8.27.10

Hulpbronnen

Zie disability.ChurchofJesusChrist.org voor hulpbronnen voor leden met een handicap, voor hun familie en verzorgers, en voor leidinggevenden en leerkrachten. Die website biedt het volgende:

  • Informatie die meer inzicht geeft in de uitdagingen waarmee mensen met een handicap te maken hebben.

  • Hulpbronnen die leden met een handicap en hun familieleden troost in het evangelie van Jezus Christus helpen vinden.

  • Een overzicht van kerkmaterialen in vormen die voor leden met een handicap toegankelijk zijn (zie ook store.ChurchofJesusChrist.org).

Vragen legt men voor aan:

Members with Disabilities

50 East North Temple Street

Salt Lake City, UT 84150–0024, VS

Telefoon: +1 801 240 2477 of +1 800 453 3860, toestel 2-2477

E-mail: disability@ChurchofJesusChrist.org

38.8.28

Hulp aan leden die door misdaad en gevangenschap getroffen zijn

Leidinggevenden in de kerk worden aangemoedigd om het voorbeeld van de Heiland te volgen en mensen die door misdaad getroffen zijn en wie in de gevangenis zitten hoop te bieden, en ze begrip en liefde te tonen (zie Mattheüs 25:34–36, 40).

De ringpresident geeft leiding aan het bedieningswerk in gevangenissen. Daarbij hoort de steun aan volwassenen en jongeren die in hechtenis zijn of onlangs uit de gevangenis of een detentiecentrum zijn ontslagen. Dit werk omvat ook de zorg voor gezinnen en kinderen met een gedetineerde ouder of dierbare.

Leidinggevenden met een gevangenis of detentiecentrum binnen hun unitgrenzen stellen zich op de hoogte van de mogelijkheden voor en behoeften aan bediening. Leidinggevenden kunnen voor informatiebronnen en richtlijnen terecht bij de onderafdeling Prison Ministry [bediening in de gevangenis] van de kerk:

E-mail: PrisonMinistry@ChurchofJesusChrist.org

Telefoon: +1 801 240 2644 of +1 800 453 3860, toestel 2-2644

38.8.29

Andere geloofsrichtingen

In veel andere geloofsrichtingen is veel te vinden dat inspireert, lovenswaardig is en respect afdwingt. De zendelingen en de andere leden gaan tactvol en respectvol met de geloofsovertuiging en tradities van anderen om. Ze mijden ook elke vorm van belediging.

Ring- en zendingspresidenten met vragen over betrekkingen met andere geloofsrichtingen nemen contact op met het gebiedspresidium. Andere plaatselijke leiders met dergelijke vragen nemen contact op met de ring- of zendingspresident.

38.8.30

Betrokkenheid bij politiek en samenleving

De leden van de kerk worden aangemoedigd om deel te nemen aan het politieke en bestuurlijke proces. In veel landen kan dat omvatten:

  • Stemmen.

  • Lid worden van, of zich inzetten voor, een politieke partij.

  • Financiële steun bieden.

  • Communiceren met partijfunctionarissen en -kandidaten.

  • Meedoen aan vreedzame, wettelijk toegestane demonstraties.

  • Werkzaam zijn in een ambt (verkozen of benoemd) bij de plaatselijke en landelijke overheid.

De leden wordt ook aangeraden zich actief in te zetten voor de verbetering van hun woonplaats en te werken aan een gemeenschap die een goede omgeving voor gezinnen is.

In overeenstemming met de plaatselijke wetten worden de leden aangemoedigd om te gaan stemmen, en zich goed in kwesties en kandidaten te verdiepen. Verschillende politieke partijen zetten zich in voor principes die in overeenstemming zijn met het evangelie. De leden van de kerk hebben de plicht zich te informeren over, en steun te geven aan, politici die eerlijk, goed en verstandig zijn (zie Leer en Verbonden 98:10).

De kerk neemt een neutraal standpunt in wat politieke partijen, programma’s en kandidaten betreft. De kerk hecht haar goedkeuring aan geen enkele politieke partij of politicus. Evenmin zegt zij haar leden op wie ze moeten stemmen.

In uitzonderlijke gevallen, als er morele kwesties of gebruiken van de kerk in het geding zijn, kan de kerk een standpunt in politieke aangelegenheden innemen. In dergelijke gevallen mengt de kerk zich mogelijk in politieke discussies om haar standpunten voor het voetlicht te brengen. Alleen het Eerste Presidium is bevoegd om:

  • Het standpunt van de kerk inzake morele kwesties te (laten) verwoorden.

  • Steun van de kerk toe te zeggen of te onthouden inzake specifieke wetgeving.

  • Zich namens de kerk uit te laten over juridische kwesties.

Plaatselijke leiders mobiliseren leden niet om zich actief in politieke kwesties te mengen. Leiders mogen ook niet proberen om de deelname van leden op dit gebied te beïnvloeden.

Kerkleden die een openbaar ambt ambiëren (verkozen of benoemd), moeten niet suggereren dat zij gesteund worden door de kerk of haar leiders. Leidinggevenden en leden van de kerk zeggen of doen ook niets dat opgevat kan worden als kerkelijke steun aan een politieke partij of kandidaat, een politiek platform of beleid.

Zelfs als de kerk een standpunt inneemt inzake een politieke kwestie, vraagt de kerk niet dat verkozen functionarissen op een bepaalde manier stemmen of een bepaald standpunt innemen. Leden met een openbare functie nemen hun eigen beslissingen. Die functionarissen zijn het wellicht niet altijd met elkaar of met een verklaard standpunt van de kerk eens. Zij spreken niet namens de kerk.

Politieke keuzes en voorkeuren behoren niet het onderwerp van lessen of oproepen in de kerk te zijn. Leidinggevenden zorgen ervoor dat de Heiland en zijn evangelie in de bijeenkomsten en activiteiten van de kerk centraal staan.

De leden oordelen elkaar niet in politieke aangelegenheden. Trouwe heiligen der laatste dagen kunnen tot allerlei politieke partijen behoren en op allerlei kandidaten stemmen. Elk lid dient zich in de kerk welkom te voelen.

Het is niet toegestaan kerkdocumenten, adreslijsten en soortgelijk materiaal voor politieke doeleinden te gebruiken.

Het is niet toegestaan het kerkgebouw te gebruiken voor politieke activiteiten. De kerkgebouwen mogen echter wel als stemlokaal worden gebruikt als er geen redelijk alternatief is (zie 35.5.6.3).

38.8.31

Privacy van leden

De leiders van de kerk hebben de plicht de privacy van de leden te waarborgen. Het is niet toegestaan om kerkdocumenten, adreslijsten en soortgelijk materiaal voor particuliere, commerciële of politieke doeleinden te gebruiken (zie ook 38.8.13).

Leidinggevenden in wijken en ringen slaan geen vertrouwelijke kerkgegevens op en delen die niet buiten door de kerk verschafte applicaties, systemen of internetdiensten. Voorbeelden van vertrouwelijke kerkgegevens zijn iemands:

  • Lidmaatschapsstatus.

  • Materiële behoeften.

  • Andere persoonlijke informatie die niet openbaar beschikbaar is.

Berichten van personen of overheidsinstanties met betrekking tot privacywetten dienen onmiddellijk naar het kantoor bescherming persoonsgegevens van de kerk te worden doorgestuurd.

E-mail: DataPrivacyOfficer@ChurchofJesusChrist.org.

Wijk- en ringleiders reageren niet op dergelijke berichten.

Zie ook de ‘Privacykennisgeving’ van de kerk op ChurchofJesusChrist.org. De leden kunnen leidinggevenden in de ring of wijk ook om hulp vragen om het beleid in te zien.

38.8.32

Eigen publicaties

Leden dienen ervan af te zien om een algemeen autoriteit, algemeen functionaris of gebiedszeventiger te vragen om als medeauteur op te treden of zijn of haar goedkeuring te hechten aan publicaties over de kerk of haar leer.

38.8.33

Boodschappen van algemene autoriteiten, algemene functionarissen en gebiedszeventigers opnemen, transcriberen of streamen

Leden mogen de boodschappen van algemene autoriteiten, algemene functionarissen en gebiedszeventigers niet opnemen, transcriberen of streamen. Sommige bijeenkomsten waarin deze leidinggevenden spreken, mogen op aanwijzing van de bisschop of ringpresident echter wel gestreamd worden. Zie 29.7 voor informatie.

Leden mogen thuis wel voor eigen niet-commercieel gebruik opnamen maken van de uitzendingen van de algemene conferentie.

38.8.34

Verwijzen naar de kerk en haar leden

De naam van de kerk is in 1838 aan de profeet Joseph Smith geopenbaard: ‘Want aldus zal mijn kerk in de laatste dagen heten, ja, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’ (Leer en Verbonden 115:4). Als we de kerk en de leden op de volgende manieren aanduiden, geeft dat de verbondenheid tussen Jezus Christus en de leden van zijn kerk aan.

De volledige naam van de kerk dient zoveel mogelijk gebruikt te worden. Als dan de eerste keer de volledige naam van de kerk is gebruikt, zijn de volgende termen juist en gepast:

  • De kerk

  • De Kerk van Jezus Christus

  • De herstelde Kerk van Jezus Christus

Als we het over kerkleden hebben, zijn de volgende termen juist en gepast:

  • Leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen

  • Heiligen der laatste dagen (de naam die de Heer zijn verbondsvolk in de laatste dagen heeft gegeven)

  • Leden van de Kerk van Jezus Christus

Andere termen voor kerkleden, zoals ‘mormonen’, ‘LDS’ of ‘HLD’, worden afgeraden.

Het gebruik van Mormon is wel juist in eigennamen, zoals het Boek van Mormon. Het is ook juist als bijvoeglijk naamwoord in historische uitdrukkingen, zoals ‘Mormon Trail’.

De term mormonisme is onjuist, en gebruik ervan wordt ontmoedigd. Verwijs naar de combinatie van de unieke leer, cultuur en levenswijze van de kerk bij voorkeur met de zinsnede ‘het herstelde evangelie van Jezus Christus’.

38.8.35

Vluchtelingen

Veel mensen zijn huis en haard ontvlucht om aan geweld, oorlog, geloofsvervolging en levensbedreigende situaties te ontkomen. In het kader van hun plicht om voor behoeftigen te zorgen (zie Mosiah 4:26), bieden kerkleden hun tijd, talenten en vriendschap aan om vluchtelingen als leden van hun gemeenschap welkom te heten. Zie Mattheüs 25:35; ChurchofJesusChrist.org/refugees.

38.8.36

Verzoeken om financiële steun van de kerk

Het beleid van de kerk is erop gericht financiële steun te verschaffen aan behoeftigen en voor gepaste doeleinden.

Financiële steun van de kerk aan behoeftige leden wordt door de bisschop geregeld (zie 22.3.2). Bisschoppen volgen de vastgestelde beginselen en beleidsregels en zorgen er zo voor dat kerkgelden op gepaste wijze aangewend worden (zie 22.4 en 22.5).

Behoeftige leden worden aangemoedigd om met hun bisschop te spreken. Ze nemen geen contact op met de hoofdzetel van de kerk en vragen andere kerkleiders of leden niet om geld. De bisschop schakelt doorgaans leidinggevenden van het ouderlingenquorum of de ZHV in om de behoeften in kaart te brengen.

38.8.37

Onderzoek en enquêtes in de kerk

Het doel van enquêtes en onderzoek in de kerk is betrouwbare informatie verzamelen die de algemene kerkleiding meeneemt in hun afwegingen. De onderafdeling Coördinatieonderzoek (CRD) is het enige gemachtigde onderzoeksbureau van de kerk. CRD schakelt ook wel derde partijen in om onderzoek te verrichten.

Als door de kerk gemachtigde onderzoekers contact met leden of leidinggevenden opnemen, vermelden ze daar de contactgegevens van een CRD-medewerker bij. Deze medewerker kan vragen over het onderzoek beantwoorden.

CRD streeft ernaar de identiteit en antwoorden van deelnemers aan een enquête of onderzoek te beschermen. Men mag te allen tijde van deelname afzien. Men hoeft sommige of alle vragen niet te beantwoorden.

Ouders of voogden moeten toestemming geven voordat kinderen jonger dan 18 jaar worden uitgenodigd om aan een onderzoek deel te nemen.

Plaatselijke leiders geven geen toestemming voor onderzoeken of enquêtes met betrekking tot de kerk. Zij dragen ook geen leden als kandidaten voor een onderzoek of enquête aan.

CRD houdt zich aan alle privacywetten. Plaatselijke leiders houden zich eveneens aan deze wetten en verschaffen de persoonsgegevens van leden niet aan onbevoegde onderzoekers, enquêteurs en onderzoeksbureaus.

Soms moet voor onderzoeksdoeleinden informatie in kerkbijeenkomsten verzameld worden. Dat geldt in het bijzonder als in het onderzoek de bijeenkomst centraal staat. In dergelijke gevallen zal CRD er samen met plaatselijke leiders voor zorgen dat de aanwezigheid van hun medewerkers niet afleidt van de bijeenkomsten.

Neem contact op met de onderafdeling Coördinatieonderzoek om een onderzoeksverzoek te verifiëren:

Telefoon: +1 801 240 2727 of +1 800 453 3860, toestel 2-2727

E-mail: research@ChurchofJesusChrist.org

38.8.38

Plaatselijke restricties om het evangelie te verspreiden in acht nemen

De kerk werkt aan de vervulling van Jezus Christus’ opdracht om het evangelie in de hele wereld te verkondigen (zie Mattheüs 28:19). Zendelingen zijn alleen werkzaam in landen waar ze officieel door de plaatselijke overheid erkend en welkom zijn.

De kerk en haar leden respecteren alle wetten en voorschriften met betrekking tot zendingsactiviteiten. In sommige delen van de wereld beperken uitgezonden zendelingen zich bijvoorbeeld tot humanitaire of andere bijzondere hulpverlening. Die zendelingen verkondigen het evangelie niet actief. Er zijn landen waar de kerk geen zendelingen naartoe stuurt.

38.8.39

Veiligheidsmaatregelen in de welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijven van de kerk

Veel welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijven van de kerk beschikken over machines die bij ondeskundig gebruik letsel kunnen veroorzaken. De ringpresident-beheerder (of anderen op zijn aanwijzing) en de managers van die bedrijven zien erop toe dat zowel de werknemers als de vrijwilligers een veilige werkplek hebben.

De werkers ontvangen geregeld instructie in veiligheidsmaatregelen. De werkplek moet periodiek geïnspecteerd worden. Gevaarlijke situaties voor de gezondheid en veiligheid worden gecorrigeerd. Ook wordt er voortdurend op toegezien dat de instructies worden nageleefd, het gereedschap en de apparatuur correct worden gebruikt en gevaarlijk gedrag wordt nagelaten.

Doorgaans zijn de werkers in deze bedrijven 16 jaar of ouder. De bediening van machines moet overgelaten worden aan volwassen, vakbekwame en ervaren lieden. Alleen volwassenen mogen elektrische apparaten bedienen.

De manager van het bedrijf meldt eventuele ongevallen aan:

  • Welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten: +1 801 240 3001 of +1 800 453 3860, toestel 2-3001

  • Onderafdeling Risicomanagement aan de hoofdzetel van de kerk (zie 20.7.6.3 voor contactgegevens)

38.8.40

De Schriften

38.8.40.1

Edities van de Bijbel

De kerk stelt vast welke edities van de Bijbel goed aansluiten bij de leer van de Heer in het Boek van Mormon en hedendaagse openbaring (zie Geloofsartikelen 1:8). Vervolgens wordt er een voorkeurseditie van de Bijbel gekozen voor veel talen die door leden van de kerk worden gesproken. In het Nederlands is dit de Herziene Statenvertaling (HSV).

In sommige talen publiceert de kerk haar eigen editie van de Bijbel. De door de kerk gepubliceerde edities zijn op gangbare Bijbels gebaseerd. Een aantal voorbeelden:

  • De King Jamesbijbel in het Engels.

  • De Reina-Valera (2009) in het Spaans.

  • De Almeida (2015) in het Portugees.

De door de kerk gepubliceerde edities van de Bijbel bevatten voetnoten, een index en andere studiewijzers.

De leden gebruiken in lessen en bijeenkomsten van de kerk zo mogelijk een voorkeurseditie of door de kerk gepubliceerde editie van de Bijbel. Dat komt de duidelijkheid in de bespreking en eenduidig begrip van de leer ten goede. Andere edities van de Bijbel zijn wellicht nuttig voor persoonlijke of wetenschappelijke studie.

38.8.40.2

Vertaling van de Schriften

De Heer droeg zijn profeten en apostelen op om de Schriften veilig te bewaren (zie Leer en Verbonden 42:56). De Raad van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen houdt nauwlettend toezicht op de vertaling van de Schriften van de kerk. Door het gebruik van goedgekeurde procedures wordt de leerstellige juistheid gewaarborgd en blijven bewijzen van de oorsprong van de tekst behouden.

Gebiedspresidiums dienen officiële verzoeken voor nieuwe vertalingen van de Schriften in bij de afdeling Coördinatie van de kerk.

38.8.40.3

Schriften in hedendaagse taal

De Raad van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen verleent geen toestemming om Schriftteksten in hedendaagse taal of spreektaal te vertalen of te herschrijven. Kerkpublicaties voor kinderen vormen hierop een uitzondering.

38.8.40.4

Toegang tot de Schriften

Gedrukte exemplaren van de Schriften, waaronder diverse voorkeursedities van de Bijbel, zijn verkrijgbaar bij de distributiecentra van de kerk. Voorkeursedities van de Bijbel zijn vaak ook te vinden bij plaatselijke boekhandels, online en in Bijbel-apps. De digitale tekst en audio-opnamen van door de kerk gepubliceerde edities en sommige voorkeursedities zijn beschikbaar in de app Evangeliebibliotheek en op scriptures.ChurchofJesusChrist.org. Daarin staat ook een lijst met Schriften die per taal beschikbaar zijn.

38.8.41

Informatie uit betrouwbare bronnen halen

In de huidige wereld is informatie makkelijk voorhanden en te delen. Dit kan een grote zegen zijn voor wie graag goed geïnformeerd willen zijn. Veel informatiebronnen zijn echter onbetrouwbaar en niet opbouwend. Sommige bronnen zetten aan tot boosheid, twist, angst of ongegronde samenzweringstheorieën (zie 3 Nephi 11:30; Mosiah 2:32). Daarom is het belangrijk dat kerkleden bij hun zoektocht naar waarheid wijsheid betrachten.

Leden van de kerk dienen alleen geloofwaardige, betrouwbare en op feiten gegronde informatiebronnen te raadplegen en te delen. Zij mijden bronnen die speculatief of op geruchten gefundeerd zijn. Kerkleden kunnen door de leiding van de Heilige Geest en zorgvuldige studie waarheid van dwaling leren onderscheiden (zie Leer en Verbonden 11:12; 45:57). Wat de leer en het beleid van de kerk betreft, zijn de Schriften, de leringen van de hedendaagse profeten en het Algemeen handboek de gezaghebbende bronnen.

38.8.42

Seminars en vergelijkbare bijeenkomsten

De kerk waarschuwt de leden voor seminars en soortgelijke bijeenkomsten met presentaties die:

  • Heilige zaken minachtend, spottend of anderszins ongepast behandelen.

  • De kerk schade kunnen berokkenen, afbreuk aan haar zending doen of het welzijn van haar leden of leidinggevenden in gevaar brengen.

Leden moeten niet toestaan dat hun positie of status in de kerk gebruikt wordt om dergelijke bijeenkomsten te propageren of hun goedkeuring ervan te suggereren.

Zie 35.5, 38.6.12 en 38.7.8 voor meer informatie. Zie ook Jakob 6:12.

38.8.43

Steun aan leden in het ziekenhuis en zorgcentra

Leidinggevenden bieden steun aan leden in het ziekenhuis en zorgcentra binnen hun unit. Zij houden zich aan de richtlijnen van de instelling.

Zie 18.9.1 voor informatie over de bediening van het avondmaal aan leden in deze instellingen. Zie 37.6 voor informatie over de stichting van een wijk of gemeente.

38.8.44

Belastbare activiteiten

Leiders in wijk en ring zien erop toe dat de plaatselijke activiteiten de belastingvrijdom van de kerk niet in gevaar brengen. Zie 34.8.1 voor nadere richtlijnen.

38.8.45

Belasting

Kerkleden behoren zich aan de belastingwetten van het land waar ze wonen te houden (zie Geloofsartikelen 1:12; Leer en Verbonden 134:5). Leden die het niet eens zijn met de belastingwetgeving, kunnen die aanvechten voor zover de wetten van hun land dat toelaten.

Kerkleden botsen met de wet en met de leringen van de kerk als zij:

  • Opzettelijk verplichte belastingen niet betalen of weigeren te betalen.

  • Lichtzinnige juridische argumenten bezigen om belastingbetaling te omzeilen.

  • Weigeren gehoor te geven aan een definitief besluit in een belastingzaak waarin ze gehouden zijn belasting te betalen.

Deze leden komen mogelijk niet voor een tempelaanbeveling in aanmerking. Zij worden niet tot een leidinggevende positie in de kerk geroepen.

Een kerklidmaatschapsraad is verplicht als een lid voor de overtreding van belastingwetten strafrechtelijk veroordeeld is (zie 32.6.1.5).

38.8.46

Beleid inzake reizen

Een man en een vrouw moeten niet samen reizen om een kerkactiviteit of -bijeenkomst bij te wonen of om ergens een taak te vervullen, tenzij ze met elkaar zijn getrouwd of beiden alleenstaand zijn. Zie 20.7.7 voor overige reisrichtlijnen.

38.9

Militaire zaken en geestelijke verzorging

Ringpresidenten en bisschoppen zorgen ervoor dat de zegeningen van de kerk binnen bereik komen van de leden die in de krijgsmacht dienen. Het programma Militaire zaken en geestelijke verzorging bestaat uit:

  • Steun uit ringen en wijken.

  • Kerkoriëntatie voor leden die in de krijgsmacht gaan.

  • Organisatie van wijken, gemeenten of groepen voor leden in de krijgsmacht.

  • Akkoordverklaring voor en steun van geestelijk verzorgers van de kerk.

  • Informatie over het dragen van het garment in de krijgsmacht.

  • Steun van zendingsechtparen toegewezen aan bepaalde militaire bases.

38.9.1

Militaire zaken: leidinggevenden in de ring

Als er zich binnen de ringgrenzen een militaire basis bevindt of als er in een ring leden zijn die in de krijgsmacht dienen, heeft het ringpresidium de taken die in deze paragraaf worden uitgelegd. Als de militaire basis zich niet in een ring maar in een zendingsgebied bevindt, vallen die taken onder de zendingspresident.

Een lid van het ringpresidium ziet toe op de kerkoriëntatie voor opgeroepen militairen in de ring. Hij ziet erop toe dat alle leden die in de krijgsmacht gaan, de oriëntatie aangeboden krijgen. De ringsecretaris kan deze oriëntatie coördineren. (Zie 38.9.3.)

38.9.1.1

Kerkdiensten op militaire bases

Als er op een militaire basis kerkdiensten worden gehouden, sticht de president van de ring waarin zich de militaire basis bevindt voor leden in de krijgsmacht en hun gezin (zie 38.9.4) naar behoefte:

  • Een wijk met een bisschap (met toestemming van het Eerste Presidium)

  • Een gemeente met een gemeentepresidium

  • Een groep voor militairen met een groepsleider en assistenten

De ringpresident roept de leiders van deze units, stelt ze aan en houdt toezicht op ze. Hij geeft de contactgegevens van deze leiders door aan de onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging van de kerk. Hij kan aan elke groep militairen een wijk toewijzen als steunpunt.

De ringpresident verschaft iedere bisschop, gemeentepresident of groepsleider in overleg met de onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging een aanstellingsbrief. Die brief bevat een functieomschrijving en een machtiging om de unit te presideren en bijeenkomsten te leiden. De geestelijk verzorger op de basis hoort een kopie van die brief te ontvangen.

Defensie bepaalt welke geestelijk verzorger(s) bij een godsdienstige samenkomst op een militaire basis betrokken zijn. Als er een geestelijk verzorger van de kerk op de basis is, houdt hij doorgaans toezicht op de unit van de kerk die daar vergadert. De geestelijk verzorger presideert de eredienst niet, tenzij hij de bisschop, gemeentepresident of groepsleider is. Zijn aanwezigheid en deelname wordt echter wel verwacht.

Een lid van het ringpresidium houdt op elke militaire basis in de ring goed contact met de geestelijk verzorger met de hoogste anciënniteit. Hij ziet erop toe dat de bisschoppen van de wijken die een militaire basis binnen de grenzen van hun wijk hebben hetzelfde doen. Deze leiders informeren de geestelijk verzorger over het zondagse schema, de plek van samenkomst en de contactpersoon. De geestelijk verzorger kan die informatie dan weer doorgeven aan de leden op de militaire basis.

38.9.1.2

Geestelijk verzorgers van de kerk in ringen

De ringpresident voert jaarlijks een gesprek met iedere geestelijk verzorger van de kerk die in de ring woont. Hij informeert dan naar het welzijn van de geestelijk verzorger en gaat na of de betrokkene zich aan de kerknormen houdt. De ringpresident houdt ook jaarlijks een afzonderlijk gesprek met de huwelijkspartner van iedere geestelijk verzorger.

Een geestelijk verzorger en zijn of haar huwelijkspartner behoren een wijk- of ringroeping te hebben. Een geestelijk verzorger die Melchizedeks-priesterschapsdrager is, mag een leidinggevende functie vervullen, zoals in de hoge raad of als presiderend functionaris van een wijk, gemeente of groep voor militairen. Een dergelijke roeping mag zijn militaire plichten echter niet in de weg staan.

Geestelijk verzorgers kunnen de ringpresident op de volgende manieren bijstaan:

  • Verslag uitbrengen in de ringraad over kerkunits die op militaire bases bijeenkomen. Informatie over nieuwe en terugkerende leden maakt daar deel van uit.

  • Optreden als contactpersoon tussen de legerleiding en de ringpresident.

  • De ringpresident aangeven welke leden in de krijgsmacht als groepsleider voor militairen geroepen zouden kunnen worden.

  • Nieuwe en terugkerende kerkleden in de krijgsmacht helpen versterken.

  • Leden in de krijgsmacht voorbereiden op heilige verordeningen en het nakomen van hun verbonden.

38.9.2

Militaire zaken: leidinggevenden in de wijk

Een lid van de bisschap voert vooraf een gesprek met leden die in de krijgsmacht gaan. Hij ziet erop toe dat zij de kerkoriëntatie voor opgeroepen militairen aangeboden krijgen (zie 38.9.3).

Zie 33.6.9 voor informatie over de lidmaatschapskaart van een lid dat in de krijgsmacht gaat. Sommige leden worden in een oorlogs- of afgelegen gebied gestationeerd. In die gevallen neemt de bisschop contact op met de onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging van de kerk voor advies inzake de lidmaatschapskaarten (zie 38.9.10).

De leidinggevenden in de thuiswijk corresponderen regelmatig met elk lid van de wijk in de krijgsmacht dat elders is gestationeerd.

De bisschop houdt goed contact met de geestelijk verzorger met de hoogste anciënniteit op elke militaire basis.

38.9.3

Kerkoriëntatie voor opgeroepen militairen

In de kerkoriëntatie voor opgeroepen militairen worden leden die in de krijgsmacht gaan, ingelicht over wat zij in militaire dienst van de kerk kunnen verwachten wat kerkdiensten en activiteiten betreft. Deze oriëntatie kan op wijk- of ringniveau worden gehouden.

Een lid van het ringpresidium of de bisschap roept een instructeur voor opgeroepen militairen om de oriëntatie te leiden. De instructeur heeft bij voorkeur recente militaire ervaring. Als er geen deskundige instructeur beschikbaar is, neemt de ringpresident of bisschop contact op met de afdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging voor advies.

Zie ‘Pre–Military Service Church Orientation’ op ChurchofJesusChrist.org voor meer informatie.

38.9.4

Kerkunits voor leden in de krijgsmacht

Leden in de krijgsmacht maken doorgaans deel uit van een wijk in de buurt van de basis waar zij gelegerd zijn. In de volgende situaties kan de ring- of zendingspresident echter een wijk, gemeente of groep voor leden in de krijgsmacht en hun gezinsleden op de basis stichten:

  • Er is geen wijk binnen een redelijke afstand van de militaire basis.

  • De militairen verstaan de taal niet die in de plaatselijke wijk gesproken wordt.

  • De militairen mogen de militaire basis niet af vanwege opleidingseisen of andere restricties.

  • De militaire eenheid van de leden is of zal worden ingezet op een locatie waar een van de volgende zaken van toepassing is:

    • De kerk is niet georganiseerd.

    • De plaatselijke kerkunit kan de leden vanwege een andere taal niet onderbrengen.

    • Het is niet haalbaar om de plaatselijke bijeenkomsten bij te wonen.

  • Leden die reservist of gardist zijn en aan weekendexercities of jaarlijkse oefeningen deelnemen.

Wijken en gemeenten op militaire bases worden gesticht overeenkomstig de procedures in hoofdstuk 37.

Doorgaans worden er wijken en gemeenten gesticht om zowel de militairen als hun gezinsleden te steunen. Er kan ook een wijk of gemeente worden gesticht voor militairen zonder hun gezin. Die units worden bijvoorbeeld gesticht voor leden die een basis- of vervolgopleiding volgen of elders gelegerd zijn. Defensie staat kerkleden zonder militaire functies doorgaans niet toe om deel uit te maken van wijken of gemeenten die gebruik maken van gebouwen op de basis.

Als het aantal leden of andere omstandigheden de stichting van een wijk of gemeente op een militaire basis niet rechtvaardigen, kan de ring- of zendingspresident een groep voor militairen stichten. Een groep voor militairen is een kleine kerkunit die kerkdiensten houdt en over de unitleden waakt. De groepsleider draagt geen priesterschapssleutels. Daarom is hij niet gemachtigd om tiende en offergaven in ontvangst te nemen, leden te begeleiden bij ernstige zonden, lidmaatschapsprivileges in te perken of andere taken te vervullen waar priesterschapssleutels voor nodig zijn (zie 37.7). Zie voor informatie over groepen voor leden in de krijgsmacht ‘Service Member Groups and Responsibilities of Group Leaders’ op ChurchofJesusChrist.org.

Wanneer er een kerkunit op een militaire basis wordt gesticht, overlegt de unitleider met de geestelijk verzorger met de hoogste anciënniteit op de basis om de tijden van bijeenkomsten en het gebruik van de voorzieningen op de basis te coördineren. Als er geen geestelijk verzorger aan de basis is toegewezen, overlegt de ringpresident met de bevelhebbend commandant.

38.9.5

Groepsleiders in oorlogs- of afgelegen gebieden

De ring- of zendingspresident roept doorgaans groepsleiders voor militairen en stelt ze aan. Dat is in sommige oorlogs- of afgelegen gebieden wellicht niet altijd mogelijk. Aangezien een groepsleider geen priesterschapssleutels ontvangt, is het toegestaan dat hij benoemd wordt zonder te worden aangesteld. De priesterschapsleider die verantwoordelijk is voor de locatie, mag een trouwe Melchizedeks-priesterschapsdrager benoemen tot groepsleider. Wel informeert hij eerst bij diens bisschop en ringpresident of hij de kerknormen naleeft. Of als er een geestelijk verzorger van de kerk in het gebied is, kan de priesterschapsleider hem machtigen om een groepsleider te roepen en aan te stellen.

Groepsleiders voor leden in de krijgsmacht in afgelegen gebieden kunnen kerkmateriaal en benodigdheden aanvragen bij de onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging (zie 38.9.10).

Soms kan een kerklid dat in de krijgsmacht is ingezet niet met andere kerkleden samenkomen. De bisschop mag hem in dat geval machtigen om het avondmaal te bedienen en te gebruiken als hij het Melchizedeks priesterschap draagt of priester in het Aäronisch priesterschap is. Als meerdere kerkleden op dezelfde locatie zijn ingezet, wordt er een groepsleider geroepen.

De onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging van de kerk wordt op de hoogte gesteld als er een groepsleider is geroepen. De groepsleider ontvangt een aanstellingsbrief (zie 38.9.1.1).

38.9.6

Zending en dienstplicht

Voor landen met een militaire dienstplicht geldt dat kerkleden doorgaans hun militaire dienst moeten voltooien voordat ze op zending kunnen gaan. In sommige landen kan de militaire dienst tot na een zending uitgesteld worden. Ringpresidenten en bisschoppen moeten op de hoogte zijn van de vereisten van hun land, zodat zij de leden op gepaste wijze kunnen adviseren. Leden bij de reservisten of gardisten kunnen na de voltooiing van de basis- en vervolgopleiding op zending gaan.

Zie voor meer informatie ‘Missionary Service and Military Obligations’ op ChurchofJesusChrist.org.

38.9.7

Geestelijk verzorgers van de kerk

De onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging zorgt voor een gecentraliseerde ondersteuning voor mannelijke en vrouwelijke geestelijk verzorgers die in verschillende overheidsinstellingen en niet-overheidsinstellingen werkzaam zijn. Denk bijvoorbeeld aan:

  • De krijgsmacht.

  • Ziekenhuizen.

  • Hospices.

  • Gevangenissen.

  • Detentiecentra.

  • Politie en brandweer.

  • Grenspolitie.

  • Burger- en veteranenorganisaties.

  • Hogescholen en universiteiten.

Elke organisatie legt vast waaraan de geestelijk verzorger qua opleiding en bediening moet voldoen. Voor de meeste organisaties is er ook instemming van de kerk nodig voordat iemand de functie van geestelijk verzorger namens de kerk mag vervullen. De onderafdeling Militaire zaken en geestelijke verzorging van de kerk regelt de akkoordverklaring voor geestelijk verzorgers van de kerk. Aanbevelingsbrieven van bisschoppen en ringpresidenten zijn niet voldoende en moeten niet worden verstrekt.

Geestelijk verzorgers van de kerk:

  • Zijn er voor mensen van alle geloofsrichtingen, inclusief heiligen der laatste dagen.

  • Zorgen ervoor dat iedereen godsdienstvrijheid wordt toegestaan.

  • Komen tegemoet aan de godsdienstige behoeften van wie zij bijstaan.

Zie voor meer informatie ‘Latter-day Saint Chaplains’ op ChurchofJesusChrist.org.

38.9.8

Het garment in de krijgsmacht

Zie 38.5.6.

38.9.9

Zendingsechtparen

Gepensioneerde echtparen met een militaire achtergrond kunnen als zendeling militaire zaken naar bepaalde militaire bases geroepen worden. Ze assisteren plaatselijke priesterschapsleiders met geestelijke zorg aan nieuwe en terugkerende leden. Ze bieden ook steun aan gezinnen van uitgezonden leden in de krijgsmacht tijdens hun afwezigheid.

38.9.10

Overige informatie

Zie 33.6.9 voor informatie over lidmaatschapskaarten van leden in de krijgsmacht.

Zie 38.2.10.3 voor informatie over patriarchale zegens voor leden in de krijgsmacht.

Zie 38.2.9.6 voor informatie over de ordening van leden in de krijgsmacht in afgelegen gebieden.

Zie 26.3.2 voor informatie over de verstrekking van tempelaanbevelingen in afgelegen gebieden.

Als kerkleiders vragen hebben over militaire zaken, nemen ze contact op met:

Military Relations and Chaplain Services Division

50 East North Temple Street, Room 2411

Salt Lake City, UT 84150–0024, VS

Telefoon: +1 801 240 2286

E-mail: pst-military@ChurchofJesusChrist.org