Handboeken en roepingen
37. Gespecialiseerde ringen, wijken en gemeenten


‘37. Gespecialiseerde ringen, wijken en gemeenten’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2020).

‘37. Gespecialiseerde ringen, wijken en gemeenten’, Algemeen handboek.

Afbeelding
mensen eten buiten

37.

Gespecialiseerde ringen, wijken en gemeenten

37.0

Inleiding

Een ringpresident kan de stichting van een gespecialiseerde ring, wijk of gemeente voorstellen om de leden van dienst te zijn, zoals in dit hoofdstuk uiteen wordt gezet. Zie 36.3 voor informatie over de stichting van gespecialiseerde units in een zendingsgebied.

Een ringpresident dient een nieuw voorstel in op Boundary and Leadership Proposals. Als hij het onlinesysteem niet kan gebruiken, kan hij papieren formulieren downloaden door op de link te klikken. Alleen het Eerste Presidium kan het voorstel goedkeuren.

Bel +1 801 240 1007 voor ondersteuning in de Verenigde Staten en Canada. Neem in andere landen contact op met het gebiedskantoor.

37.1

Wijken en gemeenten voor anderstaligen

Een ringpresident kan voorstellen om een wijk of gemeente voor anderstaligen te stichten voor leden in de ring die (1) de plaatselijke moedertaal niet spreken of (2) gebarentaal gebruiken.

Een ringpresident kan ook voorstellen om een wijk of gemeente voor anderstaligen te stichten met daarin ook leden uit een of meer naburige ringen. De betreffende ringpresidenten plannen en coördineren het voorstel. Een van de deelnemende ringen is voor de wijk of gemeente verantwoordelijk.

Minimumvereisten om een wijk of gemeente voor anderstaligen in een ring te stichten

Wijk

Gemeente

Aantal leden (actief en minderactief)

Wijk

125

Gemeente

Geen minimum

Aantal actieve Melchizedeks-priesterschapsdragers die een volledige tiende betalen en leidinggevende capaciteiten hebben

Wijk

1 op elke 20 leden (actief en minderactief). Het moeten er minimaal 15 zijn.

Gemeente

4

De grenzen van taalunits komen doorgaans overeen met de grenzen van geografische wijken, gemeenten en ringen.

De kinderen en jongeren van een taalunit mogen desgewenst klassen met een geografische unit combineren (zie 29.2.8).

Zie 36.3 voor gemeenten voor anderstaligen in een zendingsgebied. Zie 36.4.2 voor naamgevingsrichtlijnen voor wijken en gemeenten.

Afbeelding
jongeren in gesprek

37.1.1

Lidmaatschap in een wijk of gemeente voor anderstaligen

  • Leden moeten binnen de grenzen van de wijk of gemeente voor anderstaligen wonen.

  • Leden mogen kiezen om deel te gaan uitmaken van de taalunit of hun geografische unit.

  • De lidmaatschapskaart van iedere betrokkene is in de unit waar hij of zij naar de kerk gaat.

37.1.2

Leidinggevenden in een wijk of gemeente voor anderstaligen

  • Doorgaans worden broeders binnen de grenzen van de taalunit als bisschop of gemeentepresident en diens raadgevers geroepen. Uitzonderingen zijn mogelijk voor leiders die niet binnen de grenzen van de unit wonen, maar wel binnen de ring die verantwoordelijk is.

  • Voordat er een bisschop wordt geroepen, is goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk.

  • Leidinggevenden en leerkrachten zijn doorgaans leden uit de wijk of gemeente zelf.

37.2

Wijken en gemeenten voor jonge alleenstaanden in een geografische ring

Als er in een ring voldoende actieve jonge alleenstaanden zijn die tot een wijk of gemeente voor jonge alleenstaanden (voor leden van 18–30 jaar) willen behoren, kan de ringpresident de stichting van zo’n wijk of gemeente voorstellen. Overweeg het volgende:

  • Het effect op de persoonlijke vooruitgang en geestelijke ontwikkeling van de jonge alleenstaanden. Daarbij wordt ook bekeken in hoeverre ze aan alle aspecten van Gods werk van heil en verhoging kunnen deelnemen (zie 1.2).

  • De gevolgen voor de geografische units waaruit de unit voor jonge alleenstaanden leden zal aantrekken.

  • De reistijd en -kosten voor jonge alleenstaanden en leidinggevenden.

Een ringpresident mag tevens voorstellen om een wijk of gemeente te stichten met daarin ook leden uit een of meer naburige ringen. Ringpresidenten overwegen of activiteiten van meerdere ringen beter in de behoeften van jonge alleenstaanden voorzien dan de stichting van een wijk of gemeente. Een van de deelnemende ringen is voor de wijk of gemeente verantwoordelijk.

Een geografische ring waarvan de grenzen die van een ring voor jonge alleenstaanden overlappen, heeft geen eigen unit voor jonge alleenstaanden.

Minimumvereisten om een unit voor jonge alleenstaanden in een ring te stichten

Wijk

Gemeente

Aantal actieve leden

Wijk

125

Gemeente

50

Aantal actieve Melchizedeks-priesterschapsdragers die een volledige tiende betalen en leidinggevende capaciteiten hebben

Wijk

1 op elke 20 leden (actief en minderactief). Het moeten er minimaal 15 zijn.

Gemeente

4

Een jonge-alleenstaandenwijk heeft doorgaans niet meer dan 225 actieve leden.

Zie 36.4.2 voor naamgevingsrichtlijnen voor wijken en gemeenten.

37.2.1

Lidmaatschap in een wijk of gemeente voor jonge alleenstaanden in een geografische ring

  • Leden moeten jong-alleenstaand (18–30 jaar) zijn en binnen de grenzen van de wijk of gemeente voor jonge alleenstaanden wonen.

  • Jonge alleenstaanden mogen zelf kiezen of ze deel willen uitmaken van de unit voor jonge alleenstaanden of van hun geografische unit.

  • De lidmaatschapskaart van iedere betrokkene is in de unit waar hij of zij naar de kerk gaat.

  • Als de ringpresident van mening is dat een minderactieve jonge alleenstaande in zijn ring erbij gebaat is, kan hij de overheveling van diens lidmaatschapskaart van de geografische unit naar de unit voor jonge alleenstaanden goedkeuren. Als het minderactieve lid weer actief wordt, mag hij of zij kiezen om in de unit voor jonge alleenstaanden of de geografische unit naar de kerk te gaan.

  • Jonge alleenstaande ouders (18–30 jaar) met kinderen thuis, blijven in hun geografische unit. De ouders mogen wel de activiteiten van de unit voor jonge alleenstaanden bijwonen.

  • Leden gaan niet (meer) in een unit voor jonge alleenstaanden naar de kerk als ze gaan trouwen of 31 jaar worden. Zie 37.5 voor alleenstaande leden van 31–45 jaar.

37.2.2

Leidinggevenden in een wijk of gemeente voor jonge alleenstaanden in een geografische ring

  • De bisschop of gemeentepresident moet gehuwd zijn, ervaring hebben en weloverwogen handelen. Voordat er een bisschop wordt geroepen, is goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk. Doorgaans woont de bisschop of gemeentepresident binnen de grenzen van de unit voor jonge alleenstaanden. Uitzonderingen daarop zijn mogelijk voor units voor jonge alleenstaanden in de buurt van instellingen voor hoger onderwijs.

  • De raadgevers van de bisschop zijn eventueel lid van de unit. Ook andere alleenstaande of gehuwde mannen die binnen de unitgrenzen wonen, komen in aanmerking. Ze moeten hogepriester zijn. Als iemand die is geroepen als raadgever in een bisschap nog geen hogepriester is, ziet de ringpresident toe op diens ordening tot hogepriester voordat hij hem aanstelt.

  • Een gemeentepresident en zijn raadgevers kunnen hogepriester of ouderling zijn.

  • Overige leidinggevenden en leerkrachten zijn jonge alleenstaanden die lid van de unit zijn.

37.3

Ringen voor jonge alleenstaanden met hun wijken en gemeenten

In een gebied met veel jonge alleenstaanden, doorgaans in de buurt van een universiteit of hogeschool, kunnen één of meer ringen voor jonge alleenstaanden worden gesticht.

Minimumvereisten om een ring, wijk of gemeente voor jonge alleenstaanden te stichten

Ring voor jonge alleenstaanden

  • 1500 leden (actief en minderactief)

  • 5 wijken

Wijk voor jonge alleenstaanden in een ring voor jonge alleenstaanden

  • 125 leden (actief)

  • 1 actieve Melchizedeks-priesterschapsdrager die een volledige tiende betaalt en leidinggevende capaciteiten heeft op elke 20 leden (actief en minderactief). Het moeten er minimaal 15 zijn.

Gemeente voor jonge alleenstaanden in een ring voor jonge alleenstaanden

  • 50 leden (actief)

  • 4 actieve Melchizedeks-priesterschapsdragers die een volledige tiende betalen en leidinggevende capaciteiten hebben

Een geografische ring waarvan de grenzen die van een ring voor jonge alleenstaanden overlappen, heeft geen eigen unit voor jonge alleenstaanden.

Een unit voor jonge alleenstaanden in een geografische ring kan alleen naar een ring voor jonge alleenstaanden worden overgeheveld als:

  • Haar grenzen aan de ring voor jonge alleenstaanden grenzen.

  • De presidenten van beide ringen de overheveling steunen.

Zie 36.4.1 en 36.4.2 voor naamgevingsrichtlijnen voor ringen en wijken.

37.3.1

Lidmaatschap in een ring voor jonge alleenstaanden met zijn wijken en gemeenten

  • Leden moeten jong-alleenstaand (18–30 jaar) zijn en binnen de grenzen van de wijk of gemeente voor jonge alleenstaanden wonen.

  • Alle actieve en minderactieve jonge alleenstaanden in de ring die niet bij hun ouders wonen, maken deel uit van de ring voor jonge alleenstaanden, tenzij ze ervoor kiezen om in hun geografische wijk naar de kerk te gaan.

  • Jonge alleenstaanden die bij hun ouders wonen, mogen zelf kiezen of ze deel willen uitmaken van de unit voor jonge alleenstaanden of van hun geografische unit.

  • De lidmaatschapskaart van iedere betrokkene is in de unit waar hij of zij naar de kerk gaat.

  • Jonge alleenstaande ouders (18–30 jaar) met kinderen thuis, blijven in hun geografische unit. De ouders mogen wel de activiteiten van de unit voor jonge alleenstaanden bijwonen.

  • Leden gaan niet (meer) in een unit voor jonge alleenstaanden naar de kerk als ze gaan trouwen of 31 jaar worden. Zie 37.5 voor alleenstaande leden (31–45 jaar).

37.3.2

Leidinggevenden in een ring voor jonge alleenstaanden met zijn wijken en gemeenten

  • De ringpresident, ringpatriarch, bisschoppen en gemeentepresidenten moeten gehuwd zijn, ervaring hebben en weloverwogen handelen. Voordat er een bisschop wordt geroepen, is goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk. Broeders van buiten de ringgrenzen mogen geroepen worden, dit ter bepaling door het gebiedspresidium. Wie dergelijke roepingen verlenen, vragen de ringpresident van de betrokkene eerst om toestemming. Zie hoofdstuk 30 voor richtlijnen.

  • Raadgevers van de ringpresident, hogeraadsleden, raadgevers in een bisschap en raadgevers in een gemeentepresidium zijn al dan niet gehuwd. ZHV-presidentes en raadgeefsters zijn al dan niet gehuwd. Zondagsschoolpresidenten en raadgevers zijn al dan niet gehuwd. Deze leidinggevenden zijn doorgaans leden van de ring. Leden van buiten de ringgrenzen mogen ook geroepen worden, dit ter bepaling door het gebiedspresidium.

  • Raadgevers van een bisschop moeten hogepriester zijn. Als iemand die is geroepen als raadgever in een bisschap nog geen hogepriester is, ziet de ringpresident toe op diens ordening tot hogepriester voordat hij hem aanstelt. Een gemeentepresident en zijn raadgevers kunnen hogepriester of ouderling zijn.

  • Voordat er een patriarch wordt geroepen, is goedkeuring van het Quorum der Twaalf noodzakelijk.

  • Overige leidinggevenden en leerkrachten in de wijken en gemeenten zijn jonge alleenstaanden die lid van de unit zijn.

37.4

Ringen en wijken voor gehuwde studenten

Er kan een ring of wijk worden gesticht voor gehuwde studenten die lid van de kerk zijn en in de buurt van een instelling voor hoger onderwijs wonen.

Minimumvereisten om een ring of wijk voor gehuwde studenten te stichten

Ring voor gehuwde studenten

  • 1500 leden (actief en minderactief)

  • 5 wijken

Wijk voor gehuwde studenten

  • 125 leden (actief en minderactief)

  • 1 actieve Melchizedeks-priesterschapsdrager die een volledige tiende betaalt en leidinggevende capaciteiten heeft op elke 20 leden (actief en minderactief). Het moeten er minimaal 15 zijn.

Zie 36.4.1 en 36.4.2 voor naamgevingsrichtlijnen voor ringen en wijken.

37.4.1

Lidmaatschap in ringen en wijken voor gehuwde studenten

  • Leden moeten een gehuwde student zijn en binnen de grenzen van de wijk voor gehuwde studenten wonen.

  • Gehuwde studenten mogen kiezen om deel te gaan uitmaken van de wijk voor gehuwde studenten of hun geografische unit.

  • De lidmaatschapskaarten zijn in de unit waar het gezin naar de kerk gaat.

37.4.2

Leidinggevenden in ringen en wijken voor gehuwde studenten

Zie 37.3.2 en volg dezelfde richtlijnen.

37.5

Wijken voor alleenstaanden

Alleenstaande leden (31–45 jaar) worden doorgaans het beste gediend in een geografische unit. Een ringpresident kan bij uitzondering de stichting van een wijk voor alleenstaanden voorstellen.

Een ringpresident kan tevens voorstellen om een wijk voor alleenstaanden te stichten met daarin ook leden uit een of meer naburige ringen. De betreffende ringpresidenten plannen en coördineren het voorstel. Een van de deelnemende ringen is voor de wijk verantwoordelijk.

Minimumvereisten om een wijk voor alleenstaanden in een ring te stichten

Aantal leden (actief en minderactief)

125

Aantal actieve Melchizedeks-priesterschapsdragers die een volledige tiende betalen en leidinggevende capaciteiten hebben

1 op elke 20 leden (actief en minderactief). Het moeten er minimaal 15 zijn.

Zie 36.4.2 voor naamgevingsrichtlijnen voor wijken.

37.5.1

Lidmaatschap in een wijk voor alleenstaanden

  • Leden moeten een alleenstaande (31–45 jaar) zijn en binnen de grenzen van de wijk voor alleenstaanden wonen.

  • Alleenstaanden mogen kiezen om deel te gaan uitmaken van de wijk voor alleenstaanden of hun geografische unit.

  • De lidmaatschapskaart van iedere betrokkene is in de unit waar hij of zij naar de kerk gaat.

  • Alleenstaande ouders (31–45 jaar) met kinderen thuis blijven in hun geografische unit. De ouders mogen wel de activiteiten van de wijk voor alleenstaanden bijwonen.

  • Leden gaan niet (meer) in een wijk voor alleenstaanden naar de kerk als ze gaan trouwen of 46 jaar worden.

37.5.2

Leidinggevenden in een wijk voor alleenstaanden

  • De bisschop moet een gehuwd hogepriester zijn, ervaring hebben en weloverwogen handelen. Voordat er een bisschop wordt geroepen, is goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk.

  • De raadgevers van een bisschop zijn eventueel lid van de unit. Ook andere alleenstaande of gehuwde mannen die binnen de unitgrenzen wonen, komen in aanmerking. Ze moeten hogepriester zijn. Als iemand die is geroepen als raadgever in een bisschap nog geen hogepriester is, ziet de ringpresident toe op diens ordening tot hogepriester voordat hij hem aanstelt.

  • Overige leidinggevenden en leerkrachten zijn alleenstaanden die lid van de wijk zijn.

37.6

Wijken en gemeenten voor leden in bijzondere omstandigheden

Een ringpresident kan voorstellen om een wijk of gemeente voor leden in bijzondere omstandigheden te stichten, bijvoorbeeld voor leden in zorgcentra, behandelingsklinieken of gevangenissen.

Leidinggevenden die in dergelijke units geroepen worden, wonen doorgaans binnen de ring die voor de unit verantwoordelijk is.

Zie 36.3 voor informatie over gemeenten in een zendingsgebied voor jonge alleenstaanden of alleenstaanden; leden die de plaatselijke moedertaal niet spreken; leden in zorgcentra, behandelingsklinieken of gevangenissen; of leden in de krijgsmacht.

Zie 36.4.2 voor naamgevingsrichtlijnen voor wijken en gemeenten.

Afbeelding
vrouwen glimlachen

37.7

Groepen in een ring, zendingsgebied of gebied

Groepen bestaan uit een klein aantal leden die met toestemming en onder toezicht van een bisschop, gemeentepresident of zendingspresident bijeenkomen. De ring- of zendingspresident kan de vorming van een groep in de volgende omstandigheden aanbevelen:

  • De reisafstand naar een wijk of gemeente is voor de potentiële leden van de groep bezwaarlijk.

  • Een klein aantal leden spreekt een andere taal dan de rest in de wijk of gemeente.

  • Leden in de krijgsmacht zijn het meeste bij een groep gebaat (zie 38.9.4).

De ring- of zendingspresident legt de vorming van een groep als verzoek aan het gebiedspresidium voor. Alleen het gebiedspresidium kan het verzoek goedkeuren.

Een groep moet uit minimaal twee leden bestaan. Ten minste één van hen is een waardige priester in het Aäronisch priesterschap of een waardige Melchizedeks-priesterschapsdrager.

In een ring delegeert de ringpresident de vorming van en het toezicht op de groep aan een bisschop of gemeentepresident. In een zendingsgebied wijst de zendingspresident de vorming en het toezicht aan een gemeentepresident toe.

Een groep kan over het algemeen worden gevormd voor leden die in één of meer units binnen een ring of district wonen. Het lidmaatschap in een groep blijft beperkt tot leden die binnen de grenzen van de deelnemende unit of units wonen. Een groep strekt zich niet over meerdere ringen of districten uit.

De ringpresident, zendingspresident, bisschop of gemeentepresident roept een groepsleider en stelt hem aan. De groepsleider houdt en leidt groepsbijeenkomsten, inclusief de bediening van het avondmaal.

Een groepsleider bezit geen priesterschapssleutels en is niet bevoegd om:

  • Tiende en offergaven in ontvangst te nemen.

  • Leden met een ernstige zonde te begeleiden.

  • Informele of formele lidmaatschapsrestricties op te leggen.

  • Andere taken uit te voeren waarvoor priesterschapssleutels vereist zijn.

Doorgaans gebruiken groepen het programma voor de kleine unit (zie 36.6).

De lidmaatschapskaarten van de leden in de groep worden bewaard in de wijk of gemeente waaronder de groep valt.

De hoofdzetel van de kerk wijst geen unitnummer aan een groep toe.

De ring- of zendingspresident kan voorstellen dat een groep die daarvoor in aanmerking komt een gemeente wordt.

37.8

Kerkunits op militaire bases

Zie 38.9.4 voor instructies over de stichting van wijken, gemeenten en groepen voor militairen die op militaire bases bijeenkomen.